Vragen - jjrg. 77-08

ds. Theo Niemeijer • 77 - 2001/02 • Uitgave: 8
In de gemeentevergadering van onze kerk werd besloten om stap voor stap het thema "de homofiele mens" te behandelen. Mag de kerk homofiele mensen als leden van de gemeente aanvaarden, hen dopen en aan de avondmaalstafel toelaten? Is het voor hen ook mogelijk om ambtsdrager te worden? Allemaal vragen die in onze kerk behandeld zullen worden en waar ik grote problemen mee heb. Kunt u hier eens in Het Zoeklicht over schrijven? (B. v. D. te B.)

Antwoord:
In Genesis 1:27 lezen we, dat de Here God de mens als man en als vrouw geschapen heeft; de man met mannelijke en de vrouw met vrouwelijke eigenschappen. Er zijn vertalingen die het als volgt vertaald hebben: "Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen…". Door de zondeval is er aan de schepping veel veranderd. De aard van de dieren veranderde, zodat ze voor elkaar een bedreiging werden, de plantenwereld degradeerde en werd door dorens en distels overwoekerd maar ook de mens zelf veranderde door de zondeval. We lezen dat zijn verstand verduisterd werd en het lichaam veranderde tot een lichaam, onderhevig aan verval dat uiteindelijk tot de dood leidt. Het ergste was echter, dat de mens Gods Geest kwijt raakte en van binnen stierf! De mens kreeg een andere natuur en werd daarmee een zondaar. Hij wordt niet een zondaar omdat hij zondigt, maar zondigt omdat hij een zondige natuur heeft. Deze zondige natuur openbaart zich op veel verschillende manieren zoals oneerlijkheid, egoïsme, ontrouw, geweld, liefdeloosheid enz. De mens kwam zonder zonde voort uit de scheppende hand van God maar wordt sinds de zondeval
vanuit de moederschoot als zondaar voortgebracht. Zo lezen we dat God de eerste mens naar zijn (Gods) beeld schiep maar dat Adam een zoon verwekte naar “zijn (Adams) beeld” (zie Genesis 5:1-3). Hier zien we het begin van de verwording van het menselijk geslacht, zoals we dit trouwens in alle delen van de schepping zien.

We hebben gelezen, dat de Here God de mens mannelijk en vrouwelijk geschapen heeft, maar ook in dit onderdeel van de schepping heeft de zondeval zijn uitwerking gehad. In Genesis 4:19 lezen we over Lamech die zich twee vrouwen nam, waarmee de intrede van polygamie plaatsvond en in Genesis 6:2 lezen we van verschrikkelijke hoererij, waarbij op geen enkele manier meer sprake is van huwelijkstrouw. In Genesis 19 lezen we over Sodom en Gomorra waar Lot woonde en te maken kreeg met een bevolking waarvan alle mannen, zonder uitzondering, van jong tot oud (vs.4) de homoseksuele omgang verkozen boven de heteroseksuele omgang! Ze handelden volgens de driften van hun zondige natuur en kwamen zo in dit verschrikkelijke zondige leven terecht. De mens had de opdracht gekregen om over de zondige natuur te heersen ("Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen” Genesis 4:7) maar in plaats daarvan gaf hij zich willoos over aan deze zondige lusten. Het ging in Sodom en Gomorra zo ver, dat God besloot om deze steden compleet te verwoesten. In Genesis 19:31 kunnen we zelfs lezen, dat er geen enkele man was, die "naar de gewoonte der gehele aarde" tot de dochters van Lot konden komen om voor nageslacht te zorgen!

Zo ver was de zonde van Sodom en Gomorra in de samenleving doorgedrongen. Laat het voor ons duidelijk zijn, dat we aan de zondige natuur niet kunnen ontkomen… deze hebben we allemaal vanaf onze geboorte meegekregen. Het gaat er alleen om hoe we met deze natuur omgaan. In het Oude Testament was het de wet, die deze zondige natuur in toom moest houden, iets dat in het geheel niet kon lukken. In het Nieuwe Testament hebben we te maken met de Gekruisigde, waarmee onze oude, zondige natuur gekruisigd werd en we het nieuwe leven deelachtig werden. Alleen via de inwoning van Gods Geest, waarmee we een nieuwe natuur in ons gekregen hebben, kunnen we de uitspattingen van de zondige oude natuur overwinnen… "Indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen van uw lichaam doodt, zult gij leven." (Romeinen 8:13)

Homofiele christenen mogen met hun gevoelens, die overigens uit hun oude natuur voortkomen, naar het kruis van Christus gaan om een nieuwe natuur te ontvangen. Dit wil niet zeggen, dat de homofiele gevoelens direct voorbij zijn, maar we hebben door Gods Geest wel de kracht in ons gekregen om over deze gevoelens te heersen en om ze misschien uiteindelijk zelfs te overwinnen. Mensen die zich door homofiele gevoelens laten beheersen, en ze in praktijk brengen staan (nog) niet in de bevrijdende, overwinnende en vernieuwende kracht van Gods Geest en kunnen dan ook moeilijk in de gemeente Gods deelnemen, laat staan haar leiden.


In Marcus 4 vinden we de gelijkenis van de zaaier. Na afloop zegt de Here Jezus tegen zijn discipelen: ' U is gegeven het geheimenis van het koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissen dat zij ziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan, opdat zij zich niet bekeren en hun vergeven worde". Vooral met het laatste heb ik moeite. Hij wil toch dat iedereen behouden zal worden? (H. M. te H.)

Antwoord:
We hebben hier te maken met een profetie uit Jesaja 6, waarin we kunnen lezen dat Jesaja door de Here geroepen wordt om aan Israël Gods Woord te verkondigen. Voorafgaand wordt Jesaja medegedeeld, dat het volk niet zal luisteren. Het volk zal wel horen maar niet verstaan, wel zien maar niet opmerken. Uiteindelijk zal het hart van Israël vet worden en zich zo verharden, dat het volk zich niet bekeert en genezing ontvangt. Deze profetie werd tijdens het optreden van Jesaja vervuld, maar ook tijdens het leven van de Here Jezus. We lezen hierover in Johannes 12:40 waar we kunnen lezen, dat, hoewel Hij zoveel tekenen voor de ogen van het volk deed, ze toch niet in de Here Jezus geloofden… opdat het woord, door de profeet Jesaja gesproken, vervuld werd! Later zien we ook in het leven van Paulus de waarheid van deze profetie, wanneer Paulus in Rome is en de Joden Christus verkondigt, die Hem afwijzen, waarop Paulus deze profetie in herinnering brengt. We hebben hier te maken met het geheimenis van de gedeeltelijke verharding die over Israël gekomen is, een verharding die bij de opname van de gemeente zal eindigen, waarna geheel Israël behouden zal worden! (Romeinen 11:25-26).

Deze gedeeltelijke verharding is voor ons ondoorgrondelijk, hoewel het gevolg voor ons van het grootste belang is. Het is juist door hun verharding en verwerping, dat het heil naar de heidenen gekomen is! (Romeinen 11:11-12). Het is door de verharding van Israël, dat Christus gekruisigd werd en het Lam Gods werd dat de zonde der wereld wegnam. Paulus schrijft aan het einde van Romeinen 11, dat zijn beschikkingen ondoorgrondelijk en zijn wegen onnaspeurlijk zijn. In stille aanbidding mogen we onze hand op de mond leggen en Hem grootmaken. Toch is het zo, dat we in dit schriftgedeelte geen opening hebben voor de zogenaamde predestinatieleer. Juist omdat dit volk zo verhard was, sprak de Here Jezus tot hen in gelijkenissen. Hij heeft er van alles aan gedaan om nog zo veel mogelijk broeders uit zijn eigen volk te redden. De Bijbel vertelt ons dan ook, dat velen in Hem geloofden en na de uitstorting van de Heilige Geest aan de gemeente toegevoegd werden. Als volk echter, heeft Israël de Here Jezus verworpen… maar als volk zal Israël zich in de toekomst tot hun Messias bekeren. De Here Jezus heeft zijn volk, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, willen vergaderen… maar "gij hebt niet gewild", zegt de Here Jezus. Ik wel, ik heb er alles aan gedaan, maar jullie wilden niet!

Nee, we hebben hier niet zo maar met een willekeurige keuze van God te maken, waarbij de één wel, en de ander niet behouden wordt. We hebben hier met Gods ondoorgrondelijke plan met zijn volk te maken, dat wij nooit zullen doorgronden.

ds. Theo Niemeijer