Vragen - jrg. 75-18

ds. Theo Niemeijer • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 18
In 2 Corinthiërs 5:10 staat: "Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad". Tijdens een seminar-avond leerde u ons, dat we hier te maken hebben met een beoordelingstroon voor de gelovigen en dat het hier niet om veroordeling gaat. Kunt u dit nog wat nader uitleggen, want wordt ook het kwaad, wat we gedaan hebben voor deze troon openbaar? Zijn onze zonden dan niet allemaal vergeven? (H. de H. te W)

Antwoord:
In Johannes 5:22 lezen we: "Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven, opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren". We lezen hier over het "gehele oordeel". Dit oordeel bestaat in grote lijnen uit drie oordelen:
• De Rechterstoel van Christus - Hierbij zullen de gelovigen direct na de opname van de gemeente beoordeeld worden en dit zal in de hemel plaatsvinden (2 Corinthiërs 5:10).
• De Troon zijner Heerlijkheid - Waar de Here Jezus bij Zijn wederkomst, aan het begin van het Vrede-rijk hier op deze aarde als de Koning der Joden, ten oorzake van zijn volk Israël (zie Joël 3:2) de volkeren zal oordelen. Hierbij zullen de volkeren van elkaar gescheiden worden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt (Mattheüs 25:31).
• De Grote witte Troon - aan het einde van het Vrederijk, wanneer ook de ongelovigen aller tijden uit de dood op zullen staan en op grond van het geschrevene in de boeken en het Boek des Levens voor eeuwig veroordeeld zullen worden (Openbaring 20:11).

Dit gehele oordeel heeft de Vader in de handen van de Zoon (Christus) gegeven en zal dan ook door Hem voltrokken worden.
De laatste twee genoemde oordelen zijn niet voor de gemeente bedoeld. Het gaat hierbij namelijk om het oordeel over de volkeren na de opname der gemeente en om het laatste oordeel over de ongelovigen aller tijden - en daar hoort de gemeente niet bij!
In Johannes 5:24 lezen we dan ook: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn Woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven".
Zo lezen we dat het oordeel alleen voor hen bestemd is die niet geloven, voor de gelovigen komt er geen oordeel maar wel een beoordeling. Deze beoordeling wordt door Christus op de Rechterstoel (Bèma in het Grieks) voltrokken. Tijdens deze beoordeling gaat het niet om verloren gaan of behouden worden, maar om loon ontvangen of schade lijden. In 1 Corinthiërs 3:12-15 kunt u hier meer over lezen. Gelovigen die met goud, zilver en kostbaar gesteente (eeuwige zaken) gebouwd hebben zullen beloond worden, terwijl gelovigen die met hout, hooi en stro (tijdelijke dingen) gebouwd hebben schade lijden, maar wel behouden worden... maar als door vuur heen! In dezelfde context lezen we hierover in Galaten 6, waar gelovigen, die op de akker van de Geest gezaaid hebben eeuwig leven oogsten, terwijl gelovigen, die op de akker van het vlees gezaaid hebben, verderf oogsten... wat we zaaien zullen we dan ook oogsten! In 1 Johannes 2:28 lezen we over gelovigen die bij Zijn komst vrijmoedigheid hebben, maar andere gelovigen zullen beschaamd staan. In deze drie bovengenoemde bijbelgedeelten handelt het in wezen over hetzelfde: Hoe zal de gelovige zijn Heer ontmoeten?
Nu mogen we geloven dat volgens vele bijbelgedeelten al onze zonden door het bloed van de Here Jezus vergeven zijn. Daar behoeven we niet aan te twijfelen… ze zijn als sneeuw voorde zon verdwenen… al waren ze als scharlaken, ze zullen wit worden als de sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol!" (Jesaja 1:18).
Wanneer we de Here Jezus als onze persoonlijke Verlosser, Die in onze plaats voor al onze zonden aan het kruis op Golgotha gestorven is, aanvaarden dan mogen we geloven en zeker weten, "dat Zijn bloed ons gereinigd heeft van al onze zonden- (1 Johannes 1:7), en dat Hij de zonden in de diepten der zee geworpen heeft. (Micha 6:19)
Het kwaad, waar het bij de Rechterstoel van Christus om gaat heeft dan ook niet met de zonden te maken, die reeds door het bloed van Christus vergeven zijn maar veel meer met dát wat we niet gedaan hebben, de kansen die we hebben laten liggen, de onbelangrijke dingen, die onze tijd in beslag namen, terwijl de belangrijkste zaken van het christen-leven bleven liggen - dat wordt hier bedoeld met het kwade!
Wanneer ik dit zo schrijf wil ik u dringend oproepen om juist in deze eindtijd, met de overduidelijke tekenen van de spoedige komst van Christus, ons leven maar ook onze tijd en talenten aan de Here over te geven, zodat Hij ons nog deze laatste periode kan gebruiken en we bij Zijn komst kunnen oogsten, wat we hier op aarde gezaaid hebben. Paulus verwoordt het zo: "Laten wij niet moede worden goed te doen, want wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen" (Galaten 6:9). Wanneer u bij Zijn komst wilt oogsten, dan zult u nu moeten zaaien maar wanneer u niet zaait, of alleen maar onkruid zaait, dan zult u niet oogsten, of het onkruid oogsten, wat u gezaaid
heeft!


In Het Zoeklicht van 7 augustus schrijft u op pag. 19: "Volgens de Bijbel is de aarde waar u en ik op leven niet veel ouder dan tienduizend jaar". U motiveert dit niet. In Genesis staat toch: "In den beginne", voor er sprake van de 7 scheppingsdagen was? Niemand weet toch hoe groot het gat in de tijdlijn is tussen Genesis 1:1 en vers 3? (S. Z. te U.)

Antwoord:
Het is mij bekend, dat men tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:3 een langere periode wil plaatsen. De hemelen en de aarde die de Here God in het eerste vers geschapen heeft, werden volgens vers 2 verwoest (waarschijnlijk door de val van satan), waarna de Here God in vers 3 deze verwoeste aarde ging (her)scheppen. We hebben hierbij te maken met de zgn. herscheppings-theorie. Men heeft deze herscheppingstheorie o.a. gepubliceerd omdat men geen raad wist met de vele archeologische vondsten die ons moeten laten geloven, dat de aarde veel ouder is, dan de bijbelse gegevens. Zoals in het genoemde Zoeklicht beschreven, mogen we met alle vrijmoedigheid grote vraagtekens plaatsen achter de "wetenschappelijke" dateringen van deze vondsten, waaruit zou moeten blijken dat de aarde reeds vele miljarden jaren oud is. Er zijn juist de laatste tijd ontdekkingen gedaan die voor een veel jongere aarde pleiten.
We denken hierbij o.a. aan de voortdurende afname van het magnetisch krachtveld tussen de Noord- en de Zuidpool. Wanneer we deze jaarlijkse afname terugwerkend toe zouden laten nemen, dan zou dit krachtveld zo sterk worden, dat de aarde reeds na tienduizend jaar uit elkaar zou spatten. De eerste landing op de maan liet zien, dat in tegenstelling tot dat wat verwacht werd, er geen meters meteorietenstof die zich in de loop van de miljarden jaren op de maan afgezet zouden hebben, lag doch slechts enkele millimeters! De grote schotels aan de draagarmen van het maanlandings-voertuig bleken overbodig te zijn. De fossiele wereld geeft steeds meer geheimen vrij, dat bijna alle zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen, waar fossielen van gevonden zijn, tegelijkertijd geleefd hebben en niet zoals wetenschappers ons doen willen geloven, miljoenen jaren na elkaar. Zo zijn voetsporen van mens en dinosaurus in dezelfde aardlaag gevonden en wordt de dinosaurus in het boek Job (40:10-19) beschreven.
In ieder geval heeft men de ruimte die tussen Genesis 1:1 en vers 3 eventueel zou liggen niet nodig om deze dwalende wetenschap zonodig tegemoet te moeten komen. Wel heel belangrijk is, dat deze aarde en deze hemel in Openbaring 21:1 de eerste hemel en de eerste aarde genoemd worden. Voor deze hemel en aarde is er dus niet nog een andere hemel en aarde geweest, die voor Genesis 1:3 verwoest werd, waarop de Here God weer met een nieuwe hemel en aarde moest beginnen. Zo worden Adam en Eva ook de eerste mensen genoemd. Voor Adam en Eva hebben dus geen andere mensen geleefd. Verder kunnen we nergens een uitspraak in de Bijbel vinden, ook de Here Jezus Zelf heeft het er niet over, dat er voor de aarde, waarop wij leven nog een andere aarde was, die door de val van satan verwoest werd. Ik denk dat we dan ook heel voorzichtig moeten zijn om tussen Genesis 1:1,2 en Genesis 1:3 een tijdsperiode van misschien vel miljarden jaren moeten plaatsen. Mijns inziens vragen zowel de Bijbel als de wetenschap hier niet om.

ds. Theo Niemeijer