Verwachting in Tessalonica (7)

Wim Zwitser • 92 - 2016 • Uitgave: 19
De volgorde van toekomstige gebeurtenissen

De jonge gemeente in Tessalonica is behoorlijk geschokt doordat hen verteld is: jullie verdrukking komt omdat de dag van de Heer is aangebroken. De leraren beroepen zich zelfs op een schriftelijke bevestiging van Paulus. Maar de gelovigen herinneren zich de uitleg van Paulus zélf heel anders, toen hij nog bij hen was! Wie heeft er gelijk?

In deze tweede brief legt Paulus uit dat zo’n dwaalleer onmogelijk juist kan zijn. Allereerst toont hij in hoofdstuk 1 aan dat wij in de dag van de Heer juist niet verdrukt worden, maar rust ontvangen. God rekent dan af met de verdrukkers, die nu nog ongestraft hun gang kunnen gaan.
Vervolgens legt hij in hoofdstuk 2 uit dat er een chronologische volgorde zit in een aantal toekomstige gebeurtenissen. Ook daaruit zal duidelijk blijken dat de dag van de Heer nog niet aangebroken kan zijn.

Onze bijeenvergadering tot Hem (2 Tess. 2:1-2)
Voordat hij de chronologische details uitwerkt, wijst hij op een triest gevolg van hun verwarring. Hun uitzien naar ‘de komst van onze Heer Jezus Christus en onze bijeenvergadering tot Hem’ is namelijk op de achtergrond geraakt.
Paulus heeft het dan over de komst waarbij de gelovigen tot Hem bijeenvergaderd worden. Het oorspronkelijke woord voor ‘bijeenvergaderen’ komt alleen nog voor in Hebreeën 10:25, in de oproep om onze onderlinge samenkomst niet te verzuimen. Onze samenkomst is een afspiegeling van de grote bijeenvergadering straks, wanneer de opname plaatsvindt. Dan zal niemand ontbreken (1 Tessalonicenzen 4:15-17).
Het heldere zicht op de opname kan vertroebelen door verkeerde gedachten over profetische gebeurtenissen. Op termijn kan het zicht op de opname daardoor zelfs verdwijnen. Dat is de reden waarom vandaag velen de opname afdoen als ‘een sprookje’.
Juist dát is de grote zorg van Paulus! Daarom zijn de volgende verzen ontzettend belangrijk. Zij bieden niet alleen houvast in de volgorde van een aantal profetische gebeurtenissen, maar zij tonen opnieuw aan wat wij, ‘de levenden’, als eerste gebeurtenis moeten verwachten.
Helaas is de zinsnede ‘al aangebroken zou zijn’ in een aantal vertalingen vertaald als ‘al aanstaande zou zijn’. Dat is een foute vertaling van een woord dat nadrukkelijk wijst op het heden en niet op de toekomst. Bovendien verkondigt Paulus zélf dat de dag van de Heer aanstaande is (Romeinen 13:12). Dat zou dus juist géén verwarring gegeven hebben.

Een chronologische volgorde (2 Tess. 2:3-8)
Nu wijst Paulus op een aantal gebeurtenissen die na elkaar zullen plaatsvinden. Hij onthult daarbij geen nieuwe geheimen. Hij verwijst naar zijn eerste brief, maar herinnert hen vooral aan wat hij hen al verteld had toen hij nog bij hen was, dus tijdens zijn verblijf van drie sabbatten (Handelingen 17:1-9). Het geeft een boeiende kijk op Paulus’ dienst onder jonge gelovigen! Wat een thema’s heeft hij behandeld!

Gebeurtenis 1: de afval komt vóór de dag van de Heer (2 Tessalonicenzen 2:3-5).
Zij weten heel goed dat de dag van de Heer begint met een oordeelsfase, daarna Zijn verschijning, gevolgd door het vrederijk. Maar vóórdat die dag begint komt eerst de afval.
Paulus spreekt hier niet over ‘sommigen die van het geloof zullen afvallen’ (1 Timoteüs 4:1). Dat hoort (helaas) bij de tijd waarin wij nú leven. Nee, de afval is een massaal loslaten van de fundamenten van Jodendom en christendom. Dat valt samen met de openbaring van ‘de mens van de zonde’.

• De zoon van het verderf, de wetteloze, het beest uit de aarde
Wie is die mens van de zonde? Paulus noemt hem ook ‘de zoon van het verderf’ en ‘de wetteloze’. Zijn meest opvallende kenmerk is dat hij zichzelf als God zal laten aanbidden ‘in de tempel van God’. Dat betekent dus dat de tempel in Jeruzalem er op dat moment weer moet zijn. De tempel van God is bedoeld om God te aanbidden. Maar deze persoon zal die dienst aan God stopzetten en die vervangen door een dienst aan zichzelf.
Dit gedrag werd al aangekondigd door Jesaja (66:3-4) en Daniël (8:12, 9:27 en 11:31), maar komt ook terug in de beschrijving van ‘het beest uit de aarde’ (Openbaring 13:11-18). Dat is dus ook een naam voor de wetteloze.
Deze persoon werkt nauw samen met ‘het beest uit de zee’ (Openbaring 13:1-10). Beide personen worden rechtstreeks aangestuurd door de satan, die kort ervoor op de aarde geworpen zal zijn (Openbaring 12:9).
Deze wetteloze mens (er)kent noch God noch Zijn geboden. Hij zal de mensheid klaarmaken voor een godsdienst die geen andere god kent dan hemzelf. Op een cruciaal moment zal hij op het tempelplein een afgodsbeeld (‘een gruwel’, Daniël 9:27) oprichten, dat volgens Openbaring 13:15 een afbeelding is van het beest (een kortere benaming voor ‘het beest uit de zee’). Wie zich niet zal neerbuigen wordt gedood (vergelijk Daniël 3!).

• De valse profeet, de antichrist
De Heer Jezus wijst dit belangrijke moment aan als het begin van de grote verdrukking (Matteüs 24:15-22). Die vreselijke periode zal worden afgesloten met Zijn verschijning. Dan zullen het beest en ‘de valse profeet’ linea recta in de hel geworpen worden (Openbaring 19:20).
Ook ‘de valse profeet’ is een naam van deze wetteloze mens. Een echte profeet brengt iemand terug bij God; een valse profeet doet het omgekeerde. Valse profeten zijn er altijd geweest. Daar worden we uitvoerig voor gewaarschuwd (2 Petrus 2:1 en 1 Johannes 4:1-3).
Johannes gebruikt in zijn waarschuwingen nog een andere naam: de antichrist. Het Griekse woord anti is zowel ‘tegen’ als ‘in de plaats van’. Er zal iemand komen die zich zal presenteren als de Christus. De Joden zullen hem wél aannemen (Johannes 5:43). Hij zal lijken op een lam, maar zodra hij spreekt wordt duidelijk wie zijn inspirator is (Openbaring 13:11).
De geest van de antichrist is nú al actief in veel antichristen (1 Johannes 2:18). Uiteraard richten deze lieden zich op de Heer Jezus en tasten óf Zijn volkomen Godheid óf Zijn volkomen Mensheid aan (1 Johannes 2:22-23 en 4:2-3).

Gebeurtenis 2: twee tegenhouders van de antichrist (2 Tessalonicenzen 2:6-7).
Paulus had zijn geliefden ook verteld dat de openbaring van de antichrist wordt tegengehouden. Er zijn twee tegenhouders: een ‘wat’ (dus een iets) en een ‘wie’ (dus een iemand). Waarom is Paulus niet iets concreter over deze iets en deze iemand?
Hoewel Paulus graag opnieuw iets uitlegt is dat nu volstrekt overbodig. Zij weten heel goed wat hij bedoelt. De Heilige Geest woont in de gemeente. Wanneer de gemeente wordt opgenomen gaat Gods Geest mee (Johannes 14:15-17). Gods Geest is groter dan elke tegenstander in de wereld (1 Johannes 4:4). Zolang Hij hier op aarde woont in de gemeente kan de antichrist niet openbaar worden. De ‘wie’ is dus de Heilige Geest en de ‘wat’ is de gemeente.

De chronologische volgorde van enkele toekomstige gebeurtenissen is dus:
1. Allereerst de opname van de gemeente (kan elk moment plaatsvinden).
2. Daarna wordt de antichrist openbaar.
3. Daarna begint de dag van de Heer met de grote verdrukking.
Zo maakt Paulus duidelijk dat de gemeente is opgenomen vóórdat de dag van de Heer aanbreekt, precies zoals hij hen al tijdens zijn bezoek had verteld.
Het kan ons ook overkomen dat we over de profetieën in verwarring worden gebracht, als we maar bereid zijn om weer terug te keren tot het gezonde Woord van God.

Wim Zwitser