Volharden

Jef de Vriese • 88 - 2012 • Uitgave: 6
Volharden is een woord dat meestal niet met blijdschap in de geestelijke woordenschat van christenen verschijnt. We hebben het liever over blijdschap en vrede. Volharden komt aan de orde op momenten en in omstandigheden die we liever niet zouden ondergaan. Volharden lijkt dan een noodzakelijk ongemak, dat ons door een moeilijke periode heen moet loodsen. Volharden doet ons niet opspringen van vreugde.
Een mens volhardt van nature in datgene waarvan hij denkt dat het hem goed doet. Wie zijn hoogste goed niet vindt in zijn Schepper, volhardt hardnekkig in de zonde (bijvoorbeeld 1 Koningen 13:34; 2 Koningen 3:3, 2 Kronieken 27:2). Deze volharding lijkt vanzelf te gaan. Er is geen aanhoudende ongemakkelijke inspanning voor nodig. Een gelovige als Daniël diende God volhardend tot in de leeuwenkuil (Daniël 6:17,21). Dat was geen gemakkelijke situatie, maar het lijkt wel alsof hij met gemak de keuze maakte om zich te verzoenen met de situatie in de kuil. Zijn vrienden lijken geen moeite te hebben met de brandende oven (Daniël 3). Dat kwam omdat zij zich verzoenden met de soevereiniteit van God. Volharden was het vanzelfsprekend gevolg van hun aanhankelijkheid aan God. Zij volhardden in het goede waar hun hart zich op had gezet.
Eeuwig leven is niet gegarandeerd na het bidden van een zondaarsgebed. De echtheid van dat gebed wordt getoetst in bekering en veranderde levensstijl. Wie zonde belijdt én nalaat, die vindt ontferming (Spreuken 28:13). Het leven is voor hen die vanuit de ontvangen genade volharden in het goede (Lucas 21:19; Romeinen 2:7; 2 Timoteüs 2:12).

Jef De Vriese