Vragen - jrg. 76-10

ds. Theo Niemeijer • 76 - 2000/01 • Uitgave: 10
In Johannes 20: 22-23 staat: 'En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend". Nu moet u weten, dat ik bij de Rooms Katholieke kerk behoor. Deze kerk verplicht mij om één keer per jaar mijn zonden aan de priester te belijden. Deze schenkt mij dan in naam van de kerk en de Heer vergeving van zonden. Deze gang van zaken roept de laatste tijd steeds meer vragen bij mij op. Zijn de gelovigen in wezen niet allemaal priesters… is het reeds voldoende om mijn zonden aan de Here Jezus persoonlijk te belijden? (M. V. te B.)

Antwoord:
In het voorafgaande vers zien we op welke manier de Here Jezus de apostelen de wereld in zendt: -Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u". In het begin van het Johannes-evangelie wordt Hij aangekondigd als Het Lam, dat de zonden der wereld wegneemt" (1:29).

Dit evangelie van vergeving van zonden wordt nu de apostelen toevertrouwd. Zij, die het evangelie aanvaarden ontvangen daarmee ook vergeving van zonden en hen dit het evangelie verwerpen worden de zonden toegerekend. De autoriteit van het kwijtschelden en toerekenen van zonden ligt niet bij de apostelen maar in het evangelie wat deze apostelen verkondigen.

We hebben niet meer een aardse Hogepriester die bij de vergeving van zonden voor ons bemiddelt, maar een hemels Hogepriester, de Here Jezus Zelf, die onze voorspraak is en tot wie we rechtstreeks mogen gaan om vergeving van zonden te ontvangen. Zij, die vasthouden aan zondevergeving via een aardse priester houden in wezen vast aan het Oud-Testamentische priesterschan en erkennen niet, dat dit priesterschap overgegaan is naar een hemels priesterschap.

Daarbij dienen we op te merken, dat in Jacobus 5:16 de gelovigen opgeroepen worden om ook aan elkaar de zonden te belijden. Een vertrouwenspersoon, aan wie we verborgen zonden bekend kunnen maken, is een goede zaak. Er wordt onder de christenen te veel -onder de pet" gehouden. Zonden die verborgen gehouden worden gaan dikwijls een eigen leven lijden en groeien vaak uit tot krachten, die ons leven verwoesten. Daarom: het belijden van zonden aan elkaar en het daarop bidden en vragen van vergeving is een hele goede zaak, maar de zonden kunnen alleen door de Here vergeven worden: "Wie kan zonden vergeven dan God alleen… Maar opdat gij moogt weten, dat de Zoon des Mensen macht heeft op aarde de zonden te vergeven… (Marc. 2:7,10)!

De volmacht van het schenken van vergeving ligt dus niet in de verkondiger, maar in de boodschap van de verkondiger.


U schrijft, dat de grote verdrukking met een reeks vreselijke oordelen van God begint. Mijns inziens begint de grote verdrukking pas bij de 'Gruwel der Verwoesting" die op de heilige plaats zal staan. Pas na de grote verdrukking komen de oordelen Gods over de aarde. Graag uw reactie hierop. (B. B. te M.)

Antwoord:
Wanneer we de chronologische volgorde van het boek Openbaring aanhouden zien we toch een andere volgorde. De indeling van het boek Openbaring vinden we in 1:19: "Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt, en hetgeen is en hetgeen na dezen geschieden zal".

Deze drie-voudige indeling kunnen we als volgt in het boek Openbaring aanbrengen:

1. Hetgeen gij gezien hebt (1:1 - 20).

2. Hetgeen is (2:1 - 3:22).

3. Hetgeen na dezen zal geschieden (4:1 - 22:21).

Het eerste slaat terug, op datgene wat Johannes reeds gezien heeft en wordt in het eerste hoofdstuk beschreven. In de hoofdstukken twee en drie worden de zeven gemeenten in Asia beschreven en vertegenwoordigen de huidige gemeenteperiode. Na de gemeenteperiode krijgen we te maken met 4:1 'Na deze dingen", waarop Johannes op moet klimmen naar de hemel, een beeld van de opname van de gemeente, en Johannes in de hemel gezet wordt.

Vanaf Openbaring 4 moeten we de gemeente niet meer op aarde zoeken, want zij is dan al opgenomen. In de hoofdstukken vier en vijf krijgen we te maken met de dingen die zich, voorafgaand aan de grote verdrukking, in de hemel voltrekken. Vanaf hoofdstuk zes zien we dan, hoe de toorn van God zich over de wereld uitstort en de mensen die dan nog op de aarde zijn voor deze toorn proberen weg te vluchten. Chronologisch laat Openbaring ons zien, dat deze vreselijke gebeurtenissen van de hoofdstukken zes t/m twaalf niet na, maar in de grote verdrukking plaatsvinden. Heel vaak komen we in Openbaring de woorden "daarna tegen, waarmee aangegeven wordt dat we wel degelijk met een chronologische volgorde te maken hebben. De woorden van de Here Jezus in Mattheus 24:29 'Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en alle machten der hemelen zullen wankelen", beschrijven het moment waarop de Here Jezus op aarde terug komt: "en dan zal het teken van de Zoon des Mensen verschijnen aan de hemel" (vs.30) en niet de dingen die in Openbaring 6-12 beschreven worden. De grote verdrukking begint niet pas in Openbaring 13, waar we over het optreden van de antichrist lezen, maar al in hoofdstuk zes, waar we over de vreselijk oordelen kunnen lezen die over de aarde uitgegoten zullen worden. Trouwens, in hoofdstuk 7:14 wordt er al gesproken over de gelovigen, die uit de grote verdrukking gered worden!

Nogmaals wil ik u er op wijzen, dat de gemeente vóór de grote verdrukking op genomen zal worden omdat wij niet tot toorn gesteld zijn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid. De mensen, over wie de grote verdrukking uitgestort zal worden, komen daarmee onder de toorn van het Lam te staan. ..en dat is absoluut niet de heerlijke toekomst van de gemeente.


Tijdens één van de seminaravonden heeft u het over de verschillende oordelen gehad voor de verschillende groepen aan het einde van deze bedeling. Kunt u me daar iets over vertellen, ik kan me de finesses niet meer herinneren? (H. S. te E.)

Antwoord:
In Gods woord hebben we te maken met maken met drie groepen mensen: De Joden, de Gemeente en de ongelovigen. We kunnen hier over lezen in 1 Corinthiërs 10:32 "Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken (Barbaros - de toenmalige wereldbevolking), noch aan de Gemeente Gods aanstoot". God heeft een afzonderlijk plan met de Joden, de Gemeente en de heidenen (Grieken). Zo zal de Here Jezus voor de Joden als Koning terugkomen, voor de gemeente als Verlosser (hoofd van het lichaam, bruidegom voor de bruid) en als oordelend rechter voor de heidenen. We vinden in de Bijbel dan ook drie oordeelstronen terug, die met deze drie groepen ook te maken hebben.

De gemeente zal voor de Rechterstoel van Christus (2 Cor. 5:10) moeten verschijnen, niet om geoordeeld te worden, maar om beoordeeld te worden. Het gaat er bij deze troon niet om, of iemand behouden of verloren is, maar of de gelovige beloond zal worden of schade zal moeten lijden (zie 1 Cor. 3:14,15). Dit oordeel vindt direct na de opname der gemeente plaats, in de hemel.

De Joden zullen te maken krijgen met de Troon zijner Heerlijkheid (Mattheus 25:31), waarop de Here Jezus als Koning zal rechtspreken, ten gunste van zijn volk Israël. Deze troon zal in het dal Josafat (vlak bij Jeruzalem) staan, alwaar Hij het voor zijn eigen volk (zijn minste broeders) op zal nemen en de vijanden van Israël tot de bokken gerekend zullen worden en veroordeeld worden (leest u ook Joël 3:1-3). Dit oordeel vindt aan het begin van het Vrederijk plaats, hier op aarde.

De ongelovigen zullen pas aan het einde geoordeeld worden voor de Grote Witte Troon.

In Openbaring 20:11-15 kunnen we hier over lezen. We zien hier de ongelovigen, aller tijden, voor deze troon verschijnen, alwaar ze op grond, van dat, wat in de boeken staat veroordeeld zullen worden. Dit oordeel vindt plaats na het vrederijk, net voor het vergaan van de eerste hemel en de eerste aarde.

ds. Theo Niemeijer