Vermalen en vertrapt om tot zegen te zijn
Johannes De Heer maakte in de jaren ’30 een reis door het Drentse land. Door wat hij zag kwam hij tot de volgende overdenking:
De reis naar Emmen voerde langs geweldige turfbulten. Honderdduizenden turven lagen daar opgetast en op verzending te wachten. De veengronden geven in de bovenste laag een schrale begroeiing te zien. De bovenlaag is los veen, bolster of bovenveen genaamd, dat voor turf niet en voor bouwgrond weinig geschikt is. Deze laag moet er eerst worden afgestoken, tot op een meter diep of iets minder. Dan volgt de veenlaag, die de fabrieksturven levert. Men steek ze zo af, zonder verdere bewerking dan alleen dat ze in de zon gedroogd worden.
Baggerveen
Dit gaat door tot men op een diepte komt waar het echte baggerveen zich bevindt. Dit wordt uitgestoken, gemalen en met water vermengd, en als veenmodder uitgespreid over een grote gelijkgemaakte vlakte. Als die modder voldoende gedroogd is, wordt ze ‘getrapt’ door de turftrappers met planken, zogenaamde trippen, onder de klompen. Na het trappen komt de ‘wals’ om gelijk te rollen en worden op handige wijze met een soort harken de lijnen getrokken, waarlangs later door middel van een speciaal mes de sneden worden gemaakt, die dan de vorm geven aan de ons bekende baggerblokjes of zware turf. Het proces is, zoals men ziet, niet erg ingewikkeld.
Getrapt en vermalen
Uitgestoken, gemalen, nat gemaakt, gedroogd, getrapt, gerold, gesneden en opgetast…
Wat een beeld van de mens die in de dood en zonde en misdaden tot niets nut is, ja, een belemmering voor zijn omgeving. Hij moet komen tot een erkenning van ‘wat vrucht had ik van de dingen waarvoor ik mij nu schaam.’ De zondelaag moet er van af en dan kan hij iets worden voor God en mensen.
De buitenkant is evenals het lichte bovenveen licht ontvlambaar, maar hoe dieper hij gaat, hoe beter. Zijn eigenlijk geestelijk leven wordt gevormd door lijden. De molen van de omstandigheden kan hem soms fijnmalen. Maar dan ontvangt hij ook het water van Gods Geest en is geschikt om de gloed van de genadelozen tot het juiste materiaal te worden, waaruit God de brandstof voor de koude wereld maakt. Echter niet zonder vaak ‘getrapt’ en ‘gewalst’ te worden. Het is nog nooit een ziel tot schade geweest als hij met Gods toelating over zich heeft laten heenlopen en zich heeft laten trappen. Die ‘getrapte’ en ‘gemalen’ baggerblokjes branden dan ook veel langer en warmer dan zonder meer afgestoken lichte turven van de bovenste laag.
Het schijnt een ondankbaar werk, zich te laten afsteken, vermalen, trappen en ten slotte ook nog te laten opbranden. Maar toch is het heerlijk, want het leidt tot ervaring van het woord des Heren: ‘Zo wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwil, die zal vinden’ (Matteüs 16:25).
(Uit: ‘’K zal gedenken’, door Johannes de Heer, bewerkt door Frits Boekhoff.)
De reis naar Emmen voerde langs geweldige turfbulten. Honderdduizenden turven lagen daar opgetast en op verzending te wachten. De veengronden geven in de bovenste laag een schrale begroeiing te zien. De bovenlaag is los veen, bolster of bovenveen genaamd, dat voor turf niet en voor bouwgrond weinig geschikt is. Deze laag moet er eerst worden afgestoken, tot op een meter diep of iets minder. Dan volgt de veenlaag, die de fabrieksturven levert. Men steek ze zo af, zonder verdere bewerking dan alleen dat ze in de zon gedroogd worden.
Baggerveen
Dit gaat door tot men op een diepte komt waar het echte baggerveen zich bevindt. Dit wordt uitgestoken, gemalen en met water vermengd, en als veenmodder uitgespreid over een grote gelijkgemaakte vlakte. Als die modder voldoende gedroogd is, wordt ze ‘getrapt’ door de turftrappers met planken, zogenaamde trippen, onder de klompen. Na het trappen komt de ‘wals’ om gelijk te rollen en worden op handige wijze met een soort harken de lijnen getrokken, waarlangs later door middel van een speciaal mes de sneden worden gemaakt, die dan de vorm geven aan de ons bekende baggerblokjes of zware turf. Het proces is, zoals men ziet, niet erg ingewikkeld.
Getrapt en vermalen
Uitgestoken, gemalen, nat gemaakt, gedroogd, getrapt, gerold, gesneden en opgetast…
Wat een beeld van de mens die in de dood en zonde en misdaden tot niets nut is, ja, een belemmering voor zijn omgeving. Hij moet komen tot een erkenning van ‘wat vrucht had ik van de dingen waarvoor ik mij nu schaam.’ De zondelaag moet er van af en dan kan hij iets worden voor God en mensen.
De buitenkant is evenals het lichte bovenveen licht ontvlambaar, maar hoe dieper hij gaat, hoe beter. Zijn eigenlijk geestelijk leven wordt gevormd door lijden. De molen van de omstandigheden kan hem soms fijnmalen. Maar dan ontvangt hij ook het water van Gods Geest en is geschikt om de gloed van de genadelozen tot het juiste materiaal te worden, waaruit God de brandstof voor de koude wereld maakt. Echter niet zonder vaak ‘getrapt’ en ‘gewalst’ te worden. Het is nog nooit een ziel tot schade geweest als hij met Gods toelating over zich heeft laten heenlopen en zich heeft laten trappen. Die ‘getrapte’ en ‘gemalen’ baggerblokjes branden dan ook veel langer en warmer dan zonder meer afgestoken lichte turven van de bovenste laag.
Het schijnt een ondankbaar werk, zich te laten afsteken, vermalen, trappen en ten slotte ook nog te laten opbranden. Maar toch is het heerlijk, want het leidt tot ervaring van het woord des Heren: ‘Zo wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwil, die zal vinden’ (Matteüs 16:25).
(Uit: ‘’K zal gedenken’, door Johannes de Heer, bewerkt door Frits Boekhoff.)