'Vader, vergeef het hun...'

ds. Yme Horjus • 88 - 2012 • Uitgave: 7
Lucas 23:34

Daar hangt Jezus aan Zijn kruis, geflankeerd door twee misdadigers. Na alle verschrikkelijke gebeurtenissen wordt nu het vonnis ten uitvoer gelegd. De spotters voeren hier het hoogste woord. De oversten van het volk verkeren in een overwinningsroes en laten zich in hun hoon en verachting helemaal gaan. 'Anderen heeft Hij gered, laat Hij nu Zichzelf redden, indien Hij de Christus Gods is, de uitverkorene!'

Alle aandacht concentreert zich op het middelste kruis. Hij mag niet rekenen op medelijden, slechts gevoelens van haat en afkeer zijn Zijn deel. Naast het lichamelijke lijden dat Hij moet ondergaan is er ook dat geestelijke lijden. Hoe bitter moet dit lijden voor Jezus zijn geweest. Het getier en geraas maakten Zijn lijden dieper en onmenselijker. Zou een mens niet gaan terugschelden als zijn belagers vloeken en dolzinnig beginnen te tieren?
Het is onvoorstelbaar. Maar wanneer Jezus Zijn mond opent, is dat niet om te verwensen, maar om te zegenen. 'Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!' Dit eerste van de zeven kruiswoorden van de Here Jezus Christus is een gebed. Als niemand meer denkt aan bidden op dit afschuwelijke moment gaat Jezus aan het kruis voor in gebed.

Een vertrouwd woord
Hij roept tot Zijn hemelse Vader: 'Vader!' Zo was immers het leven van Jezus steeds geweest. Wij kennen Jezus niet anders. Van jongs af aan was Hij in de dingen van de Vader. Hij was verbonden met de Vader, door wie Jezus was uitgezonden om Zijn goddelijke wil te volbrengen. Het was een vertrouwd woord voor de Here Jezus. Vertrouwd, omdat het het begin was van Zijn bidden en danken, van Zijn doen en laten, van Zijn werken en strijden. In alles stond de Vader voorop. Het ging Jezus om de eer en glorie van Zijn hemelse Vader. Daarom komt er nu geen stroom van bitterheid van het kruis, geen verwijt en geen vijandschap, maar een stroom van liefde en van ontferming.

Hogepriester en lam
Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!
Terwijl de haat over die heuvel Golgotha golft, kan Jezus zo bidden! Hij bidt niet voor Zichzelf. Hij vraagt niet om kracht om dit lijden te doorstaan. Hij smeekt de Vader niet om aan deze werkelijk ten hemelschreiende situatie een einde te maken. Nee, Hij bidt voor Zijn beschuldigers, voor hen die Jezus veroordeeld hebben. Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Hij bidt om vergeving!
Is de Here Jezus hier niet voluit hogepriester? Voorbidder en pleitbezorger van Zijn volk? 'Hebt uw vijanden lief', hield de Here Zijn volgelingen voor. 'Doet wel degenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen' (Lucas 6:27). De Here gaat Zijn discipelen daarin voor. En we moeten zeggen: op een onnavolgbare wijze. Zoals déze hogepriester heeft gebeden en gezegend, zo zal er nooit meer een hogepriester opstaan. Deze hogepriester was ook lam. Het lam voor de zonde van de wereld. Deze hogepriester nam zichzelf als offer, om de vergeving en de verzoening tussen God en mens tot stand te brengen. Een verzoening in Zijn bloed.

Schare zonder herder
Vader, vergeef het hun..., want zij weten niet wat zij doen.
Jezus bidt voor de mensen beneden aan de voet van het kruis. Hij bidt voor het gepeupel dat zich liet opzwepen tot een goddeloos gekrijs: Kruisig Hem... Jezus bidt voor de overpriesters en de Farizeeën die alleen uit waren op hun eigen belang en die hun positie door deze - in hun ogen - vrome oproerkraaier dreigden te verliezen. Jezus bidt voor de spottende oversten, die begerig hun zoete wraak kwamen opeisen. Hij bidt voor de Romeinse soldaten, die een duit in het zakje willen doen en zich aansluiten bij de joelende menigte.
Maar over hun hoofden vraagt Jezus Zijn hemelse Vader vergeving voor de discipelen die zijn weggelopen en voor Simon Petrus die gezworen had Jezus niet te kennen. De ware hogepriester wil bidden en zegenen. Hij zet Zijn leven in voor al deze mensen, die als scharen zijn zonder herder en over wie Hij met ontferming bewogen is. Vader, vergeef het hun met Mijn dood. Zij zijn onwetend, verblind door de zonde. Het gebed van de Here ging boven dat moment uit. Dat gebed heeft een veel diepere betekenis, een wijdere strekking, een groter bereik. Zijn gebed om vergeving van de Vader reikt verder dan Jeruzalem, het omspant de loop der tijden, strekt zich uit dwars door de eeuwen om ons aan te raken. Jezus is niet gekruisigd door Zijn moordenaars, maar om de zonde, de schuld en de nood van alle mensen. Nee, zegt het oude lied van Jacob Revius:

't En zijn de joden niet, Heer Jesu, die u kruisten,
Noch die verraderlijk u togen voor 't gericht,
Noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht,
Noch die u knevelden met hunne felle vuisten!
't En zijn de krijgslui niet, die hebben uitgetogen
Uw kleed, of riet of hamer hebben opgelicht
Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rok nog twistten onbewogen.

Ik ben 't, o Heer, ik ben 't, die U dit heb aangedaan
Ik ben de zware boom, die U had overlaan;
Ik ben de taaie streng, daarmee Gij gingt gebonden
De nagel en de speer, de gesel, die U sloeg
De bloed-bedropen kroon, die Heer uw schedel droeg:
Want dit is al geschied, eilaas om mijne zonden.


Ongevraagd vergeven
Wat een kracht komt er van dat kruis! Vergeven is wel het moeilijkste waarvoor mensen in hun leven voor geplaatst kunnen worden. Vooral vergeven als er niets tegenover staat. Geen berouw of spijtbetuiging van iemand anders. Géén van de mensen rondom het kruis van Jezus laat hier iets horen. 'Maar dit mág toch niet, dit kán toch niet? Een mens die alleen maar goedheid heeft getoond, kruisigen?' Het komt bij niemand op om hier te zeggen dat dit de grootste vergissing is die de mensheid ooit heeft gemaakt! En Jezus vergeeft hier Zijn tegenstanders zonder dat zij om die vergeving hebben gevraagd.
Wij zouden er vaak niet over prakkiseren om iemand iets te vergeven die niet om vergeving heeft gevraagd. Jezus doet dat hier wel. Wij kunnen dat soms al niet bij iemand die wel zijn schuld belijdt. Van Simon Wiesenthal is uit een van zijn boeken bekend dat hij bij een oude SS'er werd geroepen, die zijn schuld aan de dood van vele Joden wilde opbiechten. Simon Wiesenthal ging wel naar deze man toe, maar verliet de kamer zonder iets te zeggen. Hij wilde niet vergeven, hij kon niet vergeven.
Hoe anders was het met Corry ten Boom, die de kampbeul van haar barak heeft vergeven in de Naam van Jezus. Zij wilde leven vanuit de genezende en vernieuwende kracht van het evangelie en kon zonder gevoelens van wrok, haat en afschuw deze kampbeul tegemoet treden.
Hier gaat het om mensen die om vergeving vroegen: de oude SS'er en de kampbeul. Dan al is vergeving zo moeilijk. Wat een moeite moeten wij ons getroosten om degene die ons iets hebben aangedaan te vergeven als zij daarom vragen. Hoe moeilijk is het wanneer wij dat ongevraagd moeten doen. Dat is bijna bovenmenselijk. Toch kan het ons bevrijden van bitterheid en boosheid wanneer wij dit doen in de kracht van de Here. 'Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen...' Een mens die zover komt, ervaart een diepe vreugde van binnen. Hij wordt niet langer verteerd door zijn wraakzuchtige gevoelens en leeft dan in de vrijheid van de liefde van Jezus. Die liefde baant wegen waar menselijkerwijze geen weg was...

ds. Yme Horjus