Verwarring over het Koninkrijk der hemelen (4)

Jules Hollebrandse • 96 - 2020 • Uitgave: 5
Eerste of laatste?

Het wordt nog wel eens gekscherend gezegd: “Vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten”. Bijvoorbeeld om een ‘haantje de voorste’ even fijntjes terecht te wijzen of om een bescheiden persoon juist een beetje in de schijnwerper te zetten. Het is een bekend gezegde met een Bijbelse oorsprong. Toch wordt die Bijbelse betekenis door velen niet zo goed begrepen. Zij vragen zich af wat dit zegt over hun mogelijkheid om zalig te worden. Hoe weet je trouwens of je eerste of laatste bent?


Zoals eerder in deze serie aangegeven moeten we teksten en uitspraken niet uit hun context plukken en er vervolgens een eigen uitleg aan proberen te geven. Zeker niet als het de moraal betreft van een verhaal waarmee Jezus de mensen iets wilde leren of ergens voor wilde waarschuwen. Om dat goed te kunnen begrijpen moet je het in z’n brede verband laten staan. Zo ook Jezus’ uitspraak: ’Maar veel eersten zullen de laatsten zijn, en veel laatsten de eersten’ (Mattheüs 19:30 en 20:16).

Aanleiding
Er was een rijke jongeman tot Jezus gekomen die dacht op grond van eigen werken het eeuwige leven te kunnen verdienen. U kent die geschiedenis hoogstwaarschijnlijk wel (Mattheüs 19:16-30). Mede namens de discipelen vroeg Petrus aan Jezus hoe het met hen zou gaan. Zij hadden immers huis en haard verlaten en waren Hem gevolgd. Diezelfde gedachte van de jongeman leefde dus ook bij hen. Toch ging Jezus serieus op hun vraag in en vertelde hen welk loon zij zouden ontvangen. Als Jezus Christus, bij de aanvang van Zijn rijk op de troon van Zijn heerlijkheid zit, zullen ook zij op twaalf tronen plaatsnemen om de twaalf stammen van Israël te oordelen. Tegelijk kregen ze er een waarschuwing bij: ‘Maar veel eersten zullen de laatsten zijn, en veel laatsten de eersten.’

Belangrijke aspecten
Om duidelijk te maken wat Hij hier precies mee bedoelde vertelde Jezus een gelijkenis. Wij kennen die als de gelijkenis van ‘de arbeiders in de wijngaard’ (Mattheüs 20:1-16). Om de leerstellige betekenis hiervan te begrijpen moeten we op een paar belangrijke aspecten letten. Het eerste is dat het hier gaat over ‘het Koninkrijk der hemelen’, dat is het nu nog onzichtbare, maar straks letterlijke, aardse koninkrijk, waarover Jezus Christus koning zal zijn. In de tweede plaats moeten we weten dat het in de ‘wijngaard-gelijkenissen’ gaat over verhoudingen met Israël. De wijngaard is daarvoor in de Bijbel een vaste metafoor. We lezen bijvoorbeeld in Jesaja 5:7 ’Want de wijngaard van de HEERE van de legermachten is het huis van Israël’.
Ten derde zien we dat de heer des huizes zélf arbeiders roept om in zijn wijngaard te komen werken.

Arbeiders in de wijngaard
De eerste arbeiders waren de Farizeeën, Sadduceeën en Schriftgeleerden. Ze waren ijverig en gehoorzaam en toonden het volk graag hun voorbeeldig gedrag. Maar de vreugde van de dienst aan God hebben ze nooit gekend. Ze waren trouw vanwege het in het vooruitzicht gestelde loon. Na hen werden andere arbeiders aangesteld. Denk aan Johannes de Doper, met zijn oproep tot bekering in verband met het nabij gekomen Koninkrijk der hemelen (Mattheüs 3:2). Later de twaalf discipelen die uitgezonden werden ‘naar de verloren schapen van het huis van Israël’ (Mattheüs 10:6) en de zeventig die er twee aan twee op uit werden gestuurd (Lukas 10:1). Nog weer later anderen zoals Stefanus en Paulus. Zelfs na de verstrooiing van het volk in het jaar 70 na Chr. heeft God Zijn Woord voor Zijn volk bewaard. Te elfder ure roept Hij arbeiders voor de oogst in Zijn wijngaard Israël. De Messiaanse gemeenten met hun voorgangers groeien nog elke dag!
Deze gelijkenis laat ons zien dat God in alle tijden mannen roept om Zijn volk Israël te leiden en te dienen. Het loon dat daaraan verbonden is, is een functie in het Koninkrijk der hemelen.
Het gaat hier dus níet over christenen en hun toegang tot de hemel!

Loon op arbeid
Alle arbeiders ontvangen loon, ongeacht wanneer ze werkzaam zijn geweest in Israëls’ geschiedenis. Maar de eersten (de elite) wilden niet op één lijn gesteld worden met eenvoudige vissers en tollenaars. Dat bleek wel bij de uitbetaling. Ze waren ontevreden en verbolgen. Niet omdat ze als laatsten werden betaald, maar omdat ze zich te kort gedaan voelden. Gezien hun uiterst secure wetsbetrachting en gehoorzaamheid rekenden zij op een grotere beloning dan degenen die er in hun ogen veel minder voor hadden gedaan. Zo krijgen de laatsten méér dan ze verwacht hadden en de eersten mínder dan waarop ze meenden recht te hebben. De laatsten worden eersten en eersten laatsten. Het gaat daarbij niet om de volgorde in tijd, maar om de volgorde in rang!
Eigenlijk zat de wrok nóg dieper bij die eersten. Ze mopperden over de goedheid van de heer ten opzichte van de laatste arbeiders. Dat is de kern waar het hier over gaat: afgunst!
Maar die heer hield voet bij stuk. Het liep zelfs uit op: ’Neem wat van u is en vertrek’ (vers 14). Het doet denken aan wat Jezus eerder al zei over de huichelaars in de synagoge, die op de hoeken van de straten stonden te bidden: ’Zij hebben hun loon al’ (Mattheüs 6:2, 5 en 16).

Doe je werk
De Heere Jezus leerde Zijn discipelen met deze gelijkenis: Doe je werk, maar niet om de beloning. Wees niet afgunstig op anderen die wellicht onder minder moeilijke omstandigheden hebben gewerkt. Want anders zul je achtergesteld worden bij hen die aan de slag gingen op het eenvoudige woord van de heer ’ik zal u geven wat rechtvaardig (billijk) is’ (vers 4, 7). Zij ontvingen genadeloon, waardoor ze voorrang krijgen op hen, die op grond van eigen gerechtigheid, een plaats willen claimen in het Koninkrijk der hemelen. Daarom draaide Jezus het gezegde aan het einde van de gelijkenis precies om: ’Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten’ (Mattheüs 20:16). Niet de waarschuwing, maar de bemoediging staat nu voorop!
‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’ volgt er dan nog. We zagen al eerder dat dit wijst op het geringe aantal uit de elite van Israël die gehoor geven aan de oproep.

Aansporing
Naar mijn overtuiging leven wij in de periode van het elfde uur. En ik zou u in dit verband willen voorleggen: Zijn wij, net zoals de Heere Jezus, met ontferming over Israël bewogen? Waarom? Omdat zij vermoeid en verstrooid zijn, zoals schapen die geen herder hebben. Daarom spoort Jezus aan om voor hen te bidden, want: ’de oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige. Bidt dan de Heere van de oogst, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt’ (Mattheüs 9:36-38; Lukas 10:2).
Bidden u, jij en ik dat gebed voor Israël mee?

Jules Hollebrandse

1. Daarnaast in Markus 10:31 en Lukas 13:30.
2. Prof. dr. A.M. Brouwer, ‘De gelijkenissen’, blz. 61.
3. Dr. C. Brouwer, ‘het Koninkrijk Gods in gelijkenissen’, blz. 152
4. ‘Voorrang’ in de zin van ‘een hogere rang’.
5. Zie artikel ‘Overvloediger gerechtigheid’, Zoeklicht nummer 03 (maart 2020), blz. 28,29
6. Hoewel sommige handschriften dit niet hebben; het komt daarom alleen voor in de SV en de HSV.
7. Zie artikel ‘Velen geroepen, weinigen uitverkoren’, Zoeklicht nummer 11 (november 2019), blz. 28,29