Van de redactie - jrg. 75-16

Feike ter Velde • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 16
Als we deze dagen de Reformatie herdenken dan zijn we met grote dingen bezig, althans voor mensen die de geschiedenis belangrijk vinden. En welke christen zou de geschiedenis niet van groot belang vinden. De Here grijpt in Zijn gesprek met Israël ook vaak terug op de dingen die in het verleden zijn gebeurd. Hij herinnert Zijn volk zo vaak aan de grote daden die Hij onder hen verrichtte, hoe Hij hen uitleidde uit het diensthuis van Egypte, hoe Hij hen leidde door de woestijn en hen onderhield met eten en drinken in de wildernis. Zo is - anders - maar toch ook de eigen geschiedenis voor elk volk van belang, ook voor ons.

Toch leren we niet veel van wat ons volk in het verleden is wedervaren. Als we kinderen of kleinkinderen vertellen over de oorlog en de moeilijke jaren daarna, dan is dat in deze tijd van materiële welvaart een verhaal uit een grijs verleden, waar de jongeren weinig of niets mee kunnen doen. Geen brood weggooien omdat wij honger hebben geleden, doet ze meestal niets.

Dat kan toch anders liggen met de dingen die in de kerkgeschiedenis zijn geschied. Vóór de Reformatie hadden de mensen geen toegang tot de Bijbel, zoals wij die vandaag volop hebben. Ze waren helemaal overgeleverd aan de kerk en de kerkleiding, die er niet veel van maakte. De kerkleiding was meestal corrupt, in hun heerschappij totalitair en in hun houding onbewogen voor de noden van de hun toevertrouwde zielen. Eigen belang stond meestal voorop.

Toch waren er natuurlijk vóór de Reformatie ook goede christenen en ook goede geestelijken, die de Bijbel - meestal uit het Latijn - kenden en Gods Woord wilden doorgeven in bijbels onderwijs aan de mensen. In Europa waren dat bijvoorbeeld "de Broeders des Ge*.neenen Levens", ook wel de 'moderne devoten' genoemd. Zij zijn de lichtpuntjes in de donkere Middeleeuwen. Zij, monniken, trokken vanuit de kloosters naar dorpen en steden om te prediken. Vaak in de gewone huizen van de mensen. Hun voorbeeld was Geert Groote (1340 - 1384) uit Deventer, die een krachtige boeteprediker was. Door de bisschop van Utrecht werd hem evenwel het prediken verboden. Hij wekte te veel onrust in de oppermachtige kerk. Maar om zijn belangrijke werk voort te kunnen zetten werd door zijn volgelingen een klooster in Windesheim gesticht. Later ook andere kloosters en fraterhuizen. Het werd een beweging in Europa. Deze broeders wilden niets anders dan zelf een heilig leven leiden en Gods Woord verkondigen tot heil van mensen.

Eerst na de Reformatie kwam de Bijbel echt beschikbaar voor ons volk. Wat is dat vandaag een gewone zaak. We kunnen zo maar een Bijbel kopen in onze taal. In de geschiedenis van ons volk en van Europa hebben mensen daarvoor hun leven gegeven. Ze stonden met hun leven in voor de Boodschap van de Here Jezus Christus. Namen als Johannes Hus en de vele martelaren met hem, staan aan het begin van de Bijbel in de landstaal. Zij riepen op tot bekering en noemden de zonden - ook van en in de kerk - bij name. Dat is vandaag met de moderne zonden van onze tijd een moeilijke zaak geworden. Wij kunnen nauwelijks meer de dingen bij name noemen, omdat grote zonden in onze tijd zijn gecultiveerd. Wie nu oproept tot bekering in de oorspronkelijke bijbelse zeggingskracht wordt op z'n minst door eigen mensen verweten te 'moraliseren' en door de overheid, als het mogelijk is, veroordeeld wegens smaad of overtreding van wetten. Want er zijn ook wetten in ons land, die zonden cultiveren. Er zijn actiegroepen, die zonden propageren. We zijn terechtgekomen in de cultuur van Sodom en Gomorra en er lijkt geen weg terug.

De enige weg terug is: Solo Scriptura - Alleen de Schrift.

Namens de redactie
FtV