Vragen - jrg. 76 - 2000/01
Enige tijd geleden verscheen in Het Zoeklicht een artikel over het “Geheim van de verharding van Israël.” Een verharding, die in Jesaja 6:8-13 beschreven wordt. Na het lezen van het artikel bleef ik met een vraag zitten: Als de Joden niet in staat waren, de Messias te herkennen omdat er een bedekking op hen lag, kun je het hen dan wel aanrekenen, dat ze Hem verworpen hebben? Wat gebeurt er bij het sterven met Joden, die een bedekking hebben en in de Here Jezus niet (kunnen) geloven… gaan ze op deze manier buiten hun eigen wil om verloren? (A. B. te W.)
Antwoord:
In het aangehaalde gedeelte uit Jesaja 6 staat: 'Toen zeide Hij: Ga, zeg tot dit volk: Hoort aldoor - maar verstaat niet, en ziet aldoor - maar merkt niet op. Maak het hart van dit volk vet, maak zijn oren doof en doe zijn ogen dicht kleven, opdat het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en opdat zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en geneze worde".
Dit verhardingsproces staat niet op zichzelf, maar heeft een lange inleiding. Ook tijdens de woestijntocht van Egypte naar Kanaan lezen we al van een verharding van het volk. (Hebreeën 3:7-19) Omdat de Israëlieten zichzelf keer op keer voor Gods stem verhardden, werden ze op een gegeven moment ook verhard! Deze verharding is echter een gedeeltelijke verharding. Te allen tijde heeft de Here een overblijfsel overgehouden, dat wel naar de stem van God luisterde en Hem wel wilde dienen. We zien dit onder andere in 1 Koningen 19:18 waar de Here het over een overblijfsel van 7000 Israëliërs heeft, die hun knieën voor de Bacil niet gebogen hebben. Ook bij de verwerping van de Messias was er een overblijfsel, dat wel in de Messias geloofde, maar wiens stem bijna niet gehoord werd. Het overblijfsel vinden we ook terug bij de uitstorting van de Heilige Geest, waar 3000 Joden met de Heilige Geest vervuld werden en tot wedergeboorte kwamen. In Romeinen 11:5 spreekt Paulus ook over het overblijfsel van de tegenwoordige tijd. Dit betekent dat er ook vandaag een gelovig overblijfsel onder het volk Israël aanwezig is. Er zijn momenteel vele Messias - belijdende Joden, die samen het gelovig overblijfsel in onze tijd vormen.
Wanneer het echter over het geheimenis der gedeeltelijke verharding gaat, dan spreekt de Bijbel niet in de eerste plaats over de individuele Jood, maar over het volk Israël in zijn geheel. Het gaat hier om Gods handelen met zijn volk: de verwerping van de Messias als volk en de uiteindelijke bekering van Israël in zijn geheel. Individuele Joden kunnen op dezelfde manier tot het geloof in de Here Jezus komen als individuele heidenen. Voor de één is dit niet moeilijker dan voor de ander. Eén keer heef' de Here Jezus het hierbij over een "moeilijkheidsgraad" gehad, maar dit had met rijkdom te maken (de rijke jongeling... en een kameel door het oog van de naald), maar dit had niet met Jood of heiden te maken! In 2 Cor. 3 lezen we over een bedekking, die over de wet ligt, wanneer deze voorgelezen wordt. Deze bedekking, die door verharding veroorzaakt werd (vs. 14) verdwijnt echter in Christus, vandaar dat we in vs. 16 kunnen lezen: "Telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen".
We lezen in Genesis 2:25, dat Adam en Eva naakt waren en zich voor elkaar niet schaamden. Na de zondeval schaamden ze zich voor elkaar en hechtten schorten van vijgenbladeren om hun naaktheid te bedekken. Waardoor vindt nu deze verandering plaats? (P. v. D. te P.)
Antwoord:
Het schaamtegevoel kwam bij het samenzijn van de eerste mensen in de Hof van Eden niet voor. Schaamtegevoel is een reactie op het blootgesteld worden. Voor mensen, die God volkomen gehoorzaam zijn is deze blootstelling geen enkel probleem… men heeft geen probleem met de tweespalt die de zonde in het hart van de mens bewerkt heeft, waarmee de mens hopeloos in tweeën verdeeld werd… de uiterlijke mens, die de innerlijke mens zoveel mogelijk moet camoufleren. Zodra de innerlijke mens, door de uiterlijke mens verhuld moet worden, treedt het schaamtegevoel op, maar zolang deze tweespalt er niet is en volkomen gehoorzaam aan God is, dan behoeft de innerlijk mens geen verhulling en is er ook geen sprake van schaamte. Door de zondeval is de eenheid van de mens in tweeën uitééngevallen. De innerlijke mens werd door de uiterlijke mens omhuld en verborgen.
Ze verborgen zich voor elkaar omdat ze niet meer durfden te zijn, wie ze waren. De waarheid werd door de zondeval in leugen veranderd, waardoor de eerste mens niet meer eerlijk tegenover elkaar konden staan. Ze hadden ineens allerlei dingen voor elkaar te verbergen. Al gauw hadden ze de eerste echtelijke ruzie, waarin ze elkaar de schuld van hun overtreding gaven. Kort daarna viel hun hele gezin uit elkaar en bleef er weinig van het mooie begin over! Dat doet de zonde in de mens. Het leven zonder schaamtegevoel is een leven, onder de gehoorzaamheid van God, waarin je voor elkaar niets te verbergen hebt… een leven
met schaamtegevoel is een verborgen leven, dat je voor de ander wilt verstoppen!
1 Hoe moeten we de Here God noemen? Het Wachttorengenootschap zegt dat we God Jehova moeten noemen.
2 Mogen we onszelf verdedigen als er oorlog komt, en als het moet, ook vijanden doden?
(R. d. H. te 'sG)
Antwoord:
1. In het Oude Testament vinden we wel driehonderd verschillende namen voor God. De Naam van God is voor ons eigenlijk niet uit te spreken. We mogen zijn naam echter niet ijdel gebruiken, daarom moeten we met grote eerbied zijn naam noemen. Van oudsher zijn we gewend om de naam "HEERE GOD' te gebruiken, een naam die de heiligheid en de eer van God onderstreept en door de apostelen in de prediking en het schrijven van het Evangelie veelvuldig gebruikt werd. Er is niets op tegen om deze naam (met drie of twee E's) te gebruiken.
2. In Genesis 9:6 staat: 'Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt. De verantwoordelijkheid om te straffen heeft de Here God op de schouders van mensen, met name, de overheid gelegd. We lezen in de Bijbel dat de overheid in dienst van God staat… (Rom. 13) een instelling Gods is zij. Hoewel zij niet altijd naar de wil van God handelt, blijft zij Gods instelling en draagt de verantwoordelijkheid die haar van hoger hand opgelegd is. Een land zal zich zeker mogen verdedigen, ook al bestaat dit uit het doden van de vijand, die Gods verbod om menselijk bloed te vergieten, overtreden heeft. Er valt natuurlijk nog veel meer over dit onderwerp te schrijven, maar binnen het kader van de Vragenrubriek ontbreekt hiervoor de ruimte.
ds. Theo Niemeijer
Antwoord:
In het aangehaalde gedeelte uit Jesaja 6 staat: 'Toen zeide Hij: Ga, zeg tot dit volk: Hoort aldoor - maar verstaat niet, en ziet aldoor - maar merkt niet op. Maak het hart van dit volk vet, maak zijn oren doof en doe zijn ogen dicht kleven, opdat het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en opdat zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en geneze worde".
Dit verhardingsproces staat niet op zichzelf, maar heeft een lange inleiding. Ook tijdens de woestijntocht van Egypte naar Kanaan lezen we al van een verharding van het volk. (Hebreeën 3:7-19) Omdat de Israëlieten zichzelf keer op keer voor Gods stem verhardden, werden ze op een gegeven moment ook verhard! Deze verharding is echter een gedeeltelijke verharding. Te allen tijde heeft de Here een overblijfsel overgehouden, dat wel naar de stem van God luisterde en Hem wel wilde dienen. We zien dit onder andere in 1 Koningen 19:18 waar de Here het over een overblijfsel van 7000 Israëliërs heeft, die hun knieën voor de Bacil niet gebogen hebben. Ook bij de verwerping van de Messias was er een overblijfsel, dat wel in de Messias geloofde, maar wiens stem bijna niet gehoord werd. Het overblijfsel vinden we ook terug bij de uitstorting van de Heilige Geest, waar 3000 Joden met de Heilige Geest vervuld werden en tot wedergeboorte kwamen. In Romeinen 11:5 spreekt Paulus ook over het overblijfsel van de tegenwoordige tijd. Dit betekent dat er ook vandaag een gelovig overblijfsel onder het volk Israël aanwezig is. Er zijn momenteel vele Messias - belijdende Joden, die samen het gelovig overblijfsel in onze tijd vormen.
Wanneer het echter over het geheimenis der gedeeltelijke verharding gaat, dan spreekt de Bijbel niet in de eerste plaats over de individuele Jood, maar over het volk Israël in zijn geheel. Het gaat hier om Gods handelen met zijn volk: de verwerping van de Messias als volk en de uiteindelijke bekering van Israël in zijn geheel. Individuele Joden kunnen op dezelfde manier tot het geloof in de Here Jezus komen als individuele heidenen. Voor de één is dit niet moeilijker dan voor de ander. Eén keer heef' de Here Jezus het hierbij over een "moeilijkheidsgraad" gehad, maar dit had met rijkdom te maken (de rijke jongeling... en een kameel door het oog van de naald), maar dit had niet met Jood of heiden te maken! In 2 Cor. 3 lezen we over een bedekking, die over de wet ligt, wanneer deze voorgelezen wordt. Deze bedekking, die door verharding veroorzaakt werd (vs. 14) verdwijnt echter in Christus, vandaar dat we in vs. 16 kunnen lezen: "Telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen".
We lezen in Genesis 2:25, dat Adam en Eva naakt waren en zich voor elkaar niet schaamden. Na de zondeval schaamden ze zich voor elkaar en hechtten schorten van vijgenbladeren om hun naaktheid te bedekken. Waardoor vindt nu deze verandering plaats? (P. v. D. te P.)
Antwoord:
Het schaamtegevoel kwam bij het samenzijn van de eerste mensen in de Hof van Eden niet voor. Schaamtegevoel is een reactie op het blootgesteld worden. Voor mensen, die God volkomen gehoorzaam zijn is deze blootstelling geen enkel probleem… men heeft geen probleem met de tweespalt die de zonde in het hart van de mens bewerkt heeft, waarmee de mens hopeloos in tweeën verdeeld werd… de uiterlijke mens, die de innerlijke mens zoveel mogelijk moet camoufleren. Zodra de innerlijke mens, door de uiterlijke mens verhuld moet worden, treedt het schaamtegevoel op, maar zolang deze tweespalt er niet is en volkomen gehoorzaam aan God is, dan behoeft de innerlijk mens geen verhulling en is er ook geen sprake van schaamte. Door de zondeval is de eenheid van de mens in tweeën uitééngevallen. De innerlijke mens werd door de uiterlijke mens omhuld en verborgen.
Ze verborgen zich voor elkaar omdat ze niet meer durfden te zijn, wie ze waren. De waarheid werd door de zondeval in leugen veranderd, waardoor de eerste mens niet meer eerlijk tegenover elkaar konden staan. Ze hadden ineens allerlei dingen voor elkaar te verbergen. Al gauw hadden ze de eerste echtelijke ruzie, waarin ze elkaar de schuld van hun overtreding gaven. Kort daarna viel hun hele gezin uit elkaar en bleef er weinig van het mooie begin over! Dat doet de zonde in de mens. Het leven zonder schaamtegevoel is een leven, onder de gehoorzaamheid van God, waarin je voor elkaar niets te verbergen hebt… een leven
met schaamtegevoel is een verborgen leven, dat je voor de ander wilt verstoppen!
1 Hoe moeten we de Here God noemen? Het Wachttorengenootschap zegt dat we God Jehova moeten noemen.
2 Mogen we onszelf verdedigen als er oorlog komt, en als het moet, ook vijanden doden?
(R. d. H. te 'sG)
Antwoord:
1. In het Oude Testament vinden we wel driehonderd verschillende namen voor God. De Naam van God is voor ons eigenlijk niet uit te spreken. We mogen zijn naam echter niet ijdel gebruiken, daarom moeten we met grote eerbied zijn naam noemen. Van oudsher zijn we gewend om de naam "HEERE GOD' te gebruiken, een naam die de heiligheid en de eer van God onderstreept en door de apostelen in de prediking en het schrijven van het Evangelie veelvuldig gebruikt werd. Er is niets op tegen om deze naam (met drie of twee E's) te gebruiken.
2. In Genesis 9:6 staat: 'Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt. De verantwoordelijkheid om te straffen heeft de Here God op de schouders van mensen, met name, de overheid gelegd. We lezen in de Bijbel dat de overheid in dienst van God staat… (Rom. 13) een instelling Gods is zij. Hoewel zij niet altijd naar de wil van God handelt, blijft zij Gods instelling en draagt de verantwoordelijkheid die haar van hoger hand opgelegd is. Een land zal zich zeker mogen verdedigen, ook al bestaat dit uit het doden van de vijand, die Gods verbod om menselijk bloed te vergieten, overtreden heeft. Er valt natuurlijk nog veel meer over dit onderwerp te schrijven, maar binnen het kader van de Vragenrubriek ontbreekt hiervoor de ruimte.
ds. Theo Niemeijer