Vragen - jrg. 77-02

ds. Theo Niemeijer • 77 - 2001/02 • Uitgave: 2
In Galaten 3:29 staat: "Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham en naar de belofte erfgenamen". Vanuit de Bijbel weten we, dat Israël het verbondsvolk van God is, voortgekomen uit het zaad van Abraham. De Gemeente is een nieuw volk, op de Pinksterdag geboren en is niet in de plaats van Israël gekomen maar haar plaats is naast Israël. Nu staat hier toch in bovengenoemd vers, dat de Gemeente "zaad van Abraham is en naar de belofte erfgenaam". Hoe moet ik dit zien? (R. de B. te W.)

Antwoord:
In Galaten 3:16 lezen we dat "aan Abraham beloften gedaan zijn en aan zijn Zaad”. Met dit Zaad wordt Christus bedoeld, zo schrijft Paulus verderop. In Christus worden uiteindelijk alle beloften, gedaan aan Abraham, vervuld. Omdat Christus de uiteindelijke vervulling van Gods belofte aan Abraham is en wij van Christus zijn, hebben wij ook deel gekregen aan deze hemelse belofte, die God Abraham gedaan heeft. We lezen echter in Romeinen 4:11-12 dat Abraham een vader van alle onbesneden gelovigen (gelovigen uit de heidenen) en van de besnedenen (Joden), die in het voetspoor van het geloof van Abraham treden, geworden is. We lezen namelijk dat Abraham reeds in onbesneden toestand door het geloof gerechtvaardigd werd, waardoor hij een "vader in het geloof" voor alle onbesnedenen en tegelijkertijd de vader van zijn gelovig aards nageslacht werd. Zo lezen we dan ook dat Abraham voor ons allen (die geloven) een vader is en tot een "vader van vele volken gesteld is" (Romeinen 4:16-17).

Abraham is de eerste mens van wie we lezen, dat hij door het geloof gerechtvaardigd was. (Genesis 15:6) Door dit geloof werd hij een voorbeeld, vader, voor alle mensen die na hem zouden geloven. We zien dan ook, dat nationaliteit niet meer uit maakt. Paulus zegt in Galaten 3:28 "Hierbij is geen sprake van Jood of Griek… gij allen zijt immers één in Christus”. Dus in geestelijke zin is Abraham inderdaad onze vader geworden en zijn, in de gemeente van Christus, de Joden (besnedenen) en heidenen (onbesnedenen) in één lichaam samen met hetzelfde Hoofd verbonden: Christus.

Abraham is echter ook nog de vader van een aards volk. Zo wordt zijn nageslacht vergeleken met de sterren des hemels en met het zand aan de oever der zee (zie Genesis 22:17). We hebben hier een aanwijzing voor het hemelse volk maar ook voor het aardse volk waarvan Abraham de vader geworden is. De Bijbel is er heel duidelijk over dat het hemelse volk (alle gelovigen waarvan Abraham de vader is) niet in de plaats, of de voortzetting i. van het aardse volk Israël, waar Abraham de aardse vader van is.

Aan het hemelse volk zijn hemelse beloften gedaan, aan het aardse volk zijn aardse beloften gedaan. Zo vinden we in de Bijbel vele aardse beloften, die reeds nu al voor het aardse volk in onze tijd hier op aarde in vervulling gaan. We denken hierbij aan de terugkeer van vele Joden naar hun thuisland, het herstel van de verwoeste steden, en het in cultuur brengen van het verwoeste land. We lezen in Gods Woord, dat Hij Jeruzalem nog zal verkiezen als de stad van de Grote Koning om zijn vrederijk op aarde te vestigen. We lezen dat vanuit Sion het onderricht uit de wet wereldwijd door het Joodse volk gegeven zal worden en overal zullen proclameren dat de Zoon van David op de troon in Jeruzalem zit. Zo zijn er vele aardse beloften die voor het aardse nageslacht van Abraham gelden die onmogelijk in het hemelse volk vervuld zijn. Uiteindelijk zal het aardse nageslacht van Abraham ook tot het geloof komen en na het duizendjarig vrederijk in het hemelse opgenomen worden.


Ik vroeg onze predikant, waarom hij nooit voor Israël voorbede deed. Hij antwoordde mij, dat er wel belangrijker dingen waren om voor te bidden. Ik was erg verdrietig om zijn antwoord. Hoe vindt u deze opmerking? (G. O. te E.)

Antwoord:
In Psalm 122:6 kunnen we lezen: “Bidt Jeruzalem vrede toe; mogen wie u liefhebben, rust genieten; vrede zij binnen uw muur, rust in uw burchten". Vanuit Gods Woord krijgen we hier duidelijk de opdracht om voor Jeruzalem te bidden. Zodra het in Jeruzalem vrede is, wordt het overal op aarde vrede. Satan weet dit maar al te goed en probeert de vrede uit Jeruzalem weg te houden. We weten dat er pas vrede in Jeruzalem zal zijn op het moment, dat de Here Jezus in deze stad op de troon van David zal regeren. De Here Jezus kwam met vrede naar Jeruzalem maar werd door zijn volk verworpen. We lezen hierover: "En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, en zeide: "Och of gij ook deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen" (Lucas 19:42). Het woord "thans" geldt ook nog voor vandaag. De komst van de Messias is voor vele ogen nog verborgen maar er komt een tijd waarop het "thans" vervangen zal worden in een toekomstig "dan", waarop hun ogen geopend zullen worden en de Joden hun Messias zullen zien. Dan zal het vrede in Jeruzalem worden. Bidden om de vrede in Jeruzalem is eigenlijk bidden om de wederkomst van de Here Jezus. Met dit gebed eindigt de Bijbel, zouden wij dit gebed en dit verlangen naar zijn komst niet over moeten nemen? Inderdaad, er is eigenlijk niets belangrijker dan te bidden voor de vrede binnen Jeruzalem… het is een verlangen naar zijn komst!

Hoe het precies met Israël zal gaan in de nabije toekomst weten we niet precies. Wel weten we, dat het om Jeruzalem gaat spannen en dat satan alles op alles zal zetten om te voorkomen dat de vrede in Jeruzalem gevestigd zal worden. De strijd om Jeruzalem is dan ook niet in de eerste plaats een politieke maar veelmeer een geestelijke strijd. Satan weet maar al te goed dat in Jeruzalem de Here God met zijn verlossingswerk begonnen is en dat Hij dit werk in Jeruzalem ook zal voltooien. In Jeruzalem werd de straf voor de zonde der wereld gedragen, de dood overwonnen, de heilige Geest uitgestort, de Gemeente geboren, voor het eerst het Evangelie verkondigd…, maar het is nog niet klaar: zijn wederkomst met de oprichting van zijn koninkrijk zal ook plaats vinden in Jeruzalem. Hij die in Jeruzalem met de uitwerking van zijn heilsplan begonnen is, zal dit heilsplan ook in Jeruzalem voltooien.


Kunt u mij vertellen waar de naam "Kerstfeest" vandaan komt en hoe dit feest ontstaan is? (H. v. I. te Y)

Antwoord:
Het woord Kerst is de Germaanse vorm van het Griekse woord Christus. Kerstfeest betekent dus letterlijk Christusfeest. Kerstmis is afgeleid van de mis ter gelegenheid van Christus' geboorte. De jong-christelijke kerk kende geen kerstfeest, zoals ook in de apostolische brieven weinig of geen aandacht wordt geschonken aan de geboorte van Christus. Pas in 335 n. Chr. vond het eerste kerstmis in Rome plaats, en wel op 25 december. Deze datum en dag is door de R.K. kerk en de protestantse kerken thans algemeen aanvaard. De Orthodoxe kerken vieren het kerstfeest op 9 januari en de Armeense kerk op 19 januari. Er is geen enkele reden aan te voeren, dat de Here Jezus in de maand december werd geboren. De keuze voor de maand houdt waarschijnlijk verband met de zonnewende, de geboorte van het licht op 21/22 december. In Israël wordt op 25 december het Vernieuwingsfeest (Chanoekafeest) gevierd. Dit feest wordt in Johannes 10:22 vermeld en wordt gevierd om te herinneren aan de reiniging van de tempel door Judas de Makkabeeër, nadat deze door Antiochus Epifanus ontwijd was. Tijdens het Chanoekafeest worden de huizen sfeervol verlicht met de zogenaamde Chanoekalampen.

Het Chanoekafeest is geworden tot een feest van het licht.

Hoewel de datum van de geboorte van Christus ons niet bekend is en het kerstfeest waarschijnlijk in een geheel ander jaargetijde door ons gevierd wordt is het belangrijk om de geboorte van Christus te gedenken. Het gaat er dan niet zozeer om wanneer, maar dát we bij dit grote wonder in stille aanbidding stil mogen staan. De Here Jezus antwoordde de Samaritaanse vrouw op de vraag, waar nu eigenlijk aanbeden zou moeten worden, op de berg Gerizzim in Samaria of in Jeruzalem, met de woorden: "Noch op deze berg, noch te Jeruzalem… de Vader zoekt waarachtige aanbidders", waarmee de Here Jezus aangeeft dat het niet zozeer om de plaats en de tijdsbepaling gaat maar om de gesteldheid van ons hart.

ds. Theo Niemeijer