Verwarring over het Koninkrijk der hemelen (2)

Jules Hollebrandse • 95 - 2019 • Uitgave: 11
Velen geroepen, weinigen uitverkoren

Bij nogal wat christenen roept deze titel meteen gedachten op aan de uitverkiezing. “God heeft van eeuwigheid besloten wie zalig worden en wie niet”, zegt men. Men beweert dat je je hele leven lang, elke zondag in de kerk kunt zitten en ‘uitwendig geroepen’ worden, terwijl het nooit komt tot een ‘inwendige roeping’ door het soevereine werk van Gods Geest.

De verklaring die men hiervoor geeft is even schokkend als eenvoudig: je bent niet uitverkoren! Niet zelden staaft men dit met de uitspraak van Jezus Zelf: “Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren”. De vraag is echter of Jezus ons dát met Zijn woorden duidelijk wil maken. Leert de Bijbel dat mensen die de Heere Jezus willen toebehoren, in Hem willen geloven en Hem willen dienen, toch verloren kunnen gaan? Simpelweg, omdat ze niet ‘van eeuwigheid uitverkoren’ zijn?

Context
Dat we Bijbelteksten altijd goed in hun verband moeten lezen en interpreteren behoeft geen betoog. Toch blijken christenen maar al te vaak fragmentarisch teksten of delen daarvan te citeren en toe te passen in een eigen context. Dat kan leiden tot zeer on-Bijbelse gedachten, uitleg, conclusies en zelfs leer of dogmatiek. Het onderwerp van dit artikel is daar een duidelijk voorbeeld van: ’Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’. We vinden deze uitspraak aan het slot van de gelijkenis van de koninklijke bruiloft. Leest u deze eerst in Mattheüs 22:1-14.
Vaak wordt deze gelijkenis toegepast op de hemel. Maar de bruiloftszaal is hier niet de hemel, maar een beeld van het Koninkrijk der hemelen (vers 2). Dat is, zoals we de vorige keer al zagen, niet een Koninkrijk ín de hemel, maar het rijk dat eenmaal ván de hemel op aarde zal neerdalen. Wij kennen dat rijk als het duizendjarig vrederijk.
De ‘bruiloft van de Koning’ moeten we niet willen associëren met de ‘bruiloft van het Lam’ (Openbaring 19:6-10). Want díe bruiloft heeft de gemeente in de hemel al gevierd vóórdat het vrederijk aanbreekt. Het gaat hier om een beeld, niet om de feitelijke zaak. Bij de gelijkenissen over het Koninkrijk der hemelen in Mattheüs 13 denken we immers ook niet letterlijk aan mosterdzaad, zuurdeeg en een schat in de akker.
Jezus spreekt met deze gelijkenis de overpriesters en Farizeeërs aan. In het vorige Bijbelhoofdstuk lezen we dat Jezus hen al met twee gelijkenissen ontmaskerd had. Ze begrepen heel goed dat Hij over hen sprak (Mattheüs 21:45). Nu gaat Jezus opnieuw hun houding aan de kaak stellen en laat hen zien wat dat betekent voor hun aandeel in het aardse Koninkrijk.

De eerste uitnodiging
In het Oosten was het de gewoonte om gasten tweemaal uit te nodigen voor een belangrijk feest. De eerste keer, lang van tevoren, zodat de genodigden daar in hun planning rekening mee konden houden. ‘Save the date’ zouden wij zeggen. Vlak voor aanvang van het feest ontvingen de gasten een tweede, definitieve uitnodiging met precieze datum en plaats.
Zo werden en worden velen in Israël geroepen en uitgenodigd; allen behoren tot het volk van God (Deuteronomium 7:6). De eerste uitnodiging ging uit door de mond van vele profeten in het Oude Testament. Op grond van hun kennis van deze geschriften hadden de wetsgetrouwe Farizeeërs en Schriftgeleerden, met name in de prediking van Johannes de Doper en Jezus Zelf, de vervulling van die Oudtestamentische profetieën moeten herkennen. Veelbetekenend staat er echter ’Maar zij wilden niet komen’ (vers 3). Ze sloegen het aanbod willens en wetens af en gingen hun eigen weg (vers 5).

De tweede uitnodiging
Ondanks hun verwerping van Jezus en Zijn Koninkrijk volgt er een tweede uitnodiging door andere slaven (vers 4).
Jezus blikt hiermee vooruit in de tijd, wij denken terug aan bijvoorbeeld Petrus en Stefanus, die er bij Israël op aandrongen om zich te bekeren zodat Jezus Christus voor Zijn volk terug zou komen (Handelingen 3:19-21, Handelingen 7). Velen uit Israël worden geroepen, maar opnieuw nemen weinigen het aanbod aan. ’Zij sloegen er geen acht op en gingen weg’ (vers 5). Stefanus werd zelfs gestenigd.
Daarom moeten de slaven nu naar de kruispunten van de wegen gaan om iedereen die ze maar zien uit te nodigen voor de bruiloft. Die kruispunten zijn het drukst. Daar ‘verdienen’ de tollenaren hun geld, daar bieden de hoeren hun diensten aan. Het is de meest geschikte plek voor rovers om te stelen en daar maken de bedelaars de grootste kans op een aalmoes. Allen worden ze uitgenodigd, ‘zowel slechte als goede mensen’ (vers 10). Niet alleen te goeder naam en faam bekend staande burgers, maar ook het gepeupel met een bedenkelijke reputatie vulde de zaal.

Conclusie van de koning
Dan komt de koning binnen. Hij laat zijn blik over de aanzittende gasten dwalen en zegt dan: ’Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’ (vers 14). Wat bedoelt hij daarmee? Voor ‘uitverkoren’ mogen we ook lezen: ‘uitgelezenen’ of ‘voortreffelijken’. Of met een Frans woord: ‘elite’.
De bruiloftszaal zit vol met gasten, maar onder hen bevinden zich echter maar weinig uitgelezenen. De elite is weggebleven. ’Ze waren het niet waard’ (vers 8), dat wil zeggen: ze verdienden het niet. Zij hadden Jezus verworpen.
Had Jezus het hen al niet gezegd? ’Voorwaar, Ik zeg u dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk van God’ (Mattheüs 21:31-32).
‘Weinigen uitverkoren’ slaat dus niet op een handjevol uitverkoren mensen, maar op het zeer beperkte aantal vooraanstaande Joden (Farizeeërs, overpriesters) die het aanbod van het Koninkrijk wilden aannemen! Denk bijvoorbeeld aan Jozef van Arimathea (Mattheüs 27:57). Dat ligt niet aan God, want Hij sluit niemand uit. Het is hun eigen keuze en verantwoordelijkheid!
Toch nog een bemoedigende opmerking over die ‘weinigen’, want zij vertegenwoordigen desondanks een grote groep. Er staat namelijk aan het begin van het boek Handelingen: ‘een grote menigte priesters werd aan het geloof gehoorzaam’ (Handelingen 6:7). En als díe groep al zo groot is, hoe talrijk moet dan dat andere deel (de niet-elite) zijn!

Roeping en verkiezing vastmaken
Zo zien we dat het in deze gelijkenis niet gaat over onze uitverkiezing! Dat gelooft zelfs Calvijn niet. Het gaat ook niet over de toegang tot de hemel en zelfs niet over christenen en de kerk. Toch mogen we nu niet gerustgesteld achterover gaan zitten. Petrus heeft voor ons vandaag ook een opdracht om onze roeping en verkiezing vast te maken door geloof, gehoorzaamheid en toewijding aan onze Heiland en Zaligmaker Jezus Christus. ’Daarom, broeders, beijver u des te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want als u dat doet, zult u nooit meer struikelen. Want zo zal u in rijke mate de toegang worden verleend tot het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus’ (2 Petrus 1:10-11).

Jules Hollebrandse

1. We komen deze uitspraak ook tegen in Mattheüs 20:16.
2. Volgens de StudieBijbel wordt hier op Semitische wijze gesproken over zowel veelheid als totaliteit. ‘Velen’ en ‘weinigen’ moeten begrepen worden als ‘allen’ en ‘niet allen’.
3. Uiteraard moet ‘slecht’ en ‘goed’ hier gezien worden vanuit menselijk oogpunt. Voor God bestaan er geen goede mensen in zichzelf.
4. Zie zijn ‘Verklaring van de Bijbel’, deel II van de Evangeliën, bldz. 307.