Vragen - jrg. 81-25

ds. Theo Niemeijer • 81 - 2005/06 • Uitgave: 25
In Genesis 6:1-4 lezen we over de ”Zonen Gods” die de dochters der mensen verkozen. Wie zijn deze zonen Gods en wat wordt er verder met dit gedeelte bedoeld? (A. v. B. te E.)



Antwoord:

Over dit gedeelte heb ik in het verleden wel eens meer vragen beantwoord. Natuurlijk wil ik hier nog wel een keer op terugkomen.

Sommigen menen dat dit gedeelte gaat over een verbintenis tussen gevallen engelen en het menselijk geslacht. In de apocriefe boeken Henoch en Tobias kunnen we hier over lezen. Het is echter moeilijk te aanvaarden, dat de gevallen engelen “Zonen Gods” genoemd worden!

De meest voor de hand liggende verklaring gaat er vanuit dat met de zonen Gods het mannelijk geslacht bedoeld wordt. We lezen wel over de dochters der mensen, maar niet over de zonen der mensen, die geboren werden want deze werden namelijk zonen Gods genoemd. We lezen over hen dat ze de vrouwen zagen, begeerden en namen! We hebben hier te maken met een enorme seksuele losbandigheid: “Ze namen zich vrouwen, wie ze maar verkozen!” Niets over trouwen, een huwelijk, een verbond voor het leven. Hier begon ook een periode van grenzeloze polygamie.

Toen God dat zag, trok Hij een grens: “Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven…hij is vlees, zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn.”
Hier zien we de mens in het vlees, zonder de Geest van God. Zonder Gods Geest verliest de mens zijn unieke positie en verandert hij in een beest! God had nog 120 jaar geduld, waarna Hij de zondvloed zou zenden om een einde aan deze verschrikkelijke toestand te maken.

We hebben hier dus te maken met de inleiding tot de zondvloed. Ook de Here Jezus spreekt over deze dagen: “Want zoals de mensen in die dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en te huwelijk gevende…” (Mat. 24:38).

In de tijd voor de zondvloed werden de reuzen, letterlijk ‘giganten’ geboren. Vlak voor de zondvloed was er sprake van een enorme machtsexplosie onder de mensen, net zoals bij de torenbouw van Babel en ook zoals vlak voor de wederkomst van Christus het geval zal zijn. Elke keer als dit plaatsvindt, grijpt God in. Zo vinden we in deze geschiedenis uit Genesis 6 de eerste machtsexplosie, die door God beantwoord werd met de zondvloed. Elke machtsexplosie wordt ingegeven door satan, die immers zichzelf aan God gelijk wilde stellen. Dit plan heeft hij, ook na zijn verbanning vanuit de hemel, nooit opgegeven en probeert ook vandaag nog steeds de mensen tot deze zelfverheffing aan te zetten.




Ik ben nog niet zo lang geleden tot geloof gekomen. Nu verbaas ik me erover, dat mensen om mij heen zo gemakkelijk met de Bijbel omgaan en beweren dat het niet uitmaakt of je in een kerk of moskee bidt. Het gaat toch allemaal om dezelfde God. Verder heb ik er moeite mee, dat in onze kerk een vrouwelijke predikant aangesteld is. De Bijbel leert toch anders? (J. J. te E.)



Antwoord:

Wat fijn dat je mag zeggen, dat er een moment in je leven gekomen is, waarop je tot het geloof in Christus gekomen bent. Voor sommigen is dit een duidelijk te noemen moment geweest, voor anderen een wat langer proces. Het belangrijkste is echter dat je nu weet, dat je in Christus gelooft als je persoonlijke verlosser en zaligmaker!

Heel vaak kom je dan ook in contact met “christenen” die het met de Bijbel niet zo nauw nemen. Meer dat ooit wordt de Bijbel onder de gelovigen losgelaten. Men komt er niet meer toe om Gods Woord dagelijks te lezen en in de kerk wordt de verkondiging van Gods Woord steeds meer vervangen door andere liturgische programmapunten.

De Bijbel leert ons duidelijk dat er maar één God is: “Want er is één God en ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.” (1 Tim. 2:5) De God waar het hier om gaat is de God van de Bijbel en niet van de Koran; en de God van Israël, zijn eeuwig verbondsvolk. Wanneer u zich aan deze identificatie van God vasthoudt, zult u al gauw ontdekken dat het in de islam om een andere God gaat. Het gaat in de Bijbel om een God van liefde. Een God, Die in zijn grote liefde naar de verloren mensheid omziet en in Christus naar ons toekomt. In alle andere godsdiensten komt het er op aan wat de mens moet doen om tot God te komen: meditatie, het volbrengen van allerlei verplichtingen, goede werken, zelftuchtiging, enz. De God van de Bijbel komt echter in zijn zoekende liefde naar ons toe.



Op uw tweede vraag geeft Paulus in 1 Timotheüs 2:9-15 een duidelijk antwoord. Het gaat hier om een aantal voorschriften in de gemeente en zegt hier: “Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten, maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft, zij moet zich rustig houden.” (vers 11-12)

Dit is geen ouderwets principe, maar het gaat hier om Bijbelse richtlijnen, die nog net zo actueel zijn als op het moment, waarop Paulus deze opschreef. In Gods Woord worden man en vrouw volkomen gelijkwaardig aangezien, maar wel verschillend ten opzichte van elkaar, zowel lichamelijk als psychisch. God heeft aan de man het gezag toebedeeld, niet om te heersen, maar juist om vanuit dit gezag dienstbaar te zijn. Een vrouw, die dit gezag verwerpt, verzet zich eigenlijk tegen de scheppingsorde die God in zijn schepping gelegd heeft. Dit proces is voor de ongelovige wereld reeds een gepasseerd station. Zusters, die het broederlijk gezag verwerpen en zich boven dit gezag stellen, verzetten zich uiteindelijk tegen het Hoofd van de Gemeente, Christus en zetten daarmee de deuren van de gemeente wijd open voor de principes die in de wereld om ons heen gelden.



Ds. Theo Niemeijer