Tsur - “Hij is de Rots”

Gieneke van Veen-Vrolijk • 88 - 2012 • Uitgave: 3
In het Bijbelse taalgebruik komen regelmatig beelden voor van dingen die de oud-Oosterse mens bekend waren en hen daarom aanspraken. Vaak zijn het beelden uit leefomgeving of natuur. Tot die bekende Oudtestamentische natuurbeelden waarmee men vertrouwd was behoort zeker de rots. Men zag immers rondom veel gebergten en rotsen: onveranderlijk, onwankelbaar, verheven en sterk. Een van de termen waarmee de rots wordt aangeduid is het Hebreeuwse woord ‘tsur’ (rots; uitspraak: tsoer).
Dit woord ‘tsur’/rots komt voor ter aanduiding van een rotsgebergte, steensrots, rotsblok, grote rots, rotsbodem, rotswand, of één bepaalde rots. Zo wordt Horeb aangeduid als ‘tsur’. Wanneer het volk Israël in de woestijn opstandig naar water smacht, krijgt Mozes van God de opdracht: “Zie, Ik sta daar vóór u op de ‘tsur’/rots bij Horeb en u zult op de ‘tsur’/rots slaan…” (Exodus 17:6). Vgl. Psalm 78:20; zie ook Deuteronomium 32:13.

God als ‘tsur’/Rots
Als natuurbeeld duidt ‘tsur’ op verhevenheid, vastheid, onwrikbaarheid, zekerheid, onveranderlijkeid, grootheid. Het is begrijpelijk dat vanwege deze eigenschappen ‘tsur’/rots veel voorkomt als beeld van de Here God, Die zelf de rotsen schiep en onderhoudt. Metaforisch - dat is in beeldspraak - spreekt ‘tsur’/rots van Hem als een voor de vijand onneembare vesting. Als sprekend beeld vertelt ‘tsur’/rots de tot God vluchtende mens van een onwankelbaar toevluchtsoord, een eeuwig veilige schuilplaats in Hem. Als ‘tsur’/rots biedt Hij veilige zekerheid.
Dit ‘rotsbeeld’ met betrekking tot de Here God getuigt van Zijn sterkte, onveranderlijkheid en vastheid. Hij is de ‘tsur’/rots die niet wankelt en nimmer zal bezwijken. Daarom mag de mens die tot Hem vlucht zich bij Hem ook altijd zeker en veilig weten. “Hij is de Rots” zong Mozes in het indrukwekkende getuigenis- en afscheidslied dat hij Israël én ons naliet met de oproep: “Geef grootheid aan onze God. Hij is de ‘tsur’/rots wiens werk volmaakt is.” (Deuteronomium 32:3-4). Die oproep nodigt ons tot getuigend belijden!

God belijden als ‘tsur’/Rots
Hanna beleed na tijden van verdriet en beproevingen de grootheid van de Here en jubelde: “…er is niemand buiten U, en er is geen ‘tsur’/rots als onze God.” (1 Samuël 2:2). Door al haar nood in gebed aan Hem toe te vertrouwen en haar ziel voor Hem uit te storten ontving en ondervond zij Gods sterkende en troostende nabijheid en hulp (1 Samuël 10,15b,16b). Daardoor kon zij zo jubelen van de Here als haar Rots!
Alleen God is die machtige Rots. Dat horen we ook bij monde van de profeet Jesaja in de vraag van de Here “Is er ook een God buiten Mij? Er is geen ‘tsur’/rots, Ik ken er geen.” (Jesaja 44:8). Jesaja roept ons nu op voor altijd op God te vertrouwen en Hem te belijden als de eeuwige Rots: “Vertrouw op de HERE … want de HERE is een eeuwige ‘tsur’/Rots” (Jesaja 26:4). Hij is de God de ‘tsur’/Rots is die ons heeft voortgebracht (Deuteronomium 32:18). Op Hem, de eeuwige, onveranderlijke machtige Rots moeten we ons levenshuis funderen en bouwen.

‘Tsur’/rots in de Psalmen
Wij vinden dit beeldgebruik van ‘tsur’/rots regelmatig in vele Psalmen. We ontdekken met de Psalmist dat dit rotsbeeld gebruikt wordt in zeer uiteenlopende omstandigheden: in tijden van onzekerheid en ellende, in gebeden, in belijdenis van Gods grootheid en in lofprijzingen. Dat alles mogen we overnemen en meezingen.
Zo belijden we onze overtuiging: “…Hij verhoogt mij op een ‘tsur’/rots…”(Psalm 27:5c). In nood mogen we te allen tijde bidden: “…wees mij tot een sterke ‘tsur’/rots…” (Psalm 31:3).
Als onze ‘tsur’/rots mogen/moeten we Hem ook loven en danken voor zijn heil en bescherming “…laat ons juichen voor de ‘tsur’/Rots van ons heil…” (Psalm 95:1).
David had onder zeer benarde omstandigheden leren zingen: “Hij is mijn ‘tsur’/rots… de ‘tsur’/rots van mijn kracht…” (Psalm 62:3,7,8). Hij ondervond hoe de Here redt en een vaste schuilplaats is voor wie Hem zoeken. Hij is de Levende en Hem geldt onze lofprijzing: “…wie is een ‘tsur’/rots behalve onze God?” en “…geprezen zij mijn Rots…” (Psalm 18:3,32,47).

Over Israëls en onze woestijnreis zegt de apostel Paulus dat Christus de Rots was/is (1 Korintiërs 10:4b,c). Kent u uit eigen ervaring de rijke betekenis van de bekende woorden ‘…vaste Rots van mijn behoud…’? Christus is de Rots van ons eeuwig heil en behoud. Schuil steeds in Hem en zing mee met de Psalmist: “HERE, mijn Rots en mijn Verlosser…” (Psalm 19:15c).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk