Vragen - jrg. 76-25

ds. Theo Niemeijer • 76 - 2000/01 • Uitgave: 25
In Ezechiël 38 en 39 lees ik over de oorlog van Gog en Magog. Gaat het hier om een strijd, voorafgaande aan het vrederijk of gaat het hier om de laatste volkerenopstand, na het vrederijk? (M. O. te Z.)

Antwoord:
De uitdrukking Gog en Magog komen we ook in Openbaring 20:8 tegen, waar we kunnen lezen over de volkeren uit de vier hoeken der aarde, die tegen de geliefde stad (Jeruzalem) optrekken. Het gaat hier om een gebeurtenis, die na het Vrederijk plaats zal vinden. De duivel wordt na het Vrederijk losgelaten om deze volkeren te verleiden, zodat ze tegen Jeruzalem optrekken. Zodra dit gebeurt, zal de Here Jezus met hen afrekenen en hen, samen met de duivel in de poel des vuurs werpen, waarna deze eerste aarde en hemel zullen vergaan en er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn.

Er is al veel geschreven over de betekenis van Gog en Magog. Veelal wordt gedacht aan Rusland, omdat Ezechiël het over een volk uit het Noorden heeft. We kunnen dit niet met zekerheid vaststellen. Gog is waarschijnlijk de titel of naam (zoals Farao) van de vorst uit Magog. De naam Magog zouden we kunnen vertalen met "Plaats van Gog". In Openbaring 20 worden Gog en Magog gelijk gesteld met de koningen van de vier hoeken der aarde en vindt deze opstand plaats na het Vrederijk, terwijl we de opstand van Gog en Magog, beschreven in Ezechiël 38 en 39, vóór het vrederijk moeten plaatsen en met name waar over de koningen uit het Noorden gesproken wordt.

Bij Gog en Magog moeten we niet aan één speciaal land of koning denken maar aan volkeren in de algemene zin, die in opstand tegen God komen. De opstand, beschreven in Ezechiël, moet wel vóór het Vrederijk plaatsvinden, omdat aansluitend gesproken wordt over de nieuwe tempel tijdens het Vrederijk. Na deze opstand zal Israël nog zeven maanden nodig hebben om alle lijken te begraven en zo het land te reinigen. Dit kan onmogelijk plaatsvinden na het Vrederijk, want dan zal er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn. Ezechiël 38 en 39 vallen dus samen met de strijd bij Harmagedon (Openbaring 16:16). We hebben dus een volkerenopstand vóór het vrederijk en erna en ze worden allebei aangeduid met Gog en Magog.


In 1 Kronieken 13:10 lezen we dat Uzza stierf omdat hij zijn hand naar de ark uitstrekte om deze tegen het vallen te behoeden. Waarom gebeurde dit? (1. G. te L.)

Antwoord:
Hier krijgen we te maken met de geschiedenis waarin David de verbondsark naar Jeruzalem over liet brengen. Vanuit de woestijntocht die het volk Israël na veertig jaar volbracht weten we, dat de ark niet op een wagen vervoerd mocht worden maar aan draagstokken gedragen moest worden. Later, toen David de ark Jeruzalem binnenbracht zien we dan ook, dat de priesters de ark met draagstokken droegen. De reden van het sterven van Uzza was dus het onzorgvuldig omgaan met de ark. Men had zich niet aan de door God gegeven voorschriften houden!


In 2 Samuël 8:18, 15:18, 1 Koningen 1:38 lees ik over de Kréthi en de Pléthi. Wat moet ik me daar van voorstellen? (J. G. te L. Canada)

Antwoord:
In een andere vertaling vinden we hier de uitdrukkingen: "Keretieten en Peletieten", waarmee Kretenzen en Filistijnen bedoeld worden. Uit de parallelteksten kunnen ave dan de conclusie trekken, dat David buitenlandse lijfwachten had, hetgeen in die tijd niet ongebruikelijk was.


In de Catechismus wordt een zogenaamde "tweede opstanding' verworpen. Er is maar één opstanding en één wederkomst van de Here Jezus. Toch wordt er in de Bijbel over een eerste opstanding gesproken… kunt u mij het één en ander uitleggen? (C. W. te B.)

Antwoord:
In Openbaring 20:1-6 lezen we over het vrederijk, dat bij de komst van de Here Jezus op aarde aan zal breken. Dit vrederijk is er nu nog niet, hoewel vele theologen dit menen, maar zal pas bij de komst van Christus aanbreken. De Bijbel is daar heel duidelijk over. Het vrede-rijk is Gods koninkrijk dat op aarde aan zal breken. In Exodus 19:6 lezen we, dat de Here God Israël geroepen heeft om zijn koninkrijk hier op aarde te zijn. Hiermee zien we, dat Israël Gods koninkrijk op aarde vertegenwoordigde. Helaas heeft Israël al heel vroeg de Here God als koning verworpen toen ze zelf naar een koning vroegen, net als de omringende landen. Leest u hier maar over in 1 Samuël 8:1-9 "Niet u (Samuël) hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn". Later heeft Israël nog een keer de "Koning der Joden verworpen en gekruisigd-. Daarmee heeft de Here God dit koningschap voor Israël uitgesteld tot op een bepaalde tijd. Na zijn opstanding heeft de Here Jezus zijn apostelen 40 dagen, "over alles wat met Gods koninkrijk te maken heeft", onderwezen. De slotvraag, die zijn apostelen Hem stelden was deze: "Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?" Het koninkrijk van God op aarde heeft alles te maken met het koningschap voor Israël. Wanneer het koningschap voor Israël hersteld is, en dat gebeurt bij de komst van de Grote Koning Jezus, dan zal ook het koninkrijk Gods hier op aarde aanwezig zijn.

De gelovigen zijn echter geroepen om met Hem deze duizend jaar van het vrederijk te regeren. Hiertoe zullen de gelovigen opstaan, maar ieder in zijn eigen rangorde (1 Corinthiërs 15:23). De "Eerste Opstanding” vindt in drie fasen plaats, te weten: Christus als Eersteling, daarna de Gemeente bij de opname en tenslotte de martelaren uit de Grote Verdrukking.

In Openbaring 20 kunnen we nu dus lezen over de laatste fase van deze eerste opstanding, waarbij de laatsten aan deze opstanding deel zullen hebben: de martelaren uit de grote verdrukking. Er staat heel duidelijk dat “Zij" weer levend werden, dus niet de Here Jezus, óok niet de gemeente, maar de martelaren. Direct na deze derde en tevens laatste fase van de eerste opstanding kunnen we lezen: "De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren (Vrederijk) voleindigd waren… Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding; over hen heeft de tweede dood geen macht… maar zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren".

Dit is niet een hemelse opstanding, zoals de catechismus deze opstanding verklaart, maar een opstanding van de martelaren uit de grote verdrukking om met Christus duizend jaar op aarde te regeren. De overige doden zijn de ongelovigen aller tijden. Zij zullen eerst opstaan bij het laatste oordeel, beschreven in Openbaring 20:11-15, waar we kunnen lezen over de zee en het dodenrijk die de doden vrijgeven om voor de witte troon te verschijnen alwaar zij op grond van hetgeen in de boeken geschreven staat veroordeeld zullen worden.

Samenvattend kunnen we zeggen dat de twee opstandingen als volgt beschreven worden:

• De opstanding "van uit de dood" en de opstanding "van de doden". De opstanding van uit (letterlijk van tussenuit... zie Handelingen 4:2) de doden geldt voor de gelovigen, die opstaan, waarbij de ongelovigen in de dood achterblijven. De opstanding van de doden geldt de ongelovigen die als doden voor de witte troon verschijnen. De gelovigen worden in die zin nooit als ''doden" omschreven omdat christenen na het sterven niet dood zijn maar levend bij hun Heer en Heiland… "Wie in Mij gelooft zal leven, ook als is hij gestorven" (Johannes 11:25).

• De opstanding ten leven… en de opstanding ten oordeel (Johannes 5:29). De ene opstanding leidt tot het leven bij de Here Jezus, terwijl de andere opstanding de doden voor de witte oordeelstroon vergadert om voor eeuwig veroordeeld te worden.

• De eerste opstanding en de laatste opstanding, de eerste gefaseerd in drieën: Christus als Eersteling, daarna de gemeente bij de opname van de gemeente en tenslotte de martelaren uit de grote verdrukking om uiteindelijk met de gemeente en met Christus tijdens het Vrederijk als koningen te heersen. De laatste opstanding, waarbij we kunnen lezen dat de doden, de groten en de kleinen (niet kinderen en volwassenen maar machthebbers en eenvoudigen) voor de grote witte oordeelstroon moeten verschijnen. Hun naam wordt niet in het boek des levens gevonden en op grond daarvan worden ze in de poel des vuurs geworpen, vreselijk!

Weet u zeker, dat uw naam in het boek des levens geschreven staat? In Filippenzen 4:3 lezen we over gelovigen die dit zeker wisten! (4:3). Dat mogen we ook nu al zeker weten wanneer we de Here Jezus als onze persoonlijke Verlosser aanvaard hebben. Hij is dan niet onze rechter maar onze verlosser.

ds. Theo Niemeijer