Troonsbestijging in de hemel

Dirk van Genderen • 90 - 2014 • Uitgave: 11
De hemelvaart van de Here Jezus betekende Zijn troonsbestijging in de hemel. Zijn hemelvaart is veel belangrijker dan wij vaak denken. De Here Jezus heeft de totale overwinning behaald.

Met name de Hebreeënbrief spreekt veelvuldig over de betekenis van de hemelvaart. Ter bemoediging en om ons te verwonderen over Zijn grootheid en heerlijkheid geef ik u een aantal teksten door.

De hemelvaart is de dag dat ‘Hij Zich gezet heeft aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen. Hij is zoveel meer geworden dan de engelen als de Naam die Hij als erfdeel ontvangen heeft, voortreffelijker is dan die van hen’ (Hebreeën 1:3b en 4).
Op die dag zegt de Vader tegen Hem: ‘Uw troon, o God, bestaat in alle eeuwigheid. De scepter van Uw koninkrijk is een scepter van het recht’ (vers 8).
Het is de dag waarop God Hem met vreugdeolie gezalfd heeft boven Zijn metgezellen (vers 9).
Het is de dag waarop de Vader tegen Hem zei: ‘Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten’ (Hebreeën 1:13).
Het is de dag dat Hij met heerlijkheid en eer werd gekroond (Hebreeën 2:9).
Het is de dag waarop Hij als grote Hogepriester de hemelen is doorgegaan (Hebreeën 4:14).
Het is de dag waarop Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwige zaligheid is geworden (Hebreeën 5:9).
Het is de dag waarop Hij boven de hemelen verheven werd (Hebreeën 7:26).
Het is de dag waarop Hij als Zoon in eeuwigheid vervolmaakt werd (Hebreeën 7:28).
Het is de dag waarop Hij als Hogepriester gezeten is aan de rechterhand van de troon van de majesteit in de hemelen (Hebreeën 8:1).
Het is de dag waarop Hij een zoveel voortreffelijker bediening heeft ontvangen (Hebreeën 8:6).

Hemelvaartsdag is Kroningsdag
Christus heeft de troon bereikt. Waarom spant de satan zich dan nog zo in? Omdat hij wil verhinderen dat ook u en ik die troon bereiken. Hij wil trachten te verhinderen dat Christus de vreugde zal beleven om met velen die troon te delen.
In Israël werden er dagelijks vele offers gebracht bij het grote altaar. Er was echter één dag in het hele jaar waarop al die offers samen hun eigenlijke waarde verkregen en dat was op de grote verzoendag, als de hogepriester met bloed, bij het altaar vergoten, het allerheiligste binnenging tot Gods troon. Dat is het beeld van hemelvaart. Zo is de Here Jezus door Zijn eigen bloed voor eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht (Hebreeën 9:12).
Sinds de hemelvaart is Hij, de Here Jezus, op Gods troon. De Hemelvaartsdag was Zijn Kroningsdag. Als God verliet Hij de hemel, als Mens, Die tegelijk ook God is, besteeg Hij de troon. Hij is echter niet de Enige Die bestemd is tot deze troon. Hebreeën 2:10 zegt: ‘Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, om veel kinderen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun zaligheid door lijden zou heiligen.’

Onze hemelvaart
Je zou het zo kunnen zeggen: Zijn hemelvaart, Zijn zitten op de troon, is het onderpand van onze hemelvaart, van ons zitten op de troon. Als de Voorloper is Hij daar voor ons binnengegaan, zegt Hebreeën 6:20. Dat is wat, om te bedenken, dat wij, als we Hem door genade mogen kennen, ook eenmaal daar zullen zijn, bij Hem, op de troon. Openbaring 3:21 zegt immers: ‘Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb.’
Nog even, dan komt Hij weer terug om ons voor altijd tot Zich te nemen. Die lijn loopt er ook, van Zijn hemelvaart naar Zijn wederkomst. Dan wordt werkelijkheid wat we lezen in Openbaring 20:4: ‘En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, die het beest en zijn beeld niet hadden aangebeden, die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij werden weer levend en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang.’

Dirk van Genderen