Verwarring over het Koninkrijk der hemelen (5)

Jules Hollebrandse • 96 - 2020 • Uitgave: 7
Geven en nemen

In een gesprek met Zijn discipelen zei Jezus: ’wie heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van hem zal afgenomen worden, zelfs wat hij heeft (Mattheüs 13:12). Deze uitspraak zal, denk ik, bij velen indruisen tegen hun rechtvaardigheidsgevoel. Rijken die nog rijker worden ten koste van de armen? Dat staat haaks op de socialistische gedachte dat we juist op dienen te komen voor de (kans)armen! Veel christenen weten niet goed raad met deze, wat raadselachtige uitspraak van Jezus. Wat bedoelt Hij nu precies te zeggen?

Niet alleen christenen vandaag, ook Jezus’ discipelen begrepen het niet. Toen ze Hem vroegen waarom Hij door gelijkenissen sprak, was Zijn eerste antwoord: ’Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven’ (Mattheüs 13:11).
Het gaat dus over geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen, die aan de discipelen wél geopenbaard worden, maar aan ‘hen’ niet. Duidelijk is dat het hier gaat over ‘kennis’ en niet over geld, bezit, of andere materiële zaken. Dat eventuele misverstand is snel opgeruimd. Maar wat zijn die geheimenissen dan? En wie zijn die ‘hen’ die het niet gegeven is om de betekenis te begrijpen?

Tweeërlei uitwerking
Voor het antwoord op die vragen moeten we weten wat voorafging. Vanaf het moment dat Jezus begon te prediken (Mattheüs 4:17; 9:35) had dat tweeërlei uitwerking. We zien dat heel duidelijk in de verhalen van de genezing van een stomme (Mattheüs 9:32-35) en een blinde-stomme (Mattheüs 12:23-24). Enerzijds waren er mensen die er door geraakt werden, in Hem gingen geloven en Hem ‘aanhingen’ (bijvoorbeeld in Mattheüs 9:8, 33 en 12:23). Ook al begrepen ze het op dat moment allemaal nog niet zo precies, tóch aanvaardden ze Hem. Anderzijds waren er ook mensen die zich tégen Jezus verzetten, Zijn prediking verwierpen en zich aan Hem ergerden (Mattheüs 11:6). Die Zijn wonderen zelfs als duivelswerk durfden te bestempelen (Mattheüs 9:34 en 12:24) en gelegenheid zochten om Hem te doden (Mattheüs 12:14).
Jezus’ prediking van het Evangelie van het Koninkrijk dwong de mensen tot een keuze. Óf om het aan te nemen en zich te bekeren, óf om het af te wijzen en zich te verharden. Een passieve tussenweg was er niet.
Dat was toen niet zo, dat is nog steeds niet zo. De prediking van het zuivere Woord van God maakt scheiding!

Geheimenissen
Over de geheimenissen of verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen is veel te zeggen. Als hedendaagse christenen kunnen we terugkijken op 20 eeuwen geschiedenis en zien we veel van de ontwikkeling ervan. Maar toen Jezus in gelijkenissen begon te spreken over de voortgang van het Koninkrijk der hemelen in een verborgen vorm was dat totaal nieuw voor de mensen. Ook voor de discipelen die toch het dichtst bij Hem stonden. Er was in het Oude Testament niet over gesproken, geschreven of geprofeteerd. Niet verwonderlijk dus dat ze Jezus naar de betekenis ervan vroegen.
Hij maakte hen duidelijk dat zij, die Hem aangenomen hebben, de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen mogen leren kennen. God Zelf zal hen dat openbaren en hen de kennis ervan geven (zie Mattheüs 16:17). Het is een gave van Hem waarmee Hij Zijn discipelen toerust, om het belangrijke werk dat hen wacht, te kunnen doen. Profeten en rechtvaardigen, zouden verlangd hebben om de dingen te zien en te horen die de discipelen nu zien en horen, maar het is niet gebeurd, lezen we in vers 17.
Jezus dankte al voor die openbaring: ’Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard’ (Mattheüs 11:25).
Maar die ongelovige groep mensen, die Jezus verwierpen, die is het niet gegeven om het te begrijpen (Mattheüs 13:11). Integendeel, zij worden ernstig gewaarschuwd dat ze door hun vijandige en afwijzende houding de profetie van Jesaja 6 vervulden, in hun geestelijke blindheid, doofheid en hardheid van hun hart (Mattheüs 13:14).

Wie heeft… wie niet heeft…
De scheiding wordt ondertussen wel duidelijk. Want ‘wie heeft’ (dat zijn zij die door geloof Jezus hebben aangenomen) die mogen de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen gaan begrijpen. Aan hen zal zelfs nog méér gegeven worden! Zij zullen nog beter zicht krijgen op Gods plan en de vervulling daarvan. Mede door de 7 geheimenissen die later aan Paulus geopenbaard zijn wordt dat beeld steeds helderder. Zó groot en zóveel dat zij overvloedig hebben! (Tussen haakjes: wat zijn wij als christenen in deze tijd, gezegend met het Woord van God waarin zoveel over Gods wil en plan is beschreven en geopenbaard!).
Maar… ‘wie niet heeft’ (dat zijn zij die Jezus hebben verworpen, die zich hebben geërgerd aan Zijn prediking, zo zelfs dat ze Hem van de steilte af wilden werpen (Lukas 4:29). Zij zullen niets begrijpen van Gods doel en plan met betrekking tot de ontwikkeling en komst van het Koninkrijk der hemelen. Op z’n best denken ze op grond van eigengerechtigheid wel binnen te kunnen gaan. Maar alles wat ze menen te hebben aan eigen wijsheid, godsdienst, religieus gevoel, zonder echte inhoudelijke betekenis, zullen ze verliezen, zodat ze niets meer overhouden. Dát is de betekenis van Jezus’ woorden: ’Want wie heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van hem zal afgenomen worden, zelfs wat hij heeft.’
Johannes de Heer schreef: “Licht wordt uit licht, geloof wordt uit geloof geboren; hij die heeft wordt gegeven, en zodra iemand maar begint te geloven, ontvangt hij steeds meer. Daarentegen zal hij, die zijn hart door ongeloof sluit, tenslotte alle geestelijk vermogen verliezen, ook al behoudt hij daarbij de uiterlijke vorm en spreekt hij in geijkte godsdienstige termen”.

Aan welke kant staan wij?
Evenals de Israëlieten in Jezus’ dagen wordt ook ons de keuze voorgelegd: vóór of tégen Hem. Een middenweg is er niet. Vóór Hem kiezen betekent dat Hij ons macht geeft om ‘kinderen van God’ te worden (Johannes 1:12) en te ‘wandelen als kinderen van het licht’ (Efeze 5:8). Tégen Hem kiezen betekent dat ‘de toorn van God op ons blijft’ (Johannes 3:36) en dat we daarom ‘behoren tot de kinderen des toorns’ (Efeze 2:3). Dat is het grote verschil, dat voor een eeuwige scheiding gaat zorgen.
Ik kwam in dit verband een mooi voorbeeld tegen dat ik u graag door wil geven. U kent ongetwijfeld de wolkkolom. Toen de Israëlieten voor de Schelfzee stonden gaf de wolkkolom hen licht, maar tegelijk gaf hij duisternis naar de Egyptenaren. Twee kanten van diezelfde wolkkolom.
Zo is het ook met het ‘geheimenis’ van de gelijkenissen. Het geeft licht aan degenen die geloven. ’Want wie heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben’

. Tegelijk werkt het verduisterend voor hen die niet geloven. ’Maar wie niet heeft, van hem zal afgenomen worden, zelfs wat hij heeft’.
Aan welke kant van de wolkkolom staat u?


Jules Hollebrandse