Vragen - jrg. 76-06

ds. Theo Niemeijer • 76 - 2000/01 • Uitgave: 6
In Johannes 1:11 staat: "Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen". Vaak wordt dit vers uitgelegd om aan te tonen, dat Hij in de eerste plaats voor de Joden gekomen is en dat na de verwerping van de Messias door de Joden de heidenen (doch allen die Hem aangenomen hebben vs.12) de mogelijkheid geboden werd de Here Jezus te aanvaarden. Een uitleg, die mij erg aansprak ging uit van het gegeven, dat er letterlijk staat, dat Hij tot "het zijne" en dat betekent de gehele schepping, de mensheid kwam. Dus niet alleen voor de Joden, maar tot de gehele schepping. Wat denkt u hiervan? W. T. te S.)

Antwoord:
Luther vertaalde dit vers als volgt: "Hij kwam in zijn eigendom", waarmee duidelijk teruggewezen wordt op vers 10 "De wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend". Johannes gebruikt hier de uitdrukking "ta idia" wat letterlijk "zijn eigendom" betekent. We moeten hierbij denken aan een huiseigenaar die naar zijn eigen huis gaat, maar voor wie de huisgenoten de deur gesloten hebben… Hij komt er niet in! Met de uitdrukking "en de zijnen hebben Hem niet aangenomen" wordt iets anders bedoeld. Het gaat hier heel duidelijk om personen, die Hem niet binnenlaten. Vanuit de Bijbel weten we, dat Hij in de eerste plaats voor zijn eigen volk Israël kwam. Kijkt u maar in Mattheus 10, waar de Here Jezus de discipelen uitzendt en hen gebiedt: ' Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad der Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls" (vs.5,6). Er zijn vele voorbeelden vanuit de Bijbel aan tehalen, dat Hij in de eerste plaats voor Israël kwam. Zij waren de huisgenoten, die de deur voor Hem niet openden. Door genade zijn nu ook de heidenen, die veraf stonden dichtbij gebracht" en worden zelfs Huisgenoten Gods" genoemd (Efeziërs 2:13,19).


Onlangs beantwoordde u een vraag over crematie en de houding van christenen hierin. U schreef, dat we als christenen de crematie af moeten wijzen, maar u onderbouwde dit niet echt vanuit de Bijbel. Kunt u dit alsnog doen? (J. ten B. te W.)

Antwoord:
In mijn antwoord heb ik geen exacte teksten genoemd, maar wel een aantal Bijbelgedeelten die ons de lijnen aangeven, hoe wij met gestorvenen om behoren te gaan. Vooral vanuit de eerste Corinthiërsbrief wordt ons duidelijk gemaakt, dat we de lichamen van de gestorvenen als een graankorrel aan de aarde toe behoren te vertrouwen en ze als zodanig behoren te zaaien om daarna bij de opstanding uit de doden geoogst te worden. We hebben toen ook gezien, dat het hier om "begraven en opstaan" gaat, dat in 1 Corinthiërs 15:4 in één adem genoemd en aan elkaar verbonden wordt.
Daarnaast vinden we in Gods Woord verschillende verzen, waarin het cremeren als een Goddelijk oordeel beschreven wordt. We denken hierbij onder andere aan het oordeel van God over het altaar te Bethel, waarop als Goddelijk oordeel mensenbeenderen verbrand zullen worden (1 Koningen 13:2 zie ook: 2 Koningen 23:20, 2 Kronieken 34:5 en Ezechiël 24:10)
Verder lezen we over de grote zonde van Moab, dat hij het gebeente van Edoms koning tot kalk verbrand heeft (Amos 2:1)!

Iedere keer, wanneer we in de Bijbel over het verbranden van gestorvenen lezen heeft dit te maken met Gods oordeel of zonde. Niet één keer wordt het in positieve zin gebruikt!

In Judas vers 9 gaat het over de twist over het lichaam van Mozes tussen Aartsengel Michaël en de duivel. Wat ze nu precies met dit lichaam wilden doen, weet ik niet. Eén ding is in ieder geval duidelijk, dat na het overlijden het stoffelijk overschot nog wel zo belangrijk is, dat er zelfs om gestreden wordt. We mogen dus niet zo maar dat doen wat wij met ons lichaam willen doen. Ook na het overlijden blijft het lichaam Gods eigendom waar Hij een bedoeling mee heeft.



W. B. te M. vroeg zich af, of ik in deze rubriek al eens wat over "ongehuwd samenwonen" geschreven heb.

Antwoord:
Inderdaad heb ik dit al verschillende keren gedaan. Gelukkig zijn er ook goede boekjes over dit onderwerp verschenen, die u hier op na kunt slaan. Heel kort wil ik nog enkele dingen over dit onderwerp zeggen. Vanuit Gods Woord vinden we een duidelijke aanwijzing in de geschiedenis van Jozef en Maria. In Mattheus 1:18 lezen we dat zij, hoewel ze ondertrouwd waren en op het punt stonden om te gaan trouwen, niet samenwoonden. In Lucas 1:34 zegt Maria zonder aarzeling dat ze geen omgang met een man heeft.. .en ook niet gehad heeft!

Hoeveel meisjes zouden dit Maria na kunnen zeggen? Jozef en Maria wisten, dat samenwonen en seksuele omgang met elkaar hebben binnen het huwelijk thuis hoort en niet daarvoor! Hoe verleidelijk is het om deze zomer lekker samen in één tentje te kamperen of op vakantie te gaan… iedereen doet het immers toch? We vinden het maar ouderwets om te wachten tot het huwelijk. We houden van elkaar, zijn van plan om met elkaar te trouwen dus wat houdt ons tegen? Zo wordt Gods Woord aan de kant geschoven en moet op deze manier plaats maken voor onze eigen invulling en interpretatie van de Bijbel, ons eigen idee en ons gevoel.

In de seksuele omgang worden twee mensen één, een éénheid die volgens de Bijbel niet meer verbroken mag worden. Vele partners hebben meer seksuele relaties gehad, alvorens ze uiteindelijk in het huwelijk treden. Een groot percentage van de leerlingen op het voortgezet onderwijs heeft seksuele ervaringen reeds opgedaan voor het eindexamen. Ik heb het hier over jongens en meisjes van 14 en 15 jaar, die seksueel al van alles op de hoogte zijn en het allang in de praktijk gebracht hebben.

Door dit alles wordt de waarde van het door God ingestelde huwelijk naar beneden gehaald en uiteindelijk als een godsdienstig keurslijf gezien, waarin men met allerlei bijbelse regeltjes geperst wordt.

Natuurlijk is het belangrijk om elkaar in je verkeringstijd goed te leren kennen. Het huwelijk is een hele belangrijke stap, die je niet zomaar neemt. In de verkeringstijd leer je elkaar verstandelijk, lichamelijk, emotioneel en geestelijk kennen. De verkeringstijd mag in zekere mate vrijblijvend zijn...en laat dit ook voor beiden duidelijk zijn. Isoleer je ook niet te veel, beweeg je in de groep. Breng elkaar niet in problemen door elkaar te vaak te zien en te vaak alleen met elkaar te zijn. Wanneer je verkeringstijd er toe leidt dat je verhouding met je ouders er onder leidt en je steeds meer van hen verwijderd wordt, is het goed je eerlijk af te vragen of je wel op de goede weg bent. Je verkeringstijd zou je ook dichter bij God moeten brengen, je bent namelijk bezig om Gods plan en doel in je leven te ontdekken. Merk je echter, dat je verhouding met God onder je verkering leidt, dan ben je verkeerd bezig en zul je je moeten afvragen, of dit de juiste partner voor jou is! Je kunt dit beter in je verkeringstijd ontdekken dan na de huwelijksdag.

Laten we toch terugkeren naar het Woord van God, het huwelijk in ere houden en de lijnen die Gods Woord ons geeft gehoorzamen. Echte liefde kan wachten tot het moment van het huwelijk. Echte liefde gaat nooit in tegen Gods geboden, want God is liefde. Misschien is het daarom goed je af te vragen of je door echte liefde (agapè … opofferende liefde) of door de eros (begeerlijke liefde die zich hoofdzakelijk op zichzelf richt) gedreven wordt. Het ongehuwd samenwonen is een regelrechte aanval op Gods inzetting van het huwelijk. Het is niet gebleken, dat het samenwonen voor het huwelijk tot minder echtscheidingen zou leiden, het tegendeel is waar! Van de huwelijken die gesloten zijn na een periode van samenwonen ligt het scheidingspercentage echt niet lager… het samenwonen geeft niet een hoger slagingspercentage, integendeel. Hoe kan de Here God een huwelijk zegenen, dat tegen zijn geboden in begonnen is? Natuurlijk mogen we onze zonden belijden en kan Hij zegenen, maar dit wil de weg van samenwonen niet legaliseren.

ds. Theo Niemeijer