Twee dieren die Johannes de Heer ons als voorbeeld geeft
De mieren
De mieren zijn een ijverig, merkwaardig, verstandig, maar strijdlustig volk. De meer dan 6.000 bekende soorten van mieren leven in koloniën onder de grond, die elk soms meer dan 100.000 bewoners bevatten. Zij hebben hun arbeiders en soldaten, hun veeteelt, groentekwekerijen en voorraadschuren. Er zijn nesten gevonden van 2 meter hoog, met een omvang van 18 meter. De streek rondom zo’n nest beschouwen zij als particulier eigendom. Zij leven met alle omringende machten op voet van oorlog, en wee de mier die niet tot de soort van de kolonie behoort.
Recent zag ik een mierennest in mijn tuin. Als op een snelweg in een wereldstad bewogen zich daar duizenden mieren, van en naar het nest gaande. Het trof mij hoe er telkens mieren schijnbaar tegen elkaar botsen en elkaar daarna passeerden.
In een artikel over mieren las ik dat zij met hun voelsprieten de ‘nestgeur’ opnemen. Heeft een mier niet de geur van het nest waarvoor gewerkt wordt, dan wordt zij onverbiddelijk omgebracht.
Ik dacht toen aan de kleinzieligheid van vele christenen. Zij zijn ijverig als de mieren voor het koninkrijk Gods. Maar wee de broeder, die zich bij die arbeid wil aansluiten, maar niet de ‘nestgeur’ heeft van de bepaalde kerk of kring. Wat een botsingen door dat ongeestelijk betasten, meten en wegen! En intussen moet het koninkrijk Gods wachten totdat de particuliere strijd uitgevochten is.
De leeuwerik
Leeuweriken zijn weidevogels. Zij maken een nest door een kuiltje in de grond te graven en met gras en bladeren te bekleden. Zij behoren tot de eerste vogels die de lente ons brengt en zij blijven tot in het laatst van de herfst. Een bijzondere eigenschap van deze zanger is dat hij meer volharding in het zingen betoont dan elke andere vogel. Zodra hij wordt opgeschrikt, vliegt hij al zingende hoger en hoger tot je hem bijna niet meer ziet, maar nog wel hoort. Dat is nu eenmaal zijn manier om het gevaar te ontvluchten. Om neer te dalen vouwt hij de vleugels op en laat zich zo op de aarde vallen.
Om van geestelijke hoogte naar wereldgelijkvormigheid terug te vallen hebben we niets anders te doen dan onze gebedsvleugels op te vouwen; we dalen dan vanzelf. Maar om hoger te stijgen, moeten we onze gebedsvleugels uitslaan met daarbij de lofzang tot God.
Van Christus lezen we eenmaal dat Hij gezongen heeft, nl. toen Hij in grote nood was, op weg naar Zijn kruisdood (Matteüs 26:30).
Laat ons hetzelfde doen als de stijgende leeuwerik!
Johannes de Heer
Bewerkt door Frits Boekhoff
De mieren zijn een ijverig, merkwaardig, verstandig, maar strijdlustig volk. De meer dan 6.000 bekende soorten van mieren leven in koloniën onder de grond, die elk soms meer dan 100.000 bewoners bevatten. Zij hebben hun arbeiders en soldaten, hun veeteelt, groentekwekerijen en voorraadschuren. Er zijn nesten gevonden van 2 meter hoog, met een omvang van 18 meter. De streek rondom zo’n nest beschouwen zij als particulier eigendom. Zij leven met alle omringende machten op voet van oorlog, en wee de mier die niet tot de soort van de kolonie behoort.
Recent zag ik een mierennest in mijn tuin. Als op een snelweg in een wereldstad bewogen zich daar duizenden mieren, van en naar het nest gaande. Het trof mij hoe er telkens mieren schijnbaar tegen elkaar botsen en elkaar daarna passeerden.
In een artikel over mieren las ik dat zij met hun voelsprieten de ‘nestgeur’ opnemen. Heeft een mier niet de geur van het nest waarvoor gewerkt wordt, dan wordt zij onverbiddelijk omgebracht.
Ik dacht toen aan de kleinzieligheid van vele christenen. Zij zijn ijverig als de mieren voor het koninkrijk Gods. Maar wee de broeder, die zich bij die arbeid wil aansluiten, maar niet de ‘nestgeur’ heeft van de bepaalde kerk of kring. Wat een botsingen door dat ongeestelijk betasten, meten en wegen! En intussen moet het koninkrijk Gods wachten totdat de particuliere strijd uitgevochten is.
De leeuwerik
Leeuweriken zijn weidevogels. Zij maken een nest door een kuiltje in de grond te graven en met gras en bladeren te bekleden. Zij behoren tot de eerste vogels die de lente ons brengt en zij blijven tot in het laatst van de herfst. Een bijzondere eigenschap van deze zanger is dat hij meer volharding in het zingen betoont dan elke andere vogel. Zodra hij wordt opgeschrikt, vliegt hij al zingende hoger en hoger tot je hem bijna niet meer ziet, maar nog wel hoort. Dat is nu eenmaal zijn manier om het gevaar te ontvluchten. Om neer te dalen vouwt hij de vleugels op en laat zich zo op de aarde vallen.
Om van geestelijke hoogte naar wereldgelijkvormigheid terug te vallen hebben we niets anders te doen dan onze gebedsvleugels op te vouwen; we dalen dan vanzelf. Maar om hoger te stijgen, moeten we onze gebedsvleugels uitslaan met daarbij de lofzang tot God.
Van Christus lezen we eenmaal dat Hij gezongen heeft, nl. toen Hij in grote nood was, op weg naar Zijn kruisdood (Matteüs 26:30).
Laat ons hetzelfde doen als de stijgende leeuwerik!
Johannes de Heer
Bewerkt door Frits Boekhoff