Tiende Zoeklicht Zomer Bijbelquiz
Tiende Zoeklicht Zomer Bijbelquiz
Excuses, geachte lezers! “Waarvoor?” zult u vragen. Ik heb voordat ik deze quiz samenstelde voor mezelf de zevende en de achtste quiz even gemaakt. Als oefening. Met de gedachte wel ‘even’ 25 uit 25 punten te scoren. Dat moest wel, want ik heb zelf die quizzen samengesteld. Maar, nee hoor. Mijn scores waren 20/25 respectievelijk 21/25. Dus het was echt wel moeilijk. Daarvoor excuses. Ik zal proberen het nu wat eenvoudiger te maken. Eerst enkele tips:
1. Maak eerst een paar kopietjes van de quiz voor het geval dat u hem met uw gezin, de gemeentekring of gewoon met vrienden wilt maken.
2. We gebruiken nog steeds de NBG 1951-vertaling van Gods Woord.
3. Op blz. 28 vindt u de goede antwoorden plus een bescheiden voorstel voor een scoretabel.
4. Het is de bedoeling de vragen zonder in de Bijbel te ‘spieken’ te beantwoorden. U kunt uiteraard ook een tweede keer door de quiz gaan en de vragen waarover u twijfelt in de Bijbel opzoeken.
5. Er is nu een variëteit van onderwerpen:
• Zes vragen over gebeden en bidden
• Vijf vragen over Israël
• Vijf vragen over Petrus
• Vier vragen over Jeremia
• Vijf vragen over het werk van de Here Jezus
Als u de quiz klaar hebt kunt u uiteraard de antwoorden nog even in de Bijbel nagaan. Van harte wensen we u en wellicht samen met anderen een boeiend, geestelijk opbouwend en leerzaam uurtje met deze quiz.
Vragen over gebed en bidden
1. Abraham bad voor Sodom. Hij pleitte bij God op grond van rechtvaardigen die mogelijk nog in die stad waren. Hij begon met 50 rechtvaardigen die misschien nog in Sodom zouden zijn… Het werden er steeds minder. Bij welk door Abraham genoemde aantal ging de HERE weg?
a) 30
b) 20
c) 10
d) 5
2. Vul het volgende Bijbelwoord aan: ‘Het gebed van een rechtvaardige vermag veel…’
a) …zodat de Here geprezen wordt
b) …doordat er kracht aan verleend wordt
c) …maar niet alles
d) …naar de belofte van onze Here Jezus Christus
3. Wie zei: “U hebt niets omdat u niet bidt”?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Jakobus
d) Petrus
4. Wie zei: “…want een ieder die bidt, ontvangt”?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Jakobus
d) Petrus
5. Wie zei: “…bidt zonder ophouden”?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Jakobus
d) Petrus
6. Wie vermaant ons in verband met de eindtijd met de volgende woorden: “…wordt nuchter opdat u kunt bidden”?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Jakobus
d) Petrus
Vijf vragen over Israël
7. Wie heeft in het Nieuwe Testament voorzegd dat ‘de Verlosser uit Sion zal komen’?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Petrus
d) Johannes
8. Aan wie richtte de apostel Jakobus in eerste instantie zijn brief?
a) Aan de gelovigen-uit-de-volken
b) Aan de gemeenten in Asia
c) Aan de Joodse gelovigen in de Here Jezus in het algemeen
d) Aan de twaalf stammen in de verstrooiing
9. Wie profeteerde (verkondigde) dat de komst van de Messias ‘heerlijkheid voor Uw volk Israël’ zou betekenen (Lucas 2:32)?
a) De apostel Petrus in zijn Pinkstertoespraak
b) De oude Simeon in de Tempel
c) De Here Jezus Zelf
d) De engel Gabriël tegen Maria
10. Wie zei “Het Heil is uit de Joden”?
a) De Here Jezus tegen de Samaritaanse vrouw
b) Paulus in zijn uitleg over Israël in de brief aan de Romeinen
c) De engel van de Here die in een droom tegen Jozef o.a. zei dat hij niet moest aarzelen met Maria te trouwen
d) Jakobus tegen de andere apostelen en de oudsten in Jeruzalem toen zij beraadslaagden over de positie van de gelovigen-uit-de-volken
11. Wie zei dat God ‘in de eerste plaats voor u (het Joodse volk) Zijn Knecht Jezus heeft doen opstaan”?
a) Petrus in zijn toespraak in de Zuilengang van Salomo van de tempel
b) Paulus toen hij vanaf de trappen van de kazerne in Jeruzalem de Joden toesprak
c) Jakobus in Handelingen 15
d) Petrus als hij in zijn eerste brief over de opstanding van de Here Jezus spreekt
Vijf vragen over Petrus
12. Petrus was de bijnaam die de Here Jezus hem had gegeven. Wat was zijn originele naam?
a) Johannes
b) Simon
c) Jozef
d) Juda
13. Hoe heette de vader van Petrus?
a) Jona of Johannes
b) Zebedeüs
c) Jakob
d) Juda
14. In de Hof van Getsemané wilde Petrus met geweld de arrestatie van de Here Jezus verhinderen. Hoe deed Petrus dat?
a) Hij riep tegen de andere discipelen dat ze samen Jezus moesten verdedigen
b) Hij ging op de vuist met een van de dienaren van de hogepriester
c) Hij probeerde Jezus weg te trekken om in het donker te kunnen ontsnappen
d) Hij trok zijn zwaard en sloeg een van de dienaren van de hogepriester het rechteroor af
15. Wat zegt Petrus in een van zijn twee brieven over Paulus?
a) Dat Paulus de apostel voor de heidenen is
b) Dat Paulus veel voor de Here heeft gearbeid
c) Hij noemt Paulus ‘onze geliefde broeder’
d) Hij noemt Paulus ‘onze mededienstknecht Paulus’
16. Wat betekent ‘Petrus’?
a) Steenrots
b) Verhoord
c) Getrouwe
d) Gezalfde
Vier vragen over Jeremia
17. Uit welke stam kwam Jeremia?
a) Juda
b) Efraïm
c) Levi
d) Benjamin
18. Na de harde, onverbiddelijke oordeelsprofetieën over Israël kreeg de profeet een aantal goede, positieve woorden van de HERE. Hoe reageerde Jeremia hier op?
a) Hij was heel dankbaar
b) Hij prees de HERE, zijn God
c) Hij werd wakker en merkte: ‘mijn slaap was zo zoet’
d) Hij gaf de goede profetie onmiddellijk door
19. Op aandringen van de vorsten liet koning Zedekia Jeremia in een put gooien waar hij in de modder zonk. Wie redde de profeet?
a) Zijn trouwe schrijver en hulp Baruch
b) Enkele vorsten die Jeremia en Baruch goed gezind waren
c) Twee Godvrezende, bevriende priesters uit zijn woonplaats Anatot
d) Een hoveling uit Ethiopië, die in het koninklijk paleis in Jeruzalem was
20. Nadat Jeremia uit de put was gehaald, liet koning Zedekia hem bij zich brengen. Jeremia adviseerde hem namens de HERE zich aan de Babyloniërs over te geven. Dan zou Jeruzalem niet verbrand worden. Zedekia liep niet over naar de vijand. Waarom niet?
a) Hij vertrouwde Jeremia niet
b) Hij was bang voor de wreedheid van het leger van de vijand
c) Hij was bang bespot te worden door de Judeeërs die al overgelopen waren
d) Hij was bang dat de vorsten in Jeruzalem hem zouden betrappen op zijn vlucht
Vijf vragen over het werk van de Here Jezus
21. Wat was het eerste wonder te Kana van de Here Jezus?
a) De genezing van een verlamde
b) De genezing van een blinde
c) De genezing van de zoon van een hoveling
d) Water in wijn veranderd op een bruiloft
22. Aan welke ziekte leed de schoonmoeder van Petrus toen ze door de Here Jezus genezen werd?
a) Ze was verlamd
b) Ze had zware koorts
c) Ze was blind
d) Ze had pijnlijke zweren
23. De Here Jezus werd vlak nadat Hij door Johannes gedoopt was driemaal door de duivel verzocht. Hoe heeft de Here Jezus elke van de drie verzoekingen, weerstaan en de duivel verslagen?
a) Hij zei: “Ga weg van Mij satan”
b) Hij zei: “Gij zult de Here God niet verzoeken”
c) Telkens haalde Hij een tekst uit de Tenach (OT) aan
d) Hij vertrouwde rustig op Zijn hemelse Vader
24. Een melaatse kwam tot de Here Jezus, viel voor Hem neer en zei: “Here, indien Gij wilt kunt Gij mij reinigen.” Wat was de reactie van de Here Jezus?
a) De Heer strekte Zijn hand uit, raakte de melaatse aan en zei: “Ik wil het, word rein.”
b) De Heer zei: “Ik wil het, word rein.”
c) De Heer zei: “Uw geloof heeft u behouden, wees genezen van uw kwaal.”
d) De Heer omhelsde hem en zei: “Ik wil het, word rein.”
25. Toen Lazarus gestorven was gingen Marta en even later Maria hem tegemoet. Beiden zeiden tegen Jezus: “Als U hier geweest was zou mijn broer niet gestorven zijn.” Maar Marta zei er nog iets bij. Wat?
a) Maar ook nu blijf ik in U geloven
b) Ik geloof dat U de opstanding en het leven bent
c) Maar ik geloof dat bij God alle dingen mogelijk zijn
d) Ook nu weet ik dat God U geven zal alles wat U van God begeert
Zo, u bent klaar met deze quiz. Nu snel naar pagina 28 voor de antwoorden en de score die ik suggereer. U zou daarna nog even in de Bijbel de goede antwoorden op de vragen waar u niet zeker van bent kunnen opzoeken. Maar die antwoorden tellen natuurlijk niet echt mee voor de score. Anders haalt iedereen 100%. Hartelijk dank voor het maken van deze quiz.
Jan van Barneveld
Antwoorden Tiende Zoeklicht Zomer Bijbelquiz
Vraag Antwoord Bijbelgedeelte
1 - c - Genesis 18:32,33
2 - b - Jakobus 5:16
3 - c - Jakobus 4:2
4 - a - Matteüs 7:8
5 - b - 1 Tessalonicenzen 5:17
6 - d - 1 Petrus 4:7
7 - b - Romeinen 11:26
8 - d - Jakobus 1:1
9 - b - Lucas 2:32
10 - a - Johannes 4:22
11 - a - Handelingen 3:26
12 - b - Marcus 3:16
13 - a - Matteüs 16:17 en Johannes 1:43; 21:15
14 - d - Johannes 18:10
15 - c - 2 Petrus 3:15
16 - a - Matteüs 16:18
17 - c - Jeremia 1:1
18 - c - Jeremia 31:26
19 - d - Jeremia 38:7-13
20 - c - Jeremia 38:19
21 - d - Johannes 2:1-11
22 - b - Lucas 5:38,39
23 - c - Matteüs 4:1-11
24 - a - Matteüs 8:1-4
25 - d - Johannes 11:21,22
Volgens mij waren er 8 of 9 pittige vragen, 9 vragen waren niet extreem moeilijk en 6 of 7 makkelijke vragen. Tel uw ‘winst’ maar even op. Een score hangt ook af van wie u bent en hoelang u de Bijbel al leest.
10 – 13 voldoende
14 – 20 goed
21 – 25 zeer goed
Ten slotte wensen wij van de redactie u een ontspannen en gezegende vakantie toe.
Jan van Barneveld
Excuses, geachte lezers! “Waarvoor?” zult u vragen. Ik heb voordat ik deze quiz samenstelde voor mezelf de zevende en de achtste quiz even gemaakt. Als oefening. Met de gedachte wel ‘even’ 25 uit 25 punten te scoren. Dat moest wel, want ik heb zelf die quizzen samengesteld. Maar, nee hoor. Mijn scores waren 20/25 respectievelijk 21/25. Dus het was echt wel moeilijk. Daarvoor excuses. Ik zal proberen het nu wat eenvoudiger te maken. Eerst enkele tips:
1. Maak eerst een paar kopietjes van de quiz voor het geval dat u hem met uw gezin, de gemeentekring of gewoon met vrienden wilt maken.
2. We gebruiken nog steeds de NBG 1951-vertaling van Gods Woord.
3. Op blz. 28 vindt u de goede antwoorden plus een bescheiden voorstel voor een scoretabel.
4. Het is de bedoeling de vragen zonder in de Bijbel te ‘spieken’ te beantwoorden. U kunt uiteraard ook een tweede keer door de quiz gaan en de vragen waarover u twijfelt in de Bijbel opzoeken.
5. Er is nu een variëteit van onderwerpen:
• Zes vragen over gebeden en bidden
• Vijf vragen over Israël
• Vijf vragen over Petrus
• Vier vragen over Jeremia
• Vijf vragen over het werk van de Here Jezus
Als u de quiz klaar hebt kunt u uiteraard de antwoorden nog even in de Bijbel nagaan. Van harte wensen we u en wellicht samen met anderen een boeiend, geestelijk opbouwend en leerzaam uurtje met deze quiz.
Vragen over gebed en bidden
1. Abraham bad voor Sodom. Hij pleitte bij God op grond van rechtvaardigen die mogelijk nog in die stad waren. Hij begon met 50 rechtvaardigen die misschien nog in Sodom zouden zijn… Het werden er steeds minder. Bij welk door Abraham genoemde aantal ging de HERE weg?
a) 30
b) 20
c) 10
d) 5
2. Vul het volgende Bijbelwoord aan: ‘Het gebed van een rechtvaardige vermag veel…’
a) …zodat de Here geprezen wordt
b) …doordat er kracht aan verleend wordt
c) …maar niet alles
d) …naar de belofte van onze Here Jezus Christus
3. Wie zei: “U hebt niets omdat u niet bidt”?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Jakobus
d) Petrus
4. Wie zei: “…want een ieder die bidt, ontvangt”?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Jakobus
d) Petrus
5. Wie zei: “…bidt zonder ophouden”?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Jakobus
d) Petrus
6. Wie vermaant ons in verband met de eindtijd met de volgende woorden: “…wordt nuchter opdat u kunt bidden”?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Jakobus
d) Petrus
Vijf vragen over Israël
7. Wie heeft in het Nieuwe Testament voorzegd dat ‘de Verlosser uit Sion zal komen’?
a) De Here Jezus
b) Paulus
c) Petrus
d) Johannes
8. Aan wie richtte de apostel Jakobus in eerste instantie zijn brief?
a) Aan de gelovigen-uit-de-volken
b) Aan de gemeenten in Asia
c) Aan de Joodse gelovigen in de Here Jezus in het algemeen
d) Aan de twaalf stammen in de verstrooiing
9. Wie profeteerde (verkondigde) dat de komst van de Messias ‘heerlijkheid voor Uw volk Israël’ zou betekenen (Lucas 2:32)?
a) De apostel Petrus in zijn Pinkstertoespraak
b) De oude Simeon in de Tempel
c) De Here Jezus Zelf
d) De engel Gabriël tegen Maria
10. Wie zei “Het Heil is uit de Joden”?
a) De Here Jezus tegen de Samaritaanse vrouw
b) Paulus in zijn uitleg over Israël in de brief aan de Romeinen
c) De engel van de Here die in een droom tegen Jozef o.a. zei dat hij niet moest aarzelen met Maria te trouwen
d) Jakobus tegen de andere apostelen en de oudsten in Jeruzalem toen zij beraadslaagden over de positie van de gelovigen-uit-de-volken
11. Wie zei dat God ‘in de eerste plaats voor u (het Joodse volk) Zijn Knecht Jezus heeft doen opstaan”?
a) Petrus in zijn toespraak in de Zuilengang van Salomo van de tempel
b) Paulus toen hij vanaf de trappen van de kazerne in Jeruzalem de Joden toesprak
c) Jakobus in Handelingen 15
d) Petrus als hij in zijn eerste brief over de opstanding van de Here Jezus spreekt
Vijf vragen over Petrus
12. Petrus was de bijnaam die de Here Jezus hem had gegeven. Wat was zijn originele naam?
a) Johannes
b) Simon
c) Jozef
d) Juda
13. Hoe heette de vader van Petrus?
a) Jona of Johannes
b) Zebedeüs
c) Jakob
d) Juda
14. In de Hof van Getsemané wilde Petrus met geweld de arrestatie van de Here Jezus verhinderen. Hoe deed Petrus dat?
a) Hij riep tegen de andere discipelen dat ze samen Jezus moesten verdedigen
b) Hij ging op de vuist met een van de dienaren van de hogepriester
c) Hij probeerde Jezus weg te trekken om in het donker te kunnen ontsnappen
d) Hij trok zijn zwaard en sloeg een van de dienaren van de hogepriester het rechteroor af
15. Wat zegt Petrus in een van zijn twee brieven over Paulus?
a) Dat Paulus de apostel voor de heidenen is
b) Dat Paulus veel voor de Here heeft gearbeid
c) Hij noemt Paulus ‘onze geliefde broeder’
d) Hij noemt Paulus ‘onze mededienstknecht Paulus’
16. Wat betekent ‘Petrus’?
a) Steenrots
b) Verhoord
c) Getrouwe
d) Gezalfde
Vier vragen over Jeremia
17. Uit welke stam kwam Jeremia?
a) Juda
b) Efraïm
c) Levi
d) Benjamin
18. Na de harde, onverbiddelijke oordeelsprofetieën over Israël kreeg de profeet een aantal goede, positieve woorden van de HERE. Hoe reageerde Jeremia hier op?
a) Hij was heel dankbaar
b) Hij prees de HERE, zijn God
c) Hij werd wakker en merkte: ‘mijn slaap was zo zoet’
d) Hij gaf de goede profetie onmiddellijk door
19. Op aandringen van de vorsten liet koning Zedekia Jeremia in een put gooien waar hij in de modder zonk. Wie redde de profeet?
a) Zijn trouwe schrijver en hulp Baruch
b) Enkele vorsten die Jeremia en Baruch goed gezind waren
c) Twee Godvrezende, bevriende priesters uit zijn woonplaats Anatot
d) Een hoveling uit Ethiopië, die in het koninklijk paleis in Jeruzalem was
20. Nadat Jeremia uit de put was gehaald, liet koning Zedekia hem bij zich brengen. Jeremia adviseerde hem namens de HERE zich aan de Babyloniërs over te geven. Dan zou Jeruzalem niet verbrand worden. Zedekia liep niet over naar de vijand. Waarom niet?
a) Hij vertrouwde Jeremia niet
b) Hij was bang voor de wreedheid van het leger van de vijand
c) Hij was bang bespot te worden door de Judeeërs die al overgelopen waren
d) Hij was bang dat de vorsten in Jeruzalem hem zouden betrappen op zijn vlucht
Vijf vragen over het werk van de Here Jezus
21. Wat was het eerste wonder te Kana van de Here Jezus?
a) De genezing van een verlamde
b) De genezing van een blinde
c) De genezing van de zoon van een hoveling
d) Water in wijn veranderd op een bruiloft
22. Aan welke ziekte leed de schoonmoeder van Petrus toen ze door de Here Jezus genezen werd?
a) Ze was verlamd
b) Ze had zware koorts
c) Ze was blind
d) Ze had pijnlijke zweren
23. De Here Jezus werd vlak nadat Hij door Johannes gedoopt was driemaal door de duivel verzocht. Hoe heeft de Here Jezus elke van de drie verzoekingen, weerstaan en de duivel verslagen?
a) Hij zei: “Ga weg van Mij satan”
b) Hij zei: “Gij zult de Here God niet verzoeken”
c) Telkens haalde Hij een tekst uit de Tenach (OT) aan
d) Hij vertrouwde rustig op Zijn hemelse Vader
24. Een melaatse kwam tot de Here Jezus, viel voor Hem neer en zei: “Here, indien Gij wilt kunt Gij mij reinigen.” Wat was de reactie van de Here Jezus?
a) De Heer strekte Zijn hand uit, raakte de melaatse aan en zei: “Ik wil het, word rein.”
b) De Heer zei: “Ik wil het, word rein.”
c) De Heer zei: “Uw geloof heeft u behouden, wees genezen van uw kwaal.”
d) De Heer omhelsde hem en zei: “Ik wil het, word rein.”
25. Toen Lazarus gestorven was gingen Marta en even later Maria hem tegemoet. Beiden zeiden tegen Jezus: “Als U hier geweest was zou mijn broer niet gestorven zijn.” Maar Marta zei er nog iets bij. Wat?
a) Maar ook nu blijf ik in U geloven
b) Ik geloof dat U de opstanding en het leven bent
c) Maar ik geloof dat bij God alle dingen mogelijk zijn
d) Ook nu weet ik dat God U geven zal alles wat U van God begeert
Zo, u bent klaar met deze quiz. Nu snel naar pagina 28 voor de antwoorden en de score die ik suggereer. U zou daarna nog even in de Bijbel de goede antwoorden op de vragen waar u niet zeker van bent kunnen opzoeken. Maar die antwoorden tellen natuurlijk niet echt mee voor de score. Anders haalt iedereen 100%. Hartelijk dank voor het maken van deze quiz.
Jan van Barneveld
Antwoorden Tiende Zoeklicht Zomer Bijbelquiz
Vraag Antwoord Bijbelgedeelte
1 - c - Genesis 18:32,33
2 - b - Jakobus 5:16
3 - c - Jakobus 4:2
4 - a - Matteüs 7:8
5 - b - 1 Tessalonicenzen 5:17
6 - d - 1 Petrus 4:7
7 - b - Romeinen 11:26
8 - d - Jakobus 1:1
9 - b - Lucas 2:32
10 - a - Johannes 4:22
11 - a - Handelingen 3:26
12 - b - Marcus 3:16
13 - a - Matteüs 16:17 en Johannes 1:43; 21:15
14 - d - Johannes 18:10
15 - c - 2 Petrus 3:15
16 - a - Matteüs 16:18
17 - c - Jeremia 1:1
18 - c - Jeremia 31:26
19 - d - Jeremia 38:7-13
20 - c - Jeremia 38:19
21 - d - Johannes 2:1-11
22 - b - Lucas 5:38,39
23 - c - Matteüs 4:1-11
24 - a - Matteüs 8:1-4
25 - d - Johannes 11:21,22
Volgens mij waren er 8 of 9 pittige vragen, 9 vragen waren niet extreem moeilijk en 6 of 7 makkelijke vragen. Tel uw ‘winst’ maar even op. Een score hangt ook af van wie u bent en hoelang u de Bijbel al leest.
10 – 13 voldoende
14 – 20 goed
21 – 25 zeer goed
Ten slotte wensen wij van de redactie u een ontspannen en gezegende vakantie toe.
Jan van Barneveld