Verzoening tussen Joden en Palestijnen

ds. Evan Thomas • 76 - 2000/01 • Uitgave: 15
“…zo zult gij de wet van de Messias vervullen” (Gal. 6:2)

Ds. Evan Thomas, predikant van een Messiaanse gemeente in Nathanva. Israël, werd in 1990 benaderd door een Palestijnse collega, ds. Salim Munayer, om samen met hem leiding te geven aan een nieuwe bediening in Israël. Salim groeide als een Palestijnse jongen op in de plaats Lod, bij Tel Aviv. Aan het einde van de jaren '70 kwam hij tot levend geloof in de Here Jezus, volgde een theologie-studie en studeerde af in Oxford, Engeland. Sinds 1990 ziet hij het als zijn bijzondere bediening om verzoening te bewerken tussen Joden en Palestijnen.

Evan Thomas, geboren in een Joods gezin in Nieuw-Zeeland, emigreerde in 1983 naar Israël. Hij was eveneens aan het einde van de jaren '70 tot levend geloof in de Messias gekomen en diende al veertien jaar de Messiaanse gemeenschap 'Beit Asaph' in Nathanya.

De Stichting 'Musalaha' wat 'verzoening' betekent, werd opgericht in de eerste jaren van de Palestijnse Intifada. Dit was een moeilijke tijd van veel vijandschap. Heel de wereld was erop gericht en de politieke druk werd ondragelijk. Gedurende het doen van militaire taken in het leger op de Westbank en in Gaza stond Evan soms oog-in-oog met het Palestijnse broedervolk en de moeilijke beslissing tussen zijn geloofsovertuiging en zijn nationale plicht.

Evan werd overtuigd door een tekst uit de Corinthebrief: 'Hij heeft ons de bediening der verzoening toevertrouwd…, wij zijn dus gezanten van Christus…’ (2 Cor. 5:18-21).

Salim en Evan besloten daaruit de consequentie te trekken en presenteerden een boodschap uitgaande van het geloof dat alleen door Jezus ware vrede kon worden ervaren. Dit bracht ons samen en werd ons enige fundament tot verzoening.

Salim en Evan zijn zich ervan bewust dat hun werk maar klein is in vergelijking met de immense problemen tussen hun beide volkeren. Zij geloven echter dat als gevolg van hun leven in gehoorzaamheid en hun stappen gedaan in liefde, de loop der dingen in hun volk kan veranderen.

De activiteiten van Musalaha zijn veelvuldig. Er worden ontmoetingen in de woestijn georganiseerd, bezoeken aan de moeilijke plaatsen waar ooit Joods of Palestijns bloed vloeide, als ook het scheppen van kaders waarbinnen onderwijs en gemeenschapsleven kan worden bedreven. Er zijn regelmatig theologische conferenties en allerlei publicaties. Onlangs werd het derde boek uitgegeven. De laatste jaren zijn er ook sociale projecten opgezet en wordt er geëvangeliseerd door Joods-Palestijnse teams.

De woestijnontmoetingen zijn erg zegenrijk. Gelovigen uit beide kampen ontmoeten elkaar daar voor het eerst en op neutraal en onbewoond gebied. De woestijn is een harde omgeving en er liggen gebeurtenissen in beider geschiedenis. We kunnen daar de "weg der vaderen bewandelen" en er de indrukken van de wildernis tot ons laten doordringen. Weg uit de eigen veiligheid van onze huizen praten we soms met elkaar, ieder op de rug van een kameel, bij het kampvuur en gewoon bij een glas water. De meesten keren huiswaarts met een blijvende hartsverandering, met nieuwe vriendschappen, die men eerder niet voor mogelijk had gehouden. Sommigen gaan door omdat ze nog niet helemaal tot op de bodem de eigen trauma's uit het verleden hebben verwerkt of de pijn van de ander nog niet helemaal hebben kunnen doorvoelen. Dat zijn soms hele harde noten die moeten worden gekraakt. Als dat is gebeurd ontstaat er een hechte geloofsverbondenheid en komen er 'nieuwe gezanten van Christus' te voorschijn.

Ik vertel u hier twee verhalen uit de praktijk van echte verzoening in het Midden-Oosten, zoals hier gebeurt.

Tijdens een Musalahareis in Jordanië van Palestijnse christenen en Messiasbelijdende Joden werd een unieke taak door de Heer op mijn hart gelegd: een bezoek aan het Holocaust museum "Yad Vashem- met een kleine groep leiders uit onze beide gemeenschappen. Ik bedacht me dat dit idee diep geworteld lag in de woorden van de apostel Paulus aan de Galaten: 'Verdraagt elkanders moeilijkheden; zó zult gij de wet van de Messias vervullen".

Yad Vashem en het herdenken van de Holocaust zijn onlosmakelijk verbonden aan onze identiteit als Israëli's en de funderingen van de staat. Ze vormen deel van ons onderwijs aan onze kinderen en elk jaar houden wij herdenkingsplechtigheden. Bijna elke Messiaanse gemeente heeft tweede of derde generatie slachtoffers; het zogeheten Holocaust overlevingssyndroom en velen van ons hebben zelf familieleden die zijn omgekomen in de Nazi-kampen.

Ik wist dat heel weinig van mijn Palestijnse broeders ooit Yad Vashem hadden bezocht vanwege de mogelijke politieke sentimenten. Op de één of andere manier voelde ik dat zij mij alleen als Joodse broeder zouden leren kennen als ze met me mee zouden gaan naar het instituut. Het zou een diep teken van vertrouwen zijn als ze dat zouden doen. Ik besloot de ruwe opzet te bespreken met één van de deelnemers op de trip in Jordanië, Alex Awad, een voorganger van een Arabische baptistengemeente in Jeruzalem en leraar aan het Bethlehem Bijbel College. Hij luisterde geduldig en antwoordde positief ook al waarschuwde hij me voor diverse gevoeligheden die hier bij kwamen kijken.

Om het bezoek in balans te brengen had hij de waardevolle suggestie om te overwegen met dezelfde groep ook een bezoek te brengen aan een historische plaats van 'Palestijnse pijn".

We hebben het idee een tijdje laten rusten, maar twee jaar later zijn we het gevoelige traject toch ingegaan. Vijf Palestijnse en drie Joodse gelovigen ontmoetten elkaar aan de rand van een buitenwijk in Jeruzalem genaamd "Har Nof” - de plaats waar het Palestijnse dorp Deir Yassin heeft gelegen. Vandaag de dag is deze buurt overwegend joods en gevuld met Yeshivot (religieuze scholen). Alles wat overgebleven is van het oorspronkelijke dorp is het prachtig bewaard gebleven gebouw in het centrum dat nu dienst doet als psychiatrisch instituut.

We stonden op de drukke straat in de regen en luisterden aandachtig naar onze Palestijnse broeders die de verschrikkelijke gebeurtenissen van de massamoord in Deir Yassin beschreven. Geregeld refereerden ze aan boeken die geschreven zijn door Israëlische historici.

In 1948, vlak voor de uitroeping van de staat, en slechts drie jaar na de Holocaust, omsingelden paramilitaire troepen van de joodse Irgun het dorp. Het besluit was genomen dat het om strategische redenen essentieel zou zijn om het dorp in zijn geheel te veroveren. Alleen op die manier kon Jeruzalem veroverd worden en in handen blijven van de Israëli's. In de vroege ochtenduren trokken deze mannen het dorp in en vermoordden ongeveer 250 mannen, vrouwen en kinderen. Lichamen werden verminkt teruggevonden, vrouwen waren verkracht en het dorp geheel vernietigd en 'schoongemaakt', zoals de orders hadden geklonken. Sommige mannen die de massamoord hebben overleefd werden door de Israëli's op trucks gezet en naar andere dorpen gereden waar ze mochten vertellen wat er gebeurd is. Dorpelingen vluchtten in paniek. Uit het oogpunt van de Irgun was de operatie een totaal succes.

Onze Palestijnse broeders deelden in de pijn van deze vreselijke herinneringen. Twee broeders die bij ons waren, Alex en Bishara, waren negen en elf jaar oud toen Deir Yassin plaatsvond en hadden juist daarvoor hun vader verloren, neergeschoten door een onbekende schutter vlak voor hun huis. Als gevolg daarvan werden ze naar een kindertehuis overgebracht. De overlevende kinderen uit Deir Yassin kwamen daar even later ook en hun verschrikkingen werden Alex en Bishara's nachtmerrie.

Mijn Israëlische collega's en ik waren diep geraakt door het verdriet van onze broeders. We spraken van de zonden van onze landgenoten en realiseerden ons dat deze mannen nog maar zo kort na de Holocaust dezelfde afschuwelijke daden pleegden waarvan zij zelf het slachtoffer waren geweest. De 'vervolgden' waren al snel 'vervolgers' geworden.

We gingen naar het dorpscentrum en we stopten op een kruispunt in de nauwe straten. We brachten deze verschrikkelijke gebeurtenis uit onze gezamenlijke geschiedenis naar de Here. Toen we samen in tranen baden waren we in staat om elkaar op een andere manier te zien. Het was alsof de lucht tussen ons opgeklaard was.

Nadat we wat gedronken hadden maakten we met elkaar de korte reis naar Yad Vashem. Voordat we naar binnen gingen was de spanning en nervositeit zichtbaar aanwezig onder de Palestijnen broeders. Ik nam de tijd om hen opnieuw te verzekeren dat het bezoek een niet politiek doel diende. We brachten eerst tijd door in gebed. Langzaam liepen we door de gangen met foto's en ander historisch materiaal van de Holocaust. Onze broeders werden diep geraakt en waren vol ontzag door de gruwelijkheden die ze zagen. Het was erg moeilijk om het allemaal op te nemen.

Vanuit het museum liepen we naar de "Hal der namen- waar twee miljoen namen van slachtoffers staan geregistreerd. Eén van de Messiasbelijdende voorgangers die mee was, Asher, gaf de naam van één van zijn familieleden die omgekomen was in Polen, aan een jonge vrouw achter een computer. We stonden om hem heen. De computer liet zien dat 39 familieleden uit dezelfde regio in de concentratiekampen waren overleden. Dit maakte het voor ons allemaal heel persoonlijk en opnieuw werden we sterk naar elkaar toegetrokken door de intimiteit van deze pijnlijke herinneringen.

Buiten in de frisse lucht namen we tijd om dat wat er in ons hart omging met elkaar te delen. We waren zeer voorzichtig om geen parallellen te trekken tussen de gebeurtenissen van de Holocaust en Deir Yassin, omdat de verschillen in grootte en verschillen in gevolgen helder waren. Wat wel belangrijk was om te zien waren de gevolgen die deze gebeurtenissen hadden op onze bevolkingen en op onze eigen identiteit. We maakten een kring, gaven elkaar een hand en in het Hebreeuws en het Arabisch baden we samen het gebed dat onze Heer zijn discipelen had geleerd: "Onze Vader die in de hemelen zijt…" We zeiden tegen elkaar dat de band die we reeds hadden, vernieuwd was. We beloofden elkaar dat we onze ervaringen zouden delen in het onderwijs in onze eigen gemeenten en aan onze studenten.

“…doch in ootmoedigheid achte de één de ander uitnemer dan zichzelf” (Fil. 2:3)

Wanneer je vijf dagen een "woestijn ervaring" op gaat doen met Musalaha is er altijd een diep gevoel van verwachting van wat er komen gaat. Voor Salim en mij was dat zeker het geval toen we met de bus uit Jeruzalem de verre reis begonnen naar Wadi Rum in het hart van de Jordaanse woestijn. We zouden de grens oversteken met alle politieke moeilijkheden van dien in onze gespannen regio. Onze groep bestond uit 27 deelnemers uit het centrum van Israël, Galilea, Haifa, Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever.

Dit is op zichzelf niet zo vreemd ware het niet dat er mensen bij zaten waarvan de moedertaal Arabisch, Hebreeuws, Russisch of Engels was. Zelfs onze paspoorten lagen ingewikkeld: Israëlische (zowel Joden als Arabieren), Palestijnse en Jordaanse voor de Arabische inwoners van Oost-Jeruzalem. En daardoor werden we opnieuw geconfronteerd met de realiteit van gescheiden grensovergangen - de Palestijnen moesten de Allenbv brug nemen terwijl de rest van de groep de grens bij Eilat in het zuiden nam. Daar hoorden we dat Nadiva en Elias, beiden uit Oost-Jeruzalem, niet de grens met Jordanië over konden. Ze mochten Jordanië niet in ondanks hun Jordaanse paspoorten! De reden die opgegeven werd was dat het Israëlische ministerie van binnenlandse zaken tien dagen daarvoor het besluit had genomen geen werkvergunningen te verlenen aan Jordaniërs die in Eilat werk zochten. Onze lieve broeder en zuster werden daardoor dus simpelweg slachtoffer van een typisch politieke "dit-voor-dat'.

Dit was de politieke context van één van onze meest gezegende woestijnreizen. Onze Jordaanse gastheer, Abu Rami, ontving ons hartelijk in zijn nieuw gebouwde Bedoeïenen kamp compleet met douches er- westerse toiletten. We konden onze ogen niet geloven toen we de relatieve luxe zagen in deze normaal gesproken ruwe omgeving en prachtige natuur. Salim en ik realiseerden ons dat dit soort comfort het alleen maar moeilijker zou maken om de sociale barrières te breken, dat altijd zo nodig is voordat de Heilige Geest zijn werk in onze harten kan doen.

Niettemin was de moraal in de groep hoog nadat we alle goede dingen hadden ontvangen in een ware woestijn gastvrijheid en we 's avonds volle magen hadden. We zaten in een kring om enige tijd door te brengen in echte "leer-elkaar' spelletjes als onderdeel van onze oriëntatie.

De volgende morgen stonden we 'samen met de zon' op voor een volle dag op de kamelen. Elke deelnemer had een eigen kameel, maar in de loop van de dag hadden 'de zwakkelingen' behoorlijk last van hun zitvlees en was de hitte soms ondraaglijk. Tegen de tijd dat we terug kwamen in het kamp aan het eind van de middag zagen de douches en matrassen er prachtig uit, maar na een korte periode van rust stuurden we iedereen de wildernis in met water en een Bijbel om een tijdje alleen te zijn totdat de zon onder zou gaan. Salim had onderweg al de woestijn uitgelegd vanuit de Schrift en de betekenis van deze prachtige natuur voor onze voorvaders.

Iedereen was erg stil toen we na het diner bij elkaar gingen zitten om te zingen en één en ander met elkaar te delen. Het was volle maan in de woestijn, waardoor we prachtige lichteffecten zagen in de omliggende wadi's en rotspartijen. De volgende dag stonden we opnieuw vroeg op om in open Jeeps meer te gaan ontdekken van de geschiedenis en geologie van de woestijn. Onder een enorme natuurlijke landbrug stopten we om in de schaduw wat te drinken en meer te leren van onze verbondenheid met de woestijn - de woestijn als weide, als een heilige plaats om God te zoeken. Na twee dagen samen begonnen sommigen "risico's te nemen" en gevoelige onderwerpen aan te snijden. Gevoed door de hete zon begonnen ook de discussies heter te worden en velen voelden dat de tijd was gekomen om verder te reizen. Dit was echter precies de gelegenheid die we zochten - een moment "geregeld door de Heer" en we stuurden iedereen in groepjes van vijf weg om te luisteren naar elkaars verhalen en om voor elkaar te bidden. Dit werd de doorbraak waar we op zaten te wachten!

Hanna deelde haar verhaal met ons en onze harten huilden door haar getuigenis. Ze was dertig jaar daarvoor naar Israël gekomen als ultra-orthodox meisje en ze trouwde met iemand uit haar eigen kring. Haar geestelijke honger leidde haar naar Yeshua de Messias en ze begon haar geloof in enthousiasme te delen met haar man. Maar in de jaren daarna werd ze van de ene naar de andere —Rabbijnse rechtbank gesleept. Ze verloor haar huwelijk, haar kinderen en haar gemeenschap. Zelfs heeft ze korte tijd doorgebracht in de gevangenis. Ondanks de enorme emotionele pijn is ze trouw gebleven aan haar nieuwe geloof, haar Joodse identiteit en haar land. Zij liet zo de liefde en genade van de Here zien, die zo overduidelijk zijn in haar leven.

In een andere groep deelde Mahmoud het verhaal hoe hij de Here Jezus vond. Hij is een ex-moslim, die gediend heeft in de veiligheidsdiensten van de Palestijnse Autoriteit op de Westelijke Jordaanoever. Deze jonge man drong onze harten binnen met zijn vreugde en zijn enthousiasme. Hij deed denken aan een jonge hond die overal en altijd met zijn staart wappert.

Leor en Nassim ontdekten elkaar en door de woestijnervaring begon hun hart te veranderen. Leor is een jonge Israëlische student aan het Bible College en Nassim is een Palestijn die als projectmanager verbonden is aan een grote christelijke organisatie in Jeruzalem. Nassim is opgegroeid op de Westelijke Jordaanoever en heeft vele jaren buiten het Heilige Land gewoond. Ondanks hun aanvankelijke hete discussies en hun vele verschillen vroegen ze of ze bij elkaar op de kamer mochten slapen tijdens onze laatste nacht in een hotel in Aqaba. Ze waren op elkaar afgestapt in antwoord op de uitdaging van de Heer.

Voordat we naar Aqaba reisden trakteerde onze gastheer ons nog op een lam dat aan het spit op traditionele wijze was bereid. Daarna kwam een Jordaanse appeltaart te voorschijn die hij speciaal gemaakt had voor een jonge Israëlische vrouw die jarig was. Het was alsof de Heer ons omhelsde met zijn Heilige Geest! Na het feest kwamen we bij elkaar om te zingen onder het licht van de woestijnmaan. We bereidden onze harten voor voor het gebed door Filippenzen 2:1-11 te lezen. Daarna dienden wij elkaar met het Heilig Avondmaal wat de traditie is van Musalaha. Op deze wijze grepen we de realiteit van Paulus' woorden: “…doch in ootmoedigheid achte de één de ander uitnemender dan zichzelf".

De volgende dag waren we terug in de beschaving van de Jordaanse zeestad Aqaba om te genieten van de zee en het comfort van het hotel. Verschillenden van de jonge mensen (vooral zij uit de Westelijke Jordaanoever) hadden nog nooit op een boot gezeten en waren uitzinnig dat ze de zee voor het eerst konden ervaren. De avond brachten we door op het dak van het hotel waar we een magnifiek uitzicht hadden over de zee en waar we aan de andere kant Eilat zagen liggen. Er werd spontaan van alles met elkaar gedeeld en sommigen baden met elkaar en gaven elkaar een zegen mee.

Deze aanwezigheid van zegen was er ook de volgende morgen toen we de laatste dag ingingen voordat we terug zouden gaan naar onze eigen gemeenschappen. Dan, een broeder uit Tiberias, deelde een prachtig woord met ons over de liefde van Jezus waarna we met elkaar baden. Deze keer lag de nadruk op een zegen voor onze gemeenschappen. De groepen stonden één voor één op waarna de anderen een zegen uitspraken: de Palestijnen voor de Joden, de Joden voor de Palestijnen. Dit was een bewogen einde voordat we elkaar gedag zeiden. Opnieuw had God een enorme hoeveelheid van Zijn genade over een kleine groep gelovigen uitgestort. Hierdoor bereikte Hij Zijn doel om "de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap" weg te breken (Ef. 2:14).

ds. Evan Thomas