Vanwaar toch die islamitische claim op Jeruzalem? (1)

Wim van Thes • 88 - 2012 • Uitgave: 23
(Oost-)Jeruzalem, in het Arabisch Al-Quds (betekenis: ‘het heiligdom’), wordt sinds de oprichting van de staat Israël in 1948 door de Palestijnen opgeëist als rechtmatige hoofdstad van de door hen vurig begeerde Palestijnse Staat. Waar komt die vermeende rechtmatigheid vandaan, is die claim religieus, of politiek, of een mix daarvan en wat maakt Al-Quds tot een islamitische stad in de ogen van moslims? Voordat deze vragen beantwoord kunnen worden, volgt eerst een beknopt overzicht van de ontstaansgeschiedenis van de Islam en de rol van Jeruzalem daarin.

Om moslim te worden is het al voldoende in het bijzijn van getuigen uit te spreken dat er buiten Allah geen andere godheid bestaat en dat Mohammed de Profeet van Allah is. Deze geloofsbelijdenis, de shahada, is het startpunt van het totaalpakket verplichtingen, waaraan de moslim voortaan is onderworpen, de ‘vijf zuilen van de Islam’: geloofsbelijdenis, vijf dagelijkse gebeden (salat), vasten tijdens de maand Ramadan, verstrekken van aalmoezen (zakat), en de pelgrimstocht naar Mekka (hajj). Al deze verplichtingen zijn ingevoerd tijdens het leven van Mohammed.

Verlosser of vervolger
De rol van Jezus binnen de islam is zeer beperkt. Weliswaar wordt hij erkend als profeet, maar van een lage rangorde. De shahada sluit Zijn Goddelijkheid uit en de islam gaat dus volledig voorbij aan Zijn door God bewerkte geboorte, Zijn lijden en sterven aan het Kruis van Golgotha, Zijn Opstanding, Hemelvaart en Wederkomst. Mohammed wordt binnen de islam aangeduid als ‘zegel der profeten’. Deze typering staat lijnrecht tegenover de beschrijving van de Here Jezus in het Nieuwe Testament als ‘Leidsman en Voleinder des geloofs’ (Hebreeën 12:2), en waar Hij onder meer van Zichzelf zegt: ‘Ik ben de Eerste en de Laatste’ (Openbaring 1:17 en 22:13).
De uitdrukkelijke voorwaarde binnen de islam dat Allah uniek is, is vergelijkbaar met de eenheidseis van God in het Jodendom, zoals deze tot uitdrukking komt in de Joodse geloofsbelijdenis, het zogenaamde Sjema Israel: ‘Adonai Elohénoe, Adonai echád’ (Deuteronomium 6:4, ‘Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is één’). Etymologisch stemmen het Arabische Allah en het Hebreeuwse Elohim overeen.
Ook de start van de door Mohammed geproclameerde godsdienst haakte in op het Jodendom, zoals dat in zijn omgeving Mekka werd beleden door daar aanwezige Joden. Zij voerden hun gebeden uit met hun gezichten gericht naar Jeruzalem, zoals gebruikelijk bij de in de diaspora verblijvende Joden, en ook de gebedsrichting van Mohammed, de qibla, was naar Jeruzalem. De Joden zagen Mohammed in eerste instantie als de mogelijke Messias, maar vanwege de vele afwijkingen in zijn handelwijze en praktiseren van de nieuwe godsdienst wilden zij hem niet als verlosser accepteren. Deze weigering leidde tot een onherstelbare breuk van Mohammed met de Joden, die uitmondde in hun vervolging door Mohammed en zijn volgelingen en die de basis vormt voor de nog steeds bestaande religieuze haat richting de Joden.

Mohammed en Mekka
De islam is zeer sterk gekoppeld aan de persoon Mohammed. Zijn geboorteplaats, Mekka, is de meest heilige stad binnen de islam, gevolgd door Medina, waar hij overleden is. De Koran is volledig samengesteld uit de door Mohammed ontvangen openbaringen, eerst in Mekka en later in Medina, en bevat 114 hoofdstukken, soera’s. De levenswijze van Mohammed, datgene wat hij gezegd, gedaan of nagelaten heeft, is opgetekend in zogenaamde hadiths, die als voorbeeld dienen voor moslims. Het schriftgezag van de Koran is niet alleen versterkt door de talloze koranverwijzingen in hadiths, maar ook door tafsir, de neerslag van islamitisch-wetenschappelijke uitleg en exegese van de Koran. Een belangrijk voorbeeld van een dergelijke bekrachtiging is de op hadiths en tafsir gebaseerde islamitische opvatting dat Mohammed zijn roeping als profeet (en het overgrote deel van zijn openbaringen) heeft ontvangen van Gabriël/Jibril, terwijl in de Koran de naam van degene die Mohammeds roeping initieert niet wordt genoemd.
Mekka was oorspronkelijk een bedevaartplaats, waar het mogelijk was om een veelheid van goden te vereren: de Ka’ba was de centrale plek waarin het godenpantheon, inclusief Allah, kon worden aanbeden. De Ka’ba is volgens de islamitische traditie de tempel, die door Abraham en zijn zoon Ismaël werd gebouwd ter ere van Allah. Mohammed wilde dat de Ka’ba uitsluitend dienst zou doen ter ere van Allah en dat het afgelopen moest zijn hulde te betonen aan de andere goden. De inkomsten van Mekka waren echter voornamelijk gebaseerd op de pelgrimage naar al die goden en dit bracht Mohammed in conflict met de plaatselijke autoriteiten. Dit liep zo hoog op, dat hij gedwongen werd Mekka te verlaten. Deze vlucht naar Yathrib, een oasestad ten noorden van Mekka, wordt hijra genoemd, met oorspronkelijke betekenis ‘doorsnijden van de stambanden’, later geneutraliseerd tot ‘vertrek, emigratie’. In Yathrib werd Mohammeds hulp ingeroepen om het zich daar afspelende stammenconflict te beslechten. Dit lukte hem door regels uit te vaardigen waar de stammen zich aan moesten houden. Mohammed werd de onbetwiste religieuze én politieke leider van de geloofsgemeenschap en gaf Yathrib een nieuwe naam: Medina (Al-Madina). (Madina betekent ‘stad, rechtsgebied’.) De regels werden vastgelegd in de ‘Grondwet van Medina’; deze Grondwet werd als model gehanteerd voor de bestuurlijke inrichting van alle later door moslims veroverde gebieden en steden. De hijra markeert daarmee het begin van een fundamentele karakterwijziging van de islam: aan de oorspronkelijke religie werd een politieke dimensie toegevoegd. Ook aan de soera’s is dat duidelijk merkbaar: de vroege soera’s uit de Mekkaanse periode richten zich vooral op de islam als religie, maar die vanuit Medina zijn vooral regelgevend. Acht jaar na de hijra begint de triomfantelijke terugkeer van Mohammed naar Mekka: het veelgodendom van weleer wordt door hem volledig tenietgedaan en rond de Ka’ba mag voortaan uitsluitend Allah worden aanbeden. De hijra is zó belangrijk voor de islam, dat het jaar daarvan (622 A.D.) het begin is van de islamitische jaartelling.

Derde heilige stad
Na de hijra verandert het karakter van de islam van tolerant naar vijandig ten opzichte van Jodendom en Christendom. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Mohammed, vrijwel meteen na de hijra, de oorspronkelijk voorgeschreven gebedsrichting naar Jeruzalem afschaft en aan moslims opdracht geeft in de richting van (de Ka’ba in) Mekka te bidden. Ondanks deze degradatie is Jeruzalem een heilige stad voor de islam gebleven, de derde na Mekka en Medina. De heiligheid van Jeruzalem voor moslims is vooral ontleend aan de in de Koran opgenomen soera 17 over de Nachtreis van Mohammed, waarop we in de komende artikelen nader hopen in te gaan.

Wim van Thes


Over de schrijver
Wim van Thes is 58 jaar en bijna 35 jaar gelukkig getrouwd met Wia en heeft vijf kinderen en twee kleinkinderen. Gedurende bijna 10 jaar bezochten zij de samenkomsten in het Brandpunt. “Nadat ik jarenlang als actuaris werkzaam ben geweest bij een adviesbureau voelde ik mij geroepen om de studie Talen en Culturen van het Midden-Oosten te volgen. We zijn daarom van Nieuwegein naar Groningen verhuisd. Deze studie heb ik inmiddels afgerond en ik mag me nu Arabist noemen.”