‘Toen was geloof heel gewoon…’

Yme Horjus • 93 - 2017 • Uitgave: 18
Een aantal jaren geleden hebben mijn vrouw en ik een tour gemaakt langs allerlei oude kerken op het Groningse platteland. Prachtige monumentale gebouwen zijn dat. Met z’n tweeën rondlopend in zo’n kerkje ervoeren we de stilte van vele eeuwen geschiedenis. We zagen in gedachten de mensen voor ons die hier hebben gezongen, gebeden en geluisterd naar de verkondiging uit Gods Woord. De gewijde ruimte bracht ons als vanzelf tot verstilling. We hoorden alleen onze voetstappen.

In één kerkje beseften we dat een ingrijpende gebeurtenis had plaatsgevonden: in Ulrum, waar ds. Hendrik de Cock in 1834 opkwam voor een zuivere woordverkondiging. Die gebeurtenis is bekend geworden als de Afscheiding. Dat was in een tijd van grote vrijzinnigheid. Bijzonder om zo op historische grond te staan! Omdat die kerken meestal door de weeks niet open waren, gingen wij op zoek naar een sleutel en kregen die vaak ook mee. Soms ging de koster mee om ons een rondleiding te geven. Een keer vertelde zo’n koster dat dat kerkje maar éénmaal in de maand gebruikt werd voor een eredienst. Met vier dorpen hadden ze een eigen predikant en dus was er maar één dienst per maand in elk van de vier dorpen. En op mijn vraag hoeveel mensen er dan kwamen, zei hij aarzelend: ‘vijftien tot twintig’.
Ik herinner mij dat ik deze tekst in gedachten kreeg: ‘Doch als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?’ Hier op het platteland van Groningen sloeg de secularisatie mij koud in het gezicht. Is er nog een gemeente waar dat geloof in Jezus als de Verlosser nog te vinden is? Zoiets kan je benauwen. De rapporten van ‘God in Nederland’ liegen er niet om. De statistieken laten overduidelijk een neergang zien in de kerkgang, maar ook in de ledentallen van de diverse kerkgenootschappen.

Stef Bos heeft een melancholisch liedje over kerk en christendom geschreven. ‘Toen was geloof heel gewoon…’ Dat liedje gaat over het geloof van zijn ouders en hoe dat toen allemaal de gewoonste zaak van de wereld was. Er is een nieuw EO-programma rond dit liedje opgenomen (uitgezonden in de zomer van 2017), dat enerzijds nostalgie ademt, maar anderzijds opluchting. Blij dat die periode in de geschiedenis voorbij is, zo denken en redeneren velen, want er was zoveel enghartigheid en benepenheid.

Advies van Freek
In dat programma interviewt Andries Knevel ook de cabaretier Freek de Jonge. Hij nam Freek de Jonge mee naar de kerk van zijn jeugd, waar Freeks vader predikant was. Zittend in die kerkbanken van de St. Getrudiskerk in Workum, die anders dan de naam doet vermoeden een hervormde kerk is, vertelt Freek de Jonge dat hij het behoren bij een kerk helemaal achter zich heeft gelaten. Toch zien we hem in een ander beeldfragment zingend achter de piano het lied ten gehore brengen: ‘Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand…’ Hella, zijn vrouw, ondersteunt hem met vioolspel. Het is niet helemaal duidelijk wat dit alles nog doet met de cabaretier. Ik denk persoonlijk dat hij er niet helemaal los van is. Als Andries Knevel hem vraagt wat Freek in deze moeilijke tijden voor de kerk voor advies heeft, dan komt een veelbetekenend antwoord: “‘De kerk moet bij haar essentie blijven. Bij haar kern.” Freek herinnert zich de eerste aanpassingen die hij bij zijn eigen vader heeft meegemaakt: een jazzbandje. Alsof dat de zaak kon redden! Een andere keer een toneelspeler inhuren en een dialoog beginnen vanaf de kansel met die acteur. De kerk – zegt Freek de Jonge – moet de weg van de aanpassing niet opgaan, maar beschikbaar zijn voor de echte levensvragen van mensen en het is een zegen dat je daar nog terecht kunt zonder dat daar een rekening tegenover staat. Geen uurtje factuurtje!

Tegen alle verwachting in
Ik heb in een gedenkgeschriftje van een kerk die jubileerde een verhaal gelezen dat mij ontroerde. Het is het waargebeurde verhaal van een moerbeiboom bij een kerk in Amsterdam. Tijdens de sloop van aangrenzende huizen, die plaatsvond in het kader van een stadsvernieuwingsproject, stortte een wankele muur in en de moerbeiboom raakte bedolven onder het puin. Toen het puin geruimd was, heeft de koster van de kerk een stekje uit de gekraakte boom genomen en tegen alle verwachting in staat op dezelfde plaats een inmiddels volwassen moerbeiboom. Wat ik hiermee wil zeggen is: de gemeente of kerk is een menselijk instituut, maar als dat alles zou zijn, zou zij allang opgehouden hebben te bestaan. Gelukkig is de gemeente ook nog een instelling van God en behoort zij aan de Heere Jezus, die heeft gezegd: ‘Ik zal mijn gemeente bouwen’.
In het begin van de eerste brief aan de Tessalonicenzen staat een zin die mij altijd diep heeft geraakt: ‘Want uit uw midden heeft het woord des Heren weerklonken’ (1:8). Dààr gaat het om! Dat is het geheim van de gemeente van Christus! Als een gemeente serieus werk maakt van de verkondiging van de boodschap van de genade in de kruisdood en opstanding van Jezus Christus, dan blijft zij bij haar essentie en kern. Dan kan zij wel eens gekraakt worden door een omvallende muur, maar dan zal een stekje toch weer uitgroeien tot een volwassen boom. Wat je zoveel om je heen ziet, is dat kerken uit alle macht proberen zich voor het oog van de wereld acceptabel te maken. De secularisatie dwingt kerken om een vorm te vinden waarin zij nog een beetje aantrekkelijk zijn voor de buitenwereld. Men vindt het dan een eis van de tijd om cultureel relevant te zijn, wat ook deze term moge betekenen. Meestal betekent dat niet veel goeds en leidt dat tot een inleveren op essentiële onderdelen van de evangelieboodschap. Ik noem dat echt een valkuil.

Als kerken onverkort willen vasthouden aan het levende Woord, dan zal dat zijn uitwerking niet missen. Dan gaat die Heilige Geest zegenen! Dan sterft de gemeente van Christus niet een langzame secularisatiedood! Freek de Jonge heeft wèl gelijk: laat de kerk vasthouden aan haar core-business!

Yme Horjus