Veilig in Jezus’ armen (Kerstverhaal)
Ze houdt haar beker met warme koffie bibberig in haar beide handen. Het lijkt erop dat ze nog steeds koud is, hoewel het appartement door en door is verwarmd. Ze kijkt hoofdzakelijk
naar de grond, haar voeten en knieën strak naast elkaar. Haar lichtbruine schoenen vertonen donkere plekken op het leer. Ze heeft in de regen gelopen in de gure novemberwind. Haar zwarte haren hangen in natte slierten over haar bleke gezicht. Ze doet geen moeite iets te fatsoeneren. Ze lijkt zich niet om haar uiterlijk te bekommeren. Achter de zwarte slierten gaat een fijnbesneden gelaat schuil. Haar huid is bleek, maar dat kan ook van de kou komen. Ze is een minuut of twintig binnen. Sifra loopt wat onhandig heen en weer. Ze heeft zelf haar gast naar binnen gevraagd en verse koffie gemaakt. Ze heeft koekjes op de salontafel gezet, maar die blijven onaangeroerd. Dan gaat ze tegenover het verslonsde meisje zitten en kijkt naar haar. Ze moet niet ouder zijn dan twee- drieëntwintig, bedenkt ze in de pijnlijk geworden stilte. Ze nipt aan haar koffie en denkt na over de openingswoorden van het gesprek dat volgen moet.
Sifra zelf is net negenentwintig geworden. Nadat ze haar universitaire studie economie met succes had voltooid is ze gaan werken bij een bekende bankinstelling. Daar zit ze al weer zes jaar. Ze heeft vandaag voor de tweede keer contact gehad met mensen die toptalent zoeken voor financiële instellingen. Sifra hoort bij dat toptalent. Haar positie binnen de bank is in enkele jaren op steeds hoger niveau gekomen. Ze heeft het er erg naar haar zin. Toch heeft ze besloten van baan te gaan wisselen om ook elders ervaring op te doen. Dat is goed voor haar loopbaanontwikkeling. Al eerder waren er talentenjagers op haar pad gekomen, maar dat heeft ze resoluut afgewimpeld. Ze wilde eerst vijf of zes jaar bij haar eerste werkgever blijven. Ze had daar ook goede contacten met de collega's en heeft op haar diverse afdelingen met veel succes veranderingen doorgevoerd naar een efficiënter werkwijze.
Ze heeft tot in de raad van bestuur van de bank veel lof mogen oogsten. Men kent haar om haar toewijding aan het werk en aan haar ondergeschikten. Voor velen binnen het bedrijf is ze een praatpaal, vanwege haar inzichten in problemen tussen mensen en haar oplossingen in conflictsituaties. Met haar vrolijke karakter en haar humor wordt ze door iedereen gewaardeerd. Veel van de vroegere spanningen onder de medewerkers zijn er niet meer. Iedereen weet wel dat Sifra's komst binnen de bank tot een sterk verbeterde werksfeer heeft geleid. De inzet voor het werk van haar directe collega's en van de medewerkers op haar afdelingen is beter dan het ooit was. Iedereen werkt graag voor haar. Een compliment van Sifra voor geleverde prestaties lijkt ervaren te worden als een grotere beloning dan loonopslag bij de jaarwisseling. Van Sifra wordt gezegd dat ze de mens ziet, eerder nog dan het werk. Dan kijkt ze naar het voor haar nog onbekende meisje op de bank in haar sfeervolle appartement.
De blikken kruisen elkaar als het meisje op de bank opkijkt. "Word je al een beetje warmer?", vraagt Sifra. "Ja hoor", antwoordt ze zachtjes als ze haar blik weer naar de grond richt. Het is kwart voor tien en de koude wind is hoorbaar bij het raam en in de gang. "Ik was ook erg koud, maar de warme koffie werkt goed", probeert Sifra. "Ja" zegt ze, waarop het zwijgen weer volgt. "Hoe mag ik je noemen?" vraagt Sifra. Ze kijkt op enhaar blik verraadt achterdocht. Ze wrijft over haar voorhoofd om de haarslierten wat opzij te brengen. Haar gelaat wordt nu grotendeels zichtbaar. Een mooie ivoorkleurige huid reflecteert de warmte en het licht van de open haard, die Sifra voor de gezelligheid had aangemaakt. "Ik heet Marjan'. Ze kijkt schuchter op en voor het eerst verschijnt iets van een glimlach op haar gezicht. Het ijs lijkt te breken. Sifra schenkt haar beker nog eens vol met koffie en schuift de schaal met koekjes wat dichterbij. De open haard vraagt om nieuwe houtblokken als het gesprek bedeesd op gang komt.
"Ik ga straks weer weg", zegt Marjan. Sifra antwoordt daar niet op. "Hoe kwam het datje gevallen was?", vraagt Sifra dan kennelijk onverwachts. Met een ruk kijkt ze weer op. "O, ik struikelde over een stuk hout dat daar op straat lag. Ik zag het niet". Ze lag op straat, toen Sifra de hoek om kwam. Ze was na haar werk lopend enkele boodschappen gaan doen en vond het meisje. Ze lag half op de stoeprand half in de goot. Sifra had haar tas neergezet enhurkte naast haar in deregen. Ze vroeg of ze haarovereind kon helpen en stak direct haar beide handen naar het meisje uit. Op de vraag wat er gebeurd was kwam geen antwoord. Ze kreunde, leek over haar hoofd te wrijven, maar misschien was dat om haar haren uit haar gezicht weg te halen. Ook leek het alsof ze pijn had toen ze opstond, ondersteund door twee armen van Sifra. "Ik woon hier vlakbij, kom even mee, dan kun je even bijkomen en warm worden" had Sifra geopperd. Het meisje was schamel gekleed. Een dun zomerjack, zonder voering. Veel te koud voor dit jaargetij. "Laat ik eerst je jack even aanpakken, dan kan het drogen bij de open haard", stelt Sifra voor.
Ze stemt toe. Haar tengere lijfje gaat verscholen onder een grijs en donkerrood shirt met lage ronde hals. Ze draagt geen sierraden, alleen kleine oorknopjes. "Heb je nog ergens pijn?", informeert Sifra. "Nee, niet erg", antwoordde Marjan zonder overtuiging. Sifra vermoedt een verhaal achter haar val en zoekt naar woorden en de juiste toon om daar naar te informeren. "Heb je daar lang gelegen in de regen en de kou?", vraagt ze. "Ik weet het niet precies" zegt ze en kijkt Sifra aan met een terughoudende blik misschien zelfs vermengd met angst.
Dan neemt Sifra een besluit: "Vertel eens wat over jezelf. We zitten hier toch lekker in de warmte van het haardvuurtje. We hebben toch ook de tijd? "Nee, ik moet straks weer weg. Ik moet nog werken vannacht", onthult Marjan. "Werken? Werk je in een soort ploegendienst?" wilde Sifra weten. Ze kijkt weer op naar Sifra, die met een open blik naar haar kijkt. Ze wint haar vertrouwen. Sifra’s warme kijkers werken ontwapenend op het verschrikte vogeltje op de bank. "Ik werk altijd 's middags en 's avonds tot heel laat. Ik eh...", er valt een stilte. Sifra pakt direct door. "Werk je in de prostitutie? vraagt ze zonder schroom. Marjan knikt en kijkt opnieuw naar de grond. Sifra zoekt naar woorden om het pas begonnen gesprek op gang te houden. "Vertel es.. .je was niet gevallen hè, je bent geslagen, neergesmeten en daar achtergelaten", riskeert ze, bang dat ze nu toch te ver is gegaan. Het bleef even stil. "Kom jóh...wat geeft `t. Het blijft onder ons, zeg het maar".
Sifra staat op en zegt, dat ze wat te drinken gaat halen uit de koelkast. Marjan lust wel een glas witte wijn als Sifra opsomt wat er allemaal is. Beide nemen witte wijn en Sifra gaat met haar glas in de hand naast Marjan op de bank zitten. Ze slaat haar arm over de rugleuning van de bank achter het hoofd van Marjan, die even een snelle blik opzij werpt maar dan Sifra's nabijheid lijkt te aanvaarden. Ze kijkt nog steeds naar de grond als ze vertelt dat ze om een uur of zes bij de haven werd opgepikt door een onbekende man in een dure auto. Ze had geen lunch gehad en ook nog geen avondeten. Ze hoopte dat haar nieuwe klant haar zou uitnodigen eerst ergens te gaan eten. Dat gebeurde ook, ergens in de stad in een klein restaurant in één van de vele smalle straatjes.
Daarna zouden ze weer naar het stille havengebied rijden om samen te verdwijnen in de donkere nacht. Plotseling werd Marjan bij het wegrijden na de maaltijd overvallen door een angst die ze nooit eerder had gekend. Ze wilde de auto uit. Hij weigerde, werd grof en schreeuwde tegen haar, dat hij niet voor niets de rekening voor twee in het restaurant had betaald. Marjans keel werd bijna dichtgeknepen door angstgevoelens, die ze nooit eerder zo had gekend. Hij stopte de auto, was kennelijk woedend. "Laat me eruit", had ze hem in paniek toegesnauwd. Hij stompte haar en sloeg haar met zijn grote vuisten. Eén van de klappen had haar hard op het hoofd geraakt. Hij stapte uit, liep om de auto heen en sleurde haar eruit. Met grove scheldwoorden duwde hij haar weg van de auto, raakte haar nog eens met een flinke trap tegen haar dijbeen, waardoor ze op de grond was gevallen. De harde trottoirband heeft flinke pijn veroorzaakt toen ze hiermee in aanraking kwam, haar hoofd met beide handen bedekkend tegen de rake klappen van een naar 't scheen woedend monster. Met haar ribbenkast was ze op de trottoirband terecht gekomen. Met gierende banden snelde de man weg in zijn dure slee. Het bleef stil. Marjan weet niet precies meer hoe lang. In ieder geval totdat ze hoorde: "Wat is er met je, zal ik je overeind helpen?" Nog half versuft is Marjan ingegaan op het aanbod om met deze onbekende jonge vrouw mee naar huis te gaan om even op adem te komen.
"Waarom was je bang voor die man? Leek hij onbetrouwbaar of zo?" wilde Sifra weten. "Ik weet het niet. Ik werd alleen maar onvoorstelbaar bang", legde Marjan uit. Door Sifra's warme belangstelling groeit het vertrouwen zichtbaar. Het gesprek met Marjan is op gang gekomen. "Woon je ook hier in de buurt, of in deze stad?". Het was even stil. Dan vertelt Marjan dat ze sinds enige tijd in een soort kraakpand huist ergens bij de haven. Daar staat een oude loods en daar wonen nog een paar dakloze prostituees. Ze is tweeëntwintig jaar en werkt al vijf jaar in de straatprostitutie. Sifra stelt af en toe een vraag om het verhaal gaande te houden, maar Marjan blijkt zich nu zo thuis te voelen, dat ze bereid is te vertellen. Ze was enig kind van haar ouders. Vader runde een café in de binnenstad, maar heeft dat verkocht toen Marjan een jaar of vijf was. Toen zijn ze verhuisd. Vader was een alcoholist. Zijn leven werd steeds chaotischer en Marjan was altijd bang voor zolang ze zich kan herinneren.
Hij schreeuwde heel hard om zijn zin te krijgen in een meestal gespannen sfeer in huis. Ook Marjan kreeg veel naar haar hoofd geslingerd. Hij hanteerde allerlei kwetsende woorden om haar te vernederen. Als hij soms dagen lang weg was keerde even de rust in huis terug. Marjan was altijd bang dat hij weer thuis zou komen als moeder er niet was. Die werkte om nog wat geld te verdienen en de gebrekkige huishouding bij elkaar te houden. Op een dag hoorde ze dat haar vader dood was. De buurman riep het haar toe uit het bovenraam toen ze van school kwam. Een verkeersongeluk, wist hij. Moeder was nog niet thuis. Zij kwam van het politiebureau, waar ze het verhaal had gehoord. Marjan was toen elf jaar. Daarna werd er nooit meer over vader gepraat. Door niemand. Toen ze dertien was, is moeder ziek geworden en ook gestorven. Marjan werd naar een kindertehuis overgebracht waar een heel nieuw leven begon. Familie was er niet, voor zover ze wist. Haar ouders hadden ook geen vrienden. Het enige wat Marjan zich herinnert van haar ouders was ruzie en geschreeuw.
Ze ontweek zowel vader als moeder. Op school is het altijd best goed gegaan. Moeder ondertekende haar schoolrapporten. Er had nooit een onvoldoende op gestaan. Ze weet niet waar die gebleven zijn. Het ouderlijk huis is door anderen leeggehaald. Ze weet niet door wie. Dat is haar nooit verteld. Het kindertehuis was een moeilijke tijd. Er was een leidster met wie ze goed kon opschieten, maar die vertrok op een dag. Dat beleefde ze als een stervensproces. Meer nog als een verlaten worden door iemand bij wie je thuis was, die echt in je geïnteresseerd was. Maar ze vertrok. Marjan was toen vijftien jaar. Ze heeft nooit meer iets van haar gehoord. Toen ze zestien was, is ze weggelopen. Ging samenwonen met een jongen hier in de stad. Toen kwamen ook de drugs. Eerst hasj en later andere dingen. Nu is ze er sinds kort weer vanaf, maar dat is niet de eerste keer. Haar huisarts wilde haar ook wel helpen. Maar dat heeft ze afgeslagen. Die man is al druk genoeg. Haar vriend ging weg om bij een ander meisje zijn intrek te nemen. Marjan werd opnieuw verlaten. Nu door de man die haar aan de drugs heeft geholpen en die haar met de prostitutie in aanraking heeft gebracht. Hij kreeg steeds geld van haar. De prostitutie was de enige manier om aan geld te komen. Werken was mislukt. Op tijd komen, lange dagen maken, eten koken en een geregeld leven opbouwen was buiten haar werkelijkheid komen te staan.
Het portret van Marjan was duidelijk voor Sifra. Een verworpen mensenkind opgegroeid zonder enige vorm van liefde of geborgenheid. In het rauwe leven van de grote stad ten onder gegaan. Daar zit ze, ze kijkt weer naar de grond en blikt dan even schuw omhoog naar Sifra. Ze denkt de betekenis van de blik te verstaan. Het houdt zoiets in als: zó ben ik, zo waardeloos, zo mislukt in het leven. Sifra denkt in een flits: zo'n slechte start gemaakt, zo weinig kansen gekregen, zo maar aan de dijk gezet van de barre levensrivier. Sifra slikt iets weg en het is even helemaal stil. Een traan rolt over haar wang, maar Marjan merkt die gelukkig niet op.
Na die eerste avond is Marjan weer weggegaan. Sifra had haar een kamer aangeboden met een bed om te overnachten. Maar ze wilde niet, of durfde niet. Ze had beloofd terug te komen en dat heeft ze ook gedaan. Verschillende avonden stond ze op de stoep en hebben ze samen verder kunnen praten. Sifra had verteld dat ze christen was en morgen naar de kerk gaat. Het is Adventstijd geworden en Sifra vertelt over de komst van Jezus naar deze wereld. Ze legt het Evangelie uit aan dit arme meisje, dat zo alleen in de wereld staat. De kerstdagen besluit ze bij Sifra door te brengen en niet meer weg te gaan. Daags voor de kerst hadden ze samen gewinkeld. Nieuwe kleren gekocht. Aanvankelijk wilde Marjan niets aannemen, maar Sifra had erop aangedrongen. Die eerste kerstdag was onvergetelijk geworden voor beiden. Marjan had de boodschap van Gods liefde begrepen. Het had haar eerst zo vreemd geleken. Ze was vroeger wel naar de zondagsschool geweest, maar herinnerde zich daar niet meer van dan een liedje: "Veilig in Jezus' armen'. Maar ze had de boodschap van het Evangelie, zoals Sifra die had uitgelegd, wel begrepen. Ze had de werkelijkheid ervan gezien, al vanaf die eerste avond toen ze werd gevonden op de stoeprand.
Wat Sifra is en doet, de warmte, de liefde, de veiligheid had haar dat liedje te binnen gebracht: "Veilig in Jezus' armen". Na de Kerstdienst had ze gezegd, dat ze nu alles heeft begrepen. Samen met Sifra heeft ze die dag in gebed haar leven aan de Here Jezus overgegeven. Sifra leerde haar de eerste woorden van het gebed uit te spreken. Toen brak het nieuwe leven bij haar door. Tranen stroomden over haar wangen. Golven van Gods liefde stroomden het hart van een verloren mensenkind binnen en maakten haar tot een nieuwe schepping. Ze hebben bijna de hele dag de Bijbel gelezen. De honger in het hart van Marjan om alles te weten over de Here Jezus en hoe te leven met Hem en voor Hem kon alleen door het Woord van God gestild worden. En dat gebeurde
ook die feestelijke kerstdagen. Ze getuigde op ontroerende wijze in de gemeente van haar nieuwe start en werd na enkele weken gedoopt in een feestelijke dienst.
Er was geen familie bij geweest, want die was er niet. Alleen twee jongens en een meisje uit het kraakpand bij de haven. Ze waren erg onder de indruk geweest van het verhaal van Marjan en haar nieuwe begin. Eén van de jongens had erg gehuild en werd door twee andere jongens van de gemeente goed opgevangen. Er zijn contacten ontstaan tussen de gemeente en het kraakpand.
't Is een jaar later en het is kerstavond. Sifra is op weg naar de kerstdienst in dat kraakpand. Een aantal bewoners van het kraakpand hebben het georganiseerd. Er zijn meer dan honderd daklozen uit de stad gekomen. Ze zitten op de grond. De jongeren van de gemeente zijn er ook. Er is muziek. Een aantal jongeren speelt en zingt bekende kerstmelodieën. Sifra vertelt het verhaal over Marjan, hoe ze haar gevonden had die gure avond en wat daarna gebeurde. Af en toe zijn er tranen in de ogen van die ruige, ongeschoren mannen van de straat. "Jullie zijn mijn familie", begint Marjan als ze gaat zeggen wie Jezus voor haar is.
Dan komen er zo'n twintig mensen binnen, er wordt een lange tafel aangericht en er worden grote bakken binnengebracht. In korte tijd heeft iedereen een warme maaltijd. Eén van de mensen in de gemeente heeft een cateringbedrijf en de gemeenteleden doen samen het werk. Een ander gemeentelid heeft een bouwbedrijf en had voor licht en warmte gezorgd. De gemeenteleden, vooral de jongeren, hadden voor het geld gezorgd. Ook andere kerken hadden een bijdrage gegeven.
Na de maaltijd zingen ze kerstliederen en dan vraagt Marjan weer het woord. Ze wil samen met Sifra zingen. Het lied van de zondagsschool van vroeger. Ze hebben het ingestudeerd. Sifra zingt tweede stem, Marjan de hoge melodie, de band begeleidt: "Veilig in Jezus' armen...". Marjan straalt en zegt: "De Here Jezus is ook voor jullie gekomen. Bij Hem ben je altijd veilig". Daarna gaan ze allemaal staan. Ze zingen het lied van de engelen: Ere zij God in de hoge. In de verte klinkt de kerkklok. Het is nacht. Het Kerstfeest is begonnen.
Feike ter Velde
naar de grond, haar voeten en knieën strak naast elkaar. Haar lichtbruine schoenen vertonen donkere plekken op het leer. Ze heeft in de regen gelopen in de gure novemberwind. Haar zwarte haren hangen in natte slierten over haar bleke gezicht. Ze doet geen moeite iets te fatsoeneren. Ze lijkt zich niet om haar uiterlijk te bekommeren. Achter de zwarte slierten gaat een fijnbesneden gelaat schuil. Haar huid is bleek, maar dat kan ook van de kou komen. Ze is een minuut of twintig binnen. Sifra loopt wat onhandig heen en weer. Ze heeft zelf haar gast naar binnen gevraagd en verse koffie gemaakt. Ze heeft koekjes op de salontafel gezet, maar die blijven onaangeroerd. Dan gaat ze tegenover het verslonsde meisje zitten en kijkt naar haar. Ze moet niet ouder zijn dan twee- drieëntwintig, bedenkt ze in de pijnlijk geworden stilte. Ze nipt aan haar koffie en denkt na over de openingswoorden van het gesprek dat volgen moet.
Sifra zelf is net negenentwintig geworden. Nadat ze haar universitaire studie economie met succes had voltooid is ze gaan werken bij een bekende bankinstelling. Daar zit ze al weer zes jaar. Ze heeft vandaag voor de tweede keer contact gehad met mensen die toptalent zoeken voor financiële instellingen. Sifra hoort bij dat toptalent. Haar positie binnen de bank is in enkele jaren op steeds hoger niveau gekomen. Ze heeft het er erg naar haar zin. Toch heeft ze besloten van baan te gaan wisselen om ook elders ervaring op te doen. Dat is goed voor haar loopbaanontwikkeling. Al eerder waren er talentenjagers op haar pad gekomen, maar dat heeft ze resoluut afgewimpeld. Ze wilde eerst vijf of zes jaar bij haar eerste werkgever blijven. Ze had daar ook goede contacten met de collega's en heeft op haar diverse afdelingen met veel succes veranderingen doorgevoerd naar een efficiënter werkwijze.
Ze heeft tot in de raad van bestuur van de bank veel lof mogen oogsten. Men kent haar om haar toewijding aan het werk en aan haar ondergeschikten. Voor velen binnen het bedrijf is ze een praatpaal, vanwege haar inzichten in problemen tussen mensen en haar oplossingen in conflictsituaties. Met haar vrolijke karakter en haar humor wordt ze door iedereen gewaardeerd. Veel van de vroegere spanningen onder de medewerkers zijn er niet meer. Iedereen weet wel dat Sifra's komst binnen de bank tot een sterk verbeterde werksfeer heeft geleid. De inzet voor het werk van haar directe collega's en van de medewerkers op haar afdelingen is beter dan het ooit was. Iedereen werkt graag voor haar. Een compliment van Sifra voor geleverde prestaties lijkt ervaren te worden als een grotere beloning dan loonopslag bij de jaarwisseling. Van Sifra wordt gezegd dat ze de mens ziet, eerder nog dan het werk. Dan kijkt ze naar het voor haar nog onbekende meisje op de bank in haar sfeervolle appartement.
De blikken kruisen elkaar als het meisje op de bank opkijkt. "Word je al een beetje warmer?", vraagt Sifra. "Ja hoor", antwoordt ze zachtjes als ze haar blik weer naar de grond richt. Het is kwart voor tien en de koude wind is hoorbaar bij het raam en in de gang. "Ik was ook erg koud, maar de warme koffie werkt goed", probeert Sifra. "Ja" zegt ze, waarop het zwijgen weer volgt. "Hoe mag ik je noemen?" vraagt Sifra. Ze kijkt op enhaar blik verraadt achterdocht. Ze wrijft over haar voorhoofd om de haarslierten wat opzij te brengen. Haar gelaat wordt nu grotendeels zichtbaar. Een mooie ivoorkleurige huid reflecteert de warmte en het licht van de open haard, die Sifra voor de gezelligheid had aangemaakt. "Ik heet Marjan'. Ze kijkt schuchter op en voor het eerst verschijnt iets van een glimlach op haar gezicht. Het ijs lijkt te breken. Sifra schenkt haar beker nog eens vol met koffie en schuift de schaal met koekjes wat dichterbij. De open haard vraagt om nieuwe houtblokken als het gesprek bedeesd op gang komt.
"Ik ga straks weer weg", zegt Marjan. Sifra antwoordt daar niet op. "Hoe kwam het datje gevallen was?", vraagt Sifra dan kennelijk onverwachts. Met een ruk kijkt ze weer op. "O, ik struikelde over een stuk hout dat daar op straat lag. Ik zag het niet". Ze lag op straat, toen Sifra de hoek om kwam. Ze was na haar werk lopend enkele boodschappen gaan doen en vond het meisje. Ze lag half op de stoeprand half in de goot. Sifra had haar tas neergezet enhurkte naast haar in deregen. Ze vroeg of ze haarovereind kon helpen en stak direct haar beide handen naar het meisje uit. Op de vraag wat er gebeurd was kwam geen antwoord. Ze kreunde, leek over haar hoofd te wrijven, maar misschien was dat om haar haren uit haar gezicht weg te halen. Ook leek het alsof ze pijn had toen ze opstond, ondersteund door twee armen van Sifra. "Ik woon hier vlakbij, kom even mee, dan kun je even bijkomen en warm worden" had Sifra geopperd. Het meisje was schamel gekleed. Een dun zomerjack, zonder voering. Veel te koud voor dit jaargetij. "Laat ik eerst je jack even aanpakken, dan kan het drogen bij de open haard", stelt Sifra voor.
Ze stemt toe. Haar tengere lijfje gaat verscholen onder een grijs en donkerrood shirt met lage ronde hals. Ze draagt geen sierraden, alleen kleine oorknopjes. "Heb je nog ergens pijn?", informeert Sifra. "Nee, niet erg", antwoordde Marjan zonder overtuiging. Sifra vermoedt een verhaal achter haar val en zoekt naar woorden en de juiste toon om daar naar te informeren. "Heb je daar lang gelegen in de regen en de kou?", vraagt ze. "Ik weet het niet precies" zegt ze en kijkt Sifra aan met een terughoudende blik misschien zelfs vermengd met angst.
Dan neemt Sifra een besluit: "Vertel eens wat over jezelf. We zitten hier toch lekker in de warmte van het haardvuurtje. We hebben toch ook de tijd? "Nee, ik moet straks weer weg. Ik moet nog werken vannacht", onthult Marjan. "Werken? Werk je in een soort ploegendienst?" wilde Sifra weten. Ze kijkt weer op naar Sifra, die met een open blik naar haar kijkt. Ze wint haar vertrouwen. Sifra’s warme kijkers werken ontwapenend op het verschrikte vogeltje op de bank. "Ik werk altijd 's middags en 's avonds tot heel laat. Ik eh...", er valt een stilte. Sifra pakt direct door. "Werk je in de prostitutie? vraagt ze zonder schroom. Marjan knikt en kijkt opnieuw naar de grond. Sifra zoekt naar woorden om het pas begonnen gesprek op gang te houden. "Vertel es.. .je was niet gevallen hè, je bent geslagen, neergesmeten en daar achtergelaten", riskeert ze, bang dat ze nu toch te ver is gegaan. Het bleef even stil. "Kom jóh...wat geeft `t. Het blijft onder ons, zeg het maar".
Sifra staat op en zegt, dat ze wat te drinken gaat halen uit de koelkast. Marjan lust wel een glas witte wijn als Sifra opsomt wat er allemaal is. Beide nemen witte wijn en Sifra gaat met haar glas in de hand naast Marjan op de bank zitten. Ze slaat haar arm over de rugleuning van de bank achter het hoofd van Marjan, die even een snelle blik opzij werpt maar dan Sifra's nabijheid lijkt te aanvaarden. Ze kijkt nog steeds naar de grond als ze vertelt dat ze om een uur of zes bij de haven werd opgepikt door een onbekende man in een dure auto. Ze had geen lunch gehad en ook nog geen avondeten. Ze hoopte dat haar nieuwe klant haar zou uitnodigen eerst ergens te gaan eten. Dat gebeurde ook, ergens in de stad in een klein restaurant in één van de vele smalle straatjes.
Daarna zouden ze weer naar het stille havengebied rijden om samen te verdwijnen in de donkere nacht. Plotseling werd Marjan bij het wegrijden na de maaltijd overvallen door een angst die ze nooit eerder had gekend. Ze wilde de auto uit. Hij weigerde, werd grof en schreeuwde tegen haar, dat hij niet voor niets de rekening voor twee in het restaurant had betaald. Marjans keel werd bijna dichtgeknepen door angstgevoelens, die ze nooit eerder zo had gekend. Hij stopte de auto, was kennelijk woedend. "Laat me eruit", had ze hem in paniek toegesnauwd. Hij stompte haar en sloeg haar met zijn grote vuisten. Eén van de klappen had haar hard op het hoofd geraakt. Hij stapte uit, liep om de auto heen en sleurde haar eruit. Met grove scheldwoorden duwde hij haar weg van de auto, raakte haar nog eens met een flinke trap tegen haar dijbeen, waardoor ze op de grond was gevallen. De harde trottoirband heeft flinke pijn veroorzaakt toen ze hiermee in aanraking kwam, haar hoofd met beide handen bedekkend tegen de rake klappen van een naar 't scheen woedend monster. Met haar ribbenkast was ze op de trottoirband terecht gekomen. Met gierende banden snelde de man weg in zijn dure slee. Het bleef stil. Marjan weet niet precies meer hoe lang. In ieder geval totdat ze hoorde: "Wat is er met je, zal ik je overeind helpen?" Nog half versuft is Marjan ingegaan op het aanbod om met deze onbekende jonge vrouw mee naar huis te gaan om even op adem te komen.
"Waarom was je bang voor die man? Leek hij onbetrouwbaar of zo?" wilde Sifra weten. "Ik weet het niet. Ik werd alleen maar onvoorstelbaar bang", legde Marjan uit. Door Sifra's warme belangstelling groeit het vertrouwen zichtbaar. Het gesprek met Marjan is op gang gekomen. "Woon je ook hier in de buurt, of in deze stad?". Het was even stil. Dan vertelt Marjan dat ze sinds enige tijd in een soort kraakpand huist ergens bij de haven. Daar staat een oude loods en daar wonen nog een paar dakloze prostituees. Ze is tweeëntwintig jaar en werkt al vijf jaar in de straatprostitutie. Sifra stelt af en toe een vraag om het verhaal gaande te houden, maar Marjan blijkt zich nu zo thuis te voelen, dat ze bereid is te vertellen. Ze was enig kind van haar ouders. Vader runde een café in de binnenstad, maar heeft dat verkocht toen Marjan een jaar of vijf was. Toen zijn ze verhuisd. Vader was een alcoholist. Zijn leven werd steeds chaotischer en Marjan was altijd bang voor zolang ze zich kan herinneren.
Hij schreeuwde heel hard om zijn zin te krijgen in een meestal gespannen sfeer in huis. Ook Marjan kreeg veel naar haar hoofd geslingerd. Hij hanteerde allerlei kwetsende woorden om haar te vernederen. Als hij soms dagen lang weg was keerde even de rust in huis terug. Marjan was altijd bang dat hij weer thuis zou komen als moeder er niet was. Die werkte om nog wat geld te verdienen en de gebrekkige huishouding bij elkaar te houden. Op een dag hoorde ze dat haar vader dood was. De buurman riep het haar toe uit het bovenraam toen ze van school kwam. Een verkeersongeluk, wist hij. Moeder was nog niet thuis. Zij kwam van het politiebureau, waar ze het verhaal had gehoord. Marjan was toen elf jaar. Daarna werd er nooit meer over vader gepraat. Door niemand. Toen ze dertien was, is moeder ziek geworden en ook gestorven. Marjan werd naar een kindertehuis overgebracht waar een heel nieuw leven begon. Familie was er niet, voor zover ze wist. Haar ouders hadden ook geen vrienden. Het enige wat Marjan zich herinnert van haar ouders was ruzie en geschreeuw.
Ze ontweek zowel vader als moeder. Op school is het altijd best goed gegaan. Moeder ondertekende haar schoolrapporten. Er had nooit een onvoldoende op gestaan. Ze weet niet waar die gebleven zijn. Het ouderlijk huis is door anderen leeggehaald. Ze weet niet door wie. Dat is haar nooit verteld. Het kindertehuis was een moeilijke tijd. Er was een leidster met wie ze goed kon opschieten, maar die vertrok op een dag. Dat beleefde ze als een stervensproces. Meer nog als een verlaten worden door iemand bij wie je thuis was, die echt in je geïnteresseerd was. Maar ze vertrok. Marjan was toen vijftien jaar. Ze heeft nooit meer iets van haar gehoord. Toen ze zestien was, is ze weggelopen. Ging samenwonen met een jongen hier in de stad. Toen kwamen ook de drugs. Eerst hasj en later andere dingen. Nu is ze er sinds kort weer vanaf, maar dat is niet de eerste keer. Haar huisarts wilde haar ook wel helpen. Maar dat heeft ze afgeslagen. Die man is al druk genoeg. Haar vriend ging weg om bij een ander meisje zijn intrek te nemen. Marjan werd opnieuw verlaten. Nu door de man die haar aan de drugs heeft geholpen en die haar met de prostitutie in aanraking heeft gebracht. Hij kreeg steeds geld van haar. De prostitutie was de enige manier om aan geld te komen. Werken was mislukt. Op tijd komen, lange dagen maken, eten koken en een geregeld leven opbouwen was buiten haar werkelijkheid komen te staan.
Het portret van Marjan was duidelijk voor Sifra. Een verworpen mensenkind opgegroeid zonder enige vorm van liefde of geborgenheid. In het rauwe leven van de grote stad ten onder gegaan. Daar zit ze, ze kijkt weer naar de grond en blikt dan even schuw omhoog naar Sifra. Ze denkt de betekenis van de blik te verstaan. Het houdt zoiets in als: zó ben ik, zo waardeloos, zo mislukt in het leven. Sifra denkt in een flits: zo'n slechte start gemaakt, zo weinig kansen gekregen, zo maar aan de dijk gezet van de barre levensrivier. Sifra slikt iets weg en het is even helemaal stil. Een traan rolt over haar wang, maar Marjan merkt die gelukkig niet op.
Na die eerste avond is Marjan weer weggegaan. Sifra had haar een kamer aangeboden met een bed om te overnachten. Maar ze wilde niet, of durfde niet. Ze had beloofd terug te komen en dat heeft ze ook gedaan. Verschillende avonden stond ze op de stoep en hebben ze samen verder kunnen praten. Sifra had verteld dat ze christen was en morgen naar de kerk gaat. Het is Adventstijd geworden en Sifra vertelt over de komst van Jezus naar deze wereld. Ze legt het Evangelie uit aan dit arme meisje, dat zo alleen in de wereld staat. De kerstdagen besluit ze bij Sifra door te brengen en niet meer weg te gaan. Daags voor de kerst hadden ze samen gewinkeld. Nieuwe kleren gekocht. Aanvankelijk wilde Marjan niets aannemen, maar Sifra had erop aangedrongen. Die eerste kerstdag was onvergetelijk geworden voor beiden. Marjan had de boodschap van Gods liefde begrepen. Het had haar eerst zo vreemd geleken. Ze was vroeger wel naar de zondagsschool geweest, maar herinnerde zich daar niet meer van dan een liedje: "Veilig in Jezus' armen'. Maar ze had de boodschap van het Evangelie, zoals Sifra die had uitgelegd, wel begrepen. Ze had de werkelijkheid ervan gezien, al vanaf die eerste avond toen ze werd gevonden op de stoeprand.
Wat Sifra is en doet, de warmte, de liefde, de veiligheid had haar dat liedje te binnen gebracht: "Veilig in Jezus' armen". Na de Kerstdienst had ze gezegd, dat ze nu alles heeft begrepen. Samen met Sifra heeft ze die dag in gebed haar leven aan de Here Jezus overgegeven. Sifra leerde haar de eerste woorden van het gebed uit te spreken. Toen brak het nieuwe leven bij haar door. Tranen stroomden over haar wangen. Golven van Gods liefde stroomden het hart van een verloren mensenkind binnen en maakten haar tot een nieuwe schepping. Ze hebben bijna de hele dag de Bijbel gelezen. De honger in het hart van Marjan om alles te weten over de Here Jezus en hoe te leven met Hem en voor Hem kon alleen door het Woord van God gestild worden. En dat gebeurde
ook die feestelijke kerstdagen. Ze getuigde op ontroerende wijze in de gemeente van haar nieuwe start en werd na enkele weken gedoopt in een feestelijke dienst.
Er was geen familie bij geweest, want die was er niet. Alleen twee jongens en een meisje uit het kraakpand bij de haven. Ze waren erg onder de indruk geweest van het verhaal van Marjan en haar nieuwe begin. Eén van de jongens had erg gehuild en werd door twee andere jongens van de gemeente goed opgevangen. Er zijn contacten ontstaan tussen de gemeente en het kraakpand.
't Is een jaar later en het is kerstavond. Sifra is op weg naar de kerstdienst in dat kraakpand. Een aantal bewoners van het kraakpand hebben het georganiseerd. Er zijn meer dan honderd daklozen uit de stad gekomen. Ze zitten op de grond. De jongeren van de gemeente zijn er ook. Er is muziek. Een aantal jongeren speelt en zingt bekende kerstmelodieën. Sifra vertelt het verhaal over Marjan, hoe ze haar gevonden had die gure avond en wat daarna gebeurde. Af en toe zijn er tranen in de ogen van die ruige, ongeschoren mannen van de straat. "Jullie zijn mijn familie", begint Marjan als ze gaat zeggen wie Jezus voor haar is.
Dan komen er zo'n twintig mensen binnen, er wordt een lange tafel aangericht en er worden grote bakken binnengebracht. In korte tijd heeft iedereen een warme maaltijd. Eén van de mensen in de gemeente heeft een cateringbedrijf en de gemeenteleden doen samen het werk. Een ander gemeentelid heeft een bouwbedrijf en had voor licht en warmte gezorgd. De gemeenteleden, vooral de jongeren, hadden voor het geld gezorgd. Ook andere kerken hadden een bijdrage gegeven.
Na de maaltijd zingen ze kerstliederen en dan vraagt Marjan weer het woord. Ze wil samen met Sifra zingen. Het lied van de zondagsschool van vroeger. Ze hebben het ingestudeerd. Sifra zingt tweede stem, Marjan de hoge melodie, de band begeleidt: "Veilig in Jezus' armen...". Marjan straalt en zegt: "De Here Jezus is ook voor jullie gekomen. Bij Hem ben je altijd veilig". Daarna gaan ze allemaal staan. Ze zingen het lied van de engelen: Ere zij God in de hoge. In de verte klinkt de kerkklok. Het is nacht. Het Kerstfeest is begonnen.
Feike ter Velde