U kent mij (3)
Gij omgeeft mij van achteren en van voren en Gij legt uw hand op mij. Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij. Psalm 139 vers 5-6
Iemand steekt zijn hand naar je uit. Je krimpt in elkaar. Je denkt aan die pijnlijke aanraking die nog steeds als een wond in je leven gedrukt staat. Maar dit handgebaar is anders. Troostend. Helend. Het is een hand die gewend is met wonden om te gaan, omdat hij zelf werd verwond. Een hand die zegt: ik weet van je pijn, want ik ken je. Het is Gods hand, uitgestrekt om jou aan te raken.
Die uitgestoken hand. Wie duldt God in z'n buurt? Wie staat Hem toe dichtbij te komen? Weg! Blijf van me af! Laat me alleen met m'n herinneringen, m'n eigen pijn en schuld. Laat me m'n eigen zin doen. Je zou Hem van je af willen slaan. Toe maar. God is zo vaak geslagen, zoals de Man die geslagen werd op zijn handen. We hebben Hem met z'n allen geslagen, aan een kruis. Daarom is het een wonder dat Hij toch steeds weer terugkomt met die uitgestoken hand.
Die hand, Gods hand, die op mij wil rusten, zoals de duif rustte op de schouder van Jezus. Zodra Hij ons aanraakt, glijdt Zijn Geest ons bestaan binnen, om ons te vullen als stromend water en te omhullen als een stomend bad. Die hand zegt dat we gekend zijn, gewild, geliefd als zijn kind. Die hand geeft ons vertrouwen en moed om de draad weer op te pakken. Het is een hand die ons licht voortduwt, zonder dwang, zonder gevaar om onszelf voorbij te rennen. Dezelfde hand maant ons tot kalmte als we te hard van stapel lopen. De hand van God, die soms zwaar op ons drukt, als Gods aanwezigheid niets anders toelaat dan ontzag voor Hem.
Dat die hand in mijn leven is, kan ik niet begrijpen, dat is mij te verheven, daar kan ik niet bij. Maar Hij is erbij gekomen, bij mijn boosheid, mijn onbegrip, mijn onvermogen om Hem te kennen. Hij nam het initiatief, Hij strekte zijn hand uit. Hij liet me weten hoe goed Hij mij kent en hoeveel Hij van mij houdt. Zijn hand is een zegenende hand. Hij geeft mij al het goeds wat Hij voor mij in petto heeft. Onder die hand word ik genezen, bloei ik op en mag ik worden wat Hij in mij ziet. Hij kent mij. Ik vertrouw Hem. Zijn aanraking is genoeg.
Willem de Vink
Iemand steekt zijn hand naar je uit. Je krimpt in elkaar. Je denkt aan die pijnlijke aanraking die nog steeds als een wond in je leven gedrukt staat. Maar dit handgebaar is anders. Troostend. Helend. Het is een hand die gewend is met wonden om te gaan, omdat hij zelf werd verwond. Een hand die zegt: ik weet van je pijn, want ik ken je. Het is Gods hand, uitgestrekt om jou aan te raken.
Die uitgestoken hand. Wie duldt God in z'n buurt? Wie staat Hem toe dichtbij te komen? Weg! Blijf van me af! Laat me alleen met m'n herinneringen, m'n eigen pijn en schuld. Laat me m'n eigen zin doen. Je zou Hem van je af willen slaan. Toe maar. God is zo vaak geslagen, zoals de Man die geslagen werd op zijn handen. We hebben Hem met z'n allen geslagen, aan een kruis. Daarom is het een wonder dat Hij toch steeds weer terugkomt met die uitgestoken hand.
Die hand, Gods hand, die op mij wil rusten, zoals de duif rustte op de schouder van Jezus. Zodra Hij ons aanraakt, glijdt Zijn Geest ons bestaan binnen, om ons te vullen als stromend water en te omhullen als een stomend bad. Die hand zegt dat we gekend zijn, gewild, geliefd als zijn kind. Die hand geeft ons vertrouwen en moed om de draad weer op te pakken. Het is een hand die ons licht voortduwt, zonder dwang, zonder gevaar om onszelf voorbij te rennen. Dezelfde hand maant ons tot kalmte als we te hard van stapel lopen. De hand van God, die soms zwaar op ons drukt, als Gods aanwezigheid niets anders toelaat dan ontzag voor Hem.
Dat die hand in mijn leven is, kan ik niet begrijpen, dat is mij te verheven, daar kan ik niet bij. Maar Hij is erbij gekomen, bij mijn boosheid, mijn onbegrip, mijn onvermogen om Hem te kennen. Hij nam het initiatief, Hij strekte zijn hand uit. Hij liet me weten hoe goed Hij mij kent en hoeveel Hij van mij houdt. Zijn hand is een zegenende hand. Hij geeft mij al het goeds wat Hij voor mij in petto heeft. Onder die hand word ik genezen, bloei ik op en mag ik worden wat Hij in mij ziet. Hij kent mij. Ik vertrouw Hem. Zijn aanraking is genoeg.
Willem de Vink