Tussen de Vader en de Zoon

Feike ter Velde • 91 - 2015 • Uitgave: 25/26
‘Zie, ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven. Ik vind er vreugde in, Mijn God, om Uw welbehagen te doen’ (Psalm 40:8,9).

Het grote geheim van het Kerstfeest (Christus-feest) ligt in de eerste plaats verborgen in het Oude Testament. De geheimenissen van de Bijbel liggen niet op straat. Die moeten worden opgediept uit de aloude Joodse geschriften: het zogenaamde Oude Testament.
In Psalm 40 spreekt Iemand die Zijn leven wilde inzetten voor God: het gaat hier om Jezus, de Zoon, die kwam om de wil van Zijn Vader te volbrengen. Hij werd onze Zaligmaker, Redder en Heiland… voor ieder die in dat geloof wil leven!


Koning David heeft zulke eindeloze gedichten geschreven. Wij kennen ze als de Psalmen. Je raakt niet uitgestudeerd en uitgedacht als je teksten leest. Zeker ook van Psalm 40:8 en 9, waarin we de woorden van Jezus vinden die spreken over Zijn komst in de wereld. We vinden dat herhaald en uitgelegd in de Hebreeënbrief in het Nieuwe Testament (Hebreeën 10:5-7).
Het lijkt toch echt wel een samenspraak tussen God de Vader en God de Zoon. Andere teksten ondersteunen die gedachte en brengen ons ook dichter bij het geheimenis van het Kerstfeest.
De apostel Petrus spreekt over de bepaalde raad en voorkennis van God als het gaat over Zijn komst, Zijn leven, Zijn sterven en Zijn opstanding (Handelingen 2:23). Het was allemaal bij de Vader en de Zoon bekend. Het Kerstfeest – d.w.z. de geboorte van de Here Jezus Christus – was in de eeuwigheid besloten tussen de Vader en de Zoon. Het werd het fundament van Gods reddingsplan.

Luister mee!
Ons wordt hier een blik gegund in de hemel. Maar dat niet alleen. We mogen aanzitten aan de tafel waaraan de Vader en de Zoon samen spraken over de redding van een verloren mensenziel, een verloren wereld en een verloren volk Israël (Lucas 1:54-68). De levende God heeft Zich niet opgesloten in een ontoegankelijke hemel, maar we mogen opklimmen, via het Woord en door de Heilige Geest, om Gods diepste geheimenissen te leren kennen. Luister mee!
Alles wat we er zelf van vinden – en dat is vaak heel wat – moeten we leren terzijde te leggen, op te geven, achter ons te laten, teneinde de Schrift, de Bijbel, te laten spreken. Want de Bijbel is de openbaring van dingen die het natuurlijke oog en het natuurlijke verstand niet kunnen zien of doorgronden. Dat is toch voor veel mensen heel moeilijk. We zien vandaag ook steeds meer theologen de Godheid van Jezus ontkennen om Hem een toontje lager laten zingen in het koor van de christenheid. Daarmee loopt het christelijk geloof in de wereld op zijn einde.

De keuze
Het gaat hier om de keuze die we moeten maken bij het lezen van de Bijbel. Willen we het Kind van Bethlehem ook voluit Zoon van God, d.w.z. God de Zoon, laten zijn. De ‘ongelovige’ Thomas zei tegen Hem: ‘Mijn Here en Mijn God’.
Dat was nadat Thomas de Here Jezus zag ná Zijn opstanding uit de dood. Hij kon eenvoudig niet geloven! De discipelen van Jezus, de vrienden van Thomas, hadden Jezus gezien en vertelden dat aan Thomas. Maar hij kon het niet geloven. Tot het grote moment dat de opgestane Heiland voor hem stond en hem de wonden van het Kruis werden getoond. Toen kon Thomas er niet langer omheen. En dan komt die ontroerende geloofsbelijdenis van Thomas, waarin hij de godheid van Jezus onderstreept. Maar dan moeten we ook goed luisteren naar Jezus’ woorden daarna. Want Hij prijst een ieder gelukkig – en dat mogen wij zijn, die vandaag in Hem geloven(!) – die niet hebben gezien en toch geloven.

Het mysterie
Het Kerstfeest brengt ons bij dit geheimenis, deze verborgenheid, omdat hier profetie wordt vervuld: Jezus is God in menselijke gedaante. De Immanuël van de profetie over Zijn komst (Jesaja 7:14), Hij is God met ons. Dat geheimenis heeft dus heel oude papieren en gaat terug op de eeuwigheid, waarin de Vader en de Zoon het besluit namen de wereld te redden. Maar het blijft wel een geheimenis. Het is de Drie-enige God die dit besluit nam. Maar aan ons wordt dit gepresenteerd als een Raadsbesluit tussen de Vader en de Zoon. We hebben echter geen drie goden, maar één God: de levende God van de Bijbel. Hij is de Schepper van hemel en aarde. Hij is Eén en toch meer dan dat. En daarin ligt het geheimenis dat we niet onder woorden kunnen brengen. We staan hier op heilige grond en we moeten hier de schoenen van de voeten doen. We kunnen hier niet zomaar verder gaan in onze eigen beschouwingen omdat het geheimenis ver boven ons uitstijgt. Jezus is: God uit God, licht uit licht, waarachtig God uit waarachtig God, niet gemaakt, van hetzelfde wezen met de Vader, die om ons mensen en om onze zaligheid is neergekomen uit de hemel… en een mens is geworden. In de kerkelijk vergadering van Nicea in het jaar 325 werd dit zó onder woorden gebracht. Deze woorden hebben de eeuwen overleefd en doorstaan. Het is een ultieme poging om het geheimenis te onthullen, maar het blijft een geheimenis. Het is niet God en dan daarnaast ook nog Christus. Onze belijdenis is: God in Christus!

We zien de levende God in Christus komen tot de ‘ontlediging van Zichzelf’ (Filippenzen 3:7). Hij geeft Zichzelf op… voor ons! Wie kan dat vatten? Ik niet! En toch is dit als een geheimenis aan ons meegedeeld. Dit is het Kerstfeest bij de kribbe. Dit is vreugde en verbijstering. Dit is zingen en verstommen met een brok in je keel. Dit is God die mens is geworden. Hij is een God die kan helpen en Hij is een mens die kan lijden.
Laten we daarom een licht ontsteken in de winterse duisternis en de wereldse duisternis. Jezus kwam en heeft ons hoop en leven gebracht. Hoop en leven uit de hemel, uit de eeuwigheid. Uit de raadszaal… nee, uit het hart van de levende God wordt ons Zijn barmhartigheid getoond. We zingen met Zacharias, de vader van Johannes de Doper, mee in zijn prachtige loflied (Lucas 1:67-79).

Dus wordt des HEEREN volk geleid,
door ’t licht, dat nu ontstoken is,
tot kennis van de zaligheid,
in hunne schuldvergiffenis;
Die nooit in schoner glans verscheen,
dan nu, door Gods barmhartigheên,
Die, met ons lot bewogen,
om ons van zond’ en ongeval t’ ontslaan,
een ster in Jakob op doet gaan,
de zon des heils doet aan de kimmen staan.

(Lofzang van Zacharias, vers 4)

Feike ter Velde