Vragen - jrg. 77-03

ds. Theo Niemeijer • 77 - 2001/02 • Uitgave: 3
Geeft de Bijbel informatie over de vraag of gelovigen, die reeds ontslapen zijn, vanuit het paradijs ons hier op aarde nog kunnen zien? (G.O. te L.)

Antwoord:
Wanneer gelovigen ontslapen en al het aardse achter zich laten dan hebben zij ook niets meer wat hen op deze aarde bindt. Paulus schrijft dat het “verre weg het beste is" om in het paradijs bij Christus te zijn. Het gemis na het overlijden is alleen vanaf deze kant, bij de Here in het paradijs is absoluut geen gemis. We hebben vaak het idee dat familiebanden ook in de hemelse heerlijkheid voortgezet worden.

Ook daar zullen we man en vrouw, moeder en dochter, vader en zoon zijn… zo denkt men vaak. De Here Jezus leert ons in Mattheus 22:30 dat deze huwelijks-, gezins- en familieverbanden in de hemel niet voort- . gezet worden. De relaties die we in - de hemelse heerlijkheid hebben zijn veel dieper en intenser dan de mooiste relaties, die we ooit hier op aarde gehad hebben. Paulus laat ons in 2 Corinthiërs 12:4 weten, dat: de dingen, die in het paradijs zijn voor ons niet te vatten zijn, het zijn onuitsprekelijke dingen.

Met groot verlangen mogen we naar het. moment uitkijken om het aardse achter ons te laten en onze Heer en Heiland te ontmoeten, niet om in de heerlijkheid ons huwelijks- of gezinsleven voort te zetten, maar om nog veel diepere relaties te hebben met al de heiligen en bovenal met Christus.


Zijn de Oudtestamentische wetten ook nog voor ons van toepassing? (G. v. M. te E.)

Antwoord:
We moeten hierbij onderscheid maken tussen de ceremoniële wetgeving en de wetgeving van de Tien Geboden. De ceremoniële wetgeving heeft te maken met alle heiligingswetten, die de Here God het volk Israël gegeven heeft. We denken hierbij o.a. aan allerlei reinigingswetten, spijswetten, offerdiensten, geboden rondom gezette feesttijden en dergelijke. In Exodus en Leviticus kunnen we over deze wetten van alles lezen. Deze wetten zijn niet van toepassing op de gemeente omdat ze speciaal voor Israël gegeven zijn. Toen de eerste gelovigen uit de heidenen zich bij de gemeente aansloten dachten de Joodse gelovigen dat ook de christenen uit de heidenen zich aan deze Joodse inzettingen moesten onderwerpen. In Handelingen 15 wordt deze problematiek met de apostelen besproken waarbij ze tot de slotconclusie kwamen: 'Daarom ben ik (Jacobus) van oordeel, dat men hen, die zich uit de heiden tot God bekeren, niet verder lastig .moet vallen (met deze ceremonie wetgeving), maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgod bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed." (vs. 19-20) Hiermee maakt de (overwegend - Joodse) gemeente te Jeruzalem de keuze om gelovigen uit de heidenen niet onder de Joodse wetgeving te plaatsen, met uitzondering van de genoemde punten.

Bij de wetgeving van de Tien Geboden ligt het anders. Deze wet werd gegeven om de wereld te laten zien, hoe heilig en volmaakt God is en wij behoren te zijn. Het is de spiegel die ons voorgehouden wordt met de vraag: 'Bent u dat, wat u behoort te zijn?'' De Here God zei: "Weest heilig, want Ik ben heilig", met andere woorden: "We moeten worden als Hij". Om nu te laten zien, wie en hoe de Here God is, heeft Hij de Tien A Geboden gegeven. Gods Woord laat ons duidelijk zien, dan geen enkel mens het niveau van de wet kan halen. Alle mensen schieten hierin hopeloos te kort (Romeinen 3:19). Vanuit deze hopeloze tekortkomingen worden we nu naar de Here Jezus gedreven die voor ons de wet vervuld heeft en de eis van de wet voor hen, die geloven volbracht heeft. In Christus wordt de wet niet aan de kant geschoven, maar juist vervuld. De wet komt dan pas echt tot zijn recht.. nog veel meer dan bij de wetgeleerden, die op een schijnheilige manier, voor het oog, de wet probeerden te vervullen.

Daarom schrijft Paulus, dat in Christus de wet niet verworpen, maar veelmeer opgericht en bevestigd wordt, dus echt tot zijn recht komt (zie Romeinen 3:31). Zo lezen we, dat de wet geen tuchtmeester meer is en dat we niet meer onder deze Tien Geboden gebukt behoeven te leven, maar dat we in Christus tot vrijheid geroepen zijn omdat Hij het einde van de wet is geworden. Dit leidt niet tot een wetteloos, zondig leven maar tot een leven onder de heerschappij van Christus, die in ons hart Gods wil en wet vervult.


In een blad (Life Line) las ik: "Nergens in de Bijbel, in tegenstelling tot wat velen geloven, staat dat Jezus geen macht heeft om mensen, na het einde van hun lijfelijke bestaan te confronteren en te redden… voor Hem is geen moeite teveel om er voor te zorgen dat uiteindelijk alle mensen een plaats kunnen vinden aan de tafel van de Vader". Hoe denkt men daarover bij Het Zoeklicht? (M. v. B. te V.)

Antwoord:
In Lucas 16:19-31 lezen we de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus, waarin we kunnen lezen dat er na het sterven geen verandering meer mogelijk is. De tijd van genade is dan voorbij waarna het onmogelijk is om de dingen die op aarde gebeurd zijn nog terug te draaien. Tussen de ongelovige rijke man en de arme Lazarus was na het sterven een onoverkomelijke kloof (vs. 26) ontstaan, die nooit meer overbrugd kon worden. In Gods Woord lezen we, dat het de mens gezet is eenmaal te sterven en daarna het oordeel! Nergens wordt in de Bijbel gesproken over een tweede kans na het sterven. Nergens wordt in de Bijbel geleerd, dat uiteindelijk alle mensen zalig zullen worden. Het is een vreselijke minachting van het offer van Christus door te geloven dat mensen buiten de aanname van dit plaatsvervangend sterven van de Here Jezus, toch nog uiteindelijk behouden kunnen worden. Heel duidelijk kunnen we in Openbaring 20:10 en 15 lezen over de poel des vuurs waarin alle ongelovigen tot in alle eeuwigheden zullen verblijven. Hier komt geen einde meer aan, net zo als er geen einde meer komt aan het eeuwige leven bij de Here God in de hemel. Als het ene oneindig is dan zal het ander ook oneindig zijn… begrippen, waar wij met ons verstand niet bij kunnen maar in het geloof kunnen aanvaarden.

Het is satan, de tegenstander en verleider, die mensen wil latengeloven dat er na het sterven nog een tweede kans is en dat uiteindelijk alle mensen zalig worden! Laat u zich alstublieft niet verleiden de beslissing voor de eeuwigheid uit te stellen tot een later tijdstip, want dan kan het voor altijd te laat zijn. De Bijbel leert ons: "Heden, indien gij zijn stem hoort, verhardt uw hart niet".


U heeft nog niet zo lang geleden een vraag beantwoord over tatoeëring en u haalde daarbij een vers uit Leviticus 19:28 aan. Nu is mijn vraag of we wel gaatjes in de oren mogen laten prikken voor oorhangers? Wat zegt de Bijbel daar over? (N. E. te W.)

Antwoord:
We kunnen hier niet zomaar ja of nee op antwoorden. In de Bijbel lezen we over vrouwen die oorringen droegen waarover we geen veroordelende woorden in de Bijbel vinden. Om deze oorringen te kunnen dragen zullen de vrouwen ook gaatjes in de oren gehad hebben. Toch moeten we bij dit alles bedenken, dat we niet zomaar alles met ons lichaam kunnen doen. Ons lichaam behoort de Here Jezus toe want Hij heeft ons gekocht en betaald met zijn bloed: "Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam" (1 Corinthiërs 6:19-20).

Wanneer iemand een oorringetje draagt dan kan dat als een sieraad voor het lichaam fungeren. Wanneer het echter gaat om piercings in de navel, wangen, wenkbrauwen, grote aantallen in de oren en zelfs in de tong, dan lijkt het me, dat hiermee het lichaam verminkt wordt en men er geen rekening mee houdt dat het een
lichaam is, dat aan Christus toebehoort. We hebben dan te maken met praktijken die vanuit de voodoo-cultus, maar ook vanuit het Boeddhisme naar ons toekomen. Laat je in dit geval niet meeslepen door de gekte die om je heen heerst, maar door de normen en waarden van Gods Woord en de leiding van de Heilige Geest, die ons laat zien, dat we niet zomaar alles met ons lichaam mogen doen!

ds. Theo Niemeijer