Verzoening

Jan Harmen Klein Haneveld • 91 - 2015 • Uitgave: 7
De ondertitel van dit blad luidt: Verzoening – Vervulling – Verwachting. Over het eerste van deze drie woorden handelt onderstaande studie.

Volgens het Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal betekent verzoenen: de vrede herstellen, de vijandschap beëindigen. Ook moderne woordenboeken geven soortgelijke betekenissen. Het gaat bij verzoening om het herstel van de relatie tussen twee vijandige partijen.
Onder mensen is dat een schier onmogelijk proces. De geschiedenis toont aan dat vijandschap generaties lang kan voortduren. In de Bijbel is ook sprake van zo’n vijandschap. Wij mensen zijn door de zonde vijanden van God geworden. En door alle eeuwen heen volvoert God Zijn plan om verzoening tot stand te brengen.

Gevrijwaard van het oordeel
In het Oude Testament wordt voor verzoenen een Hebreeuwse woord (Kaphar) gebruikt dat bedekken betekent. We komen dat woord voor de eerste maal tegen in Genesis 6:14. Noach krijgt de opdracht om een ark te bouwen en deze van binnen en van buiten te bedekken met pek. De peklaag diende om de ark te beschermen tegen het water van de zondvloed. Zo werden degenen die in de ark waren gevrijwaard van het oordeel van God over de hele toenmalige wereld.
Het meest komt dit woord ‘Kaphar’ voor in de boeken Exodus (17%), Leviticus (38%) en Numeri (13%). Daar houdt het steeds verband met het bloed van dieren die geofferd werden om verzoening tot stand te brengen. Zonder bloedstorting is er geen vergeving en dus ook geen verzoening mogelijk tussen een mens en God.

De zonde werd bedekt
Die verzoening geschiedde in het Oude Testament door de uitstorting van het bloed van een geslacht offerdier. Het storten van het bloed betekende de uitstorting van het leven van het offerdier. Want ‘de ziel (= het leven) is in het bloed’ (Leviticus 17:11). De ene ziel deed dus verzoening voor de andere. Het offerdier stierf in de plaats van de offeraar. Daarmee erkende de offeraar zijn zonde tegenover God en dus de rechtvaardigheid van Gods oordeel daarover. God accepteerde van Zijn kant het offer van de zondaar als losprijs tot verzoening. De zonde van de offeraar werd bedekt door het bloed van het onschuldige offerdier.
Dit maakt duidelijk dat deze offers niet de definitieve, maar slechts een tijdelijke oplossing konden bieden. In de hele periode van het Oude Testament werden zonden slechts tijdelijk bedekt voor het aangezicht van God. Want het bloed van stieren en bokken kan geen zonden wegnemen (Hebreeën 10:4). Alleen door het bloed van Christus worden zonden geheel weggenomen.

Volledige verzoening
De tegenhanger van het Hebreeuwse woord ‘Kaphar’ is in het Nieuwe Testament het Griekse woord ‘Hilasmos’ (= dat wat verzoening aanbrengt) en daarvan afgeleid: ‘Hilasterion’ (plek waar de verzoening plaatsvindt). Dit laatste woord is in Hebreeën 9:5 vertaald met ‘verzoendeksel’, of ‘genadetroon’, in verband met de tabernakeldienst van Israël.
Dit verzoendeksel bedekte de ark van het verbond. Het was geheel gemaakt van goud, het symbool van de goddelijke gerechtigheid. Aan de beide uiteinden waren twee cherubs aangebracht, met vleugels die het verzoendeksel bedekten. Daar, op het verzoendeksel, werd op Grote Verzoendag het offerbloed gesprenkeld ter verzoening en ter bedekking van de zonden van het volk. Typologisch was het verzoendeksel de ontmoetingsplaats van de heilige God en de zondige mens.
Het zogenaamde zondaarsgebed: ‘O, God, wees mij zondaar genadig’ (Hilaskomai = verzoend) uit Lucas 18:13 betekent letterlijk: ‘O, God, wees (met) mij, zondaar, verzoend.’ Voor die verzoening moet ieder mens bij Christus zijn. Christus is ons Verzoendeksel, onze Genadetroon (Hebreeën 4:16), de ontmoetingsplaats van een verloren zondaar met de heilige God. Wie tot Hem komt kan zeggen: ‘Wie zal beschuldiging inbrengen tegen uitverkorenen Gods?’ (Romeinen 8:33). Volledige verzoening is alleen bij Hem te vinden.

Jan Harmen Klein Haneveld