Tefilla - Gebed
Het gebed komt veel voor in de Bijbel. Opvallend is dat de Schrift niet zo zeer over gebeden spreekt, maar ons veel meer de mensen en/in hun gebed toont, waarbij de nadruk vooral ligt op de gebedsinhoud. Zo bracht het gebed van de Heiland de discipelen tot de bede: “Here, leer ons bidden…” (Luc. 11:1). Wat een voorrecht dit aan Hem te mogen vragen! Wat zagen, hoorden zij toen de Meester bad?
Wanneer we ons op het Oude Testament richten, zien we al in het begin van Genesis dat “…men begon de naam van de HERE aan te roepen” (Gen. 4:26).
Als het gaat om de mens die zich biddend tot de Here God richt, worden hiervoor in de Schrift algemene termen gebruikt zoals: aanroepen, spreken, zeggen, smeken. Hiernaast komen speciale woorden voor ter uitdrukking van de begrippen ‘bidden’ en ‘gebed’. Het Hebreeuwse woord voor gebed is ‘tefilla’ dat betekent: bede, smeekbede, voorbede, smeking, gebed, aanroep. Dit woord ‘tefilla’/gebed is afgeleid van het werkwoord ‘hitpallel’: bidden, smeken, voorbede doen, tussenkomen/bemiddelen.1
We lezen dat Salomo bij de tempelinwijding een zeer lang gebed uitspreekt (1Kon. 8:22-54) waarin hij God smeekt: “Dat Uw ogen open zijn… over dit huis… om te horen naar het gebed dat Uw knecht zal bidden… hoor dan naar de smeking van… Uw volk Israël dat in deze plaats zal bidden…”(vers 29,30). Steeds weer bidt hij: “Wanneer… zij tegen U gezondigd hebben en zich tot U bekeren… en tot U in dit huis zullen bidden en smeken, hoort U dan in de hemel, en vergeef…” (vers 33,34). In Salomo’s gebed komt meerdere keren het werkwoord ‘hitpallel’/bidden en het voornoemde woord ‘tefilla’/gebed voor.
We vinden deze woorden ook in Hizkia’s geschiedenis, wanneer hij in nood vanwege de belegering van Sanherib, in Gods Huis gaat om te bidden: “HERE… hoor…” (2Kon. 19:14-16). God verhoorde en verloste… Wanneer Hizkia later ziek wordt, bidt hij weer, ditmaal om genezing (2Kon. 20:2).
Relatie met God
Het oudtestamentische gebruik van het woord ‘tefilla’/gebed toont belangrijke uitgangspunten ten aanzien van het gebed. Voorop staat dat de biddende mens een relatie heeft met God. Centraal staat ook dat men weet wie God voor haar/hem is en dat Hij altijd aanwezig is om te worden aangeroepen in gebed. Men mag er van uitgaan dat Hij een God is Die hoort, ziet en antwoordt. Deze zekerheden maken het gebed ook tot dankzegging en lofprijzing.
Gebed als lofprijzing, dankzegging en gesprek met God
Het woord ‘tefilla’/gebed drukt uit dat de mens tot God nadert om met Hem te spreken, Hem te smeken, te aanbidden, danken. Zo horen we hoe David zijn benarde situatie aan de Here vertelt in een ‘tefilla’/smeekbede en zijn hart uitstort voor Hem (Ps. 142). Ook de diepbedroefde Hanna doet dit in het gebed (1Sam. 1:10-18). Dat leert ons alles bij God te brengen in gebed, wetend dat Hij nabij is. Hoor later Hanna’s dankbare lofprijzing: “Er is niemand heilig zoals de HERE… niemand als onze God”!
God hoort en ziet
De bidder biedt de Here woorden aan, of richt zich tot Hem met zuchten en is hierbij zeker dat God hoort wat zij/hij uitspreekt of uitzucht. “Deze vernederde riep tot de HERE en Hij verhoorde…” (Ps. 34:7).
Nehemia wist dat hij met zijn verdrietslast vanwege zijn volk naar de Here mocht gaan, in de zekerheid dat Hij zijn ‘tefilla’/smeking zou horen en verhoren: “HERE, God van de Hemel… Laat toch Uw oor opmerken en Uw ogen open zijn om te horen naar het gebed/‘tefilla’ van Uw dienaar… en van Uw dienaren die lust hebben Uw naam te vrezen” (Neh. 1:5-11). Opvallend is Nehemia’s overtuiging dat God hem als bidder hoort en ziet. Deze zekerheid mag ook ons bemoedigen!
God antwoordt
In de Psalmen horen we regelmatig gebeden die zekerheid van Gods verhoren uitdrukken. Zo horen we David die schuld belijdt en weet dat God vergeeft wat hij misdeed. Ook weet hij dat God hem in zijn nood vanwege vijanden zal uitredden: “De HERE zal mijn ‘tefilla’/gebed aannemen…” (Ps. 6:10).
Die zekerheid klinkt ook hier: “Ik riep tot Hem… Hij hoorde, Hij sloeg acht op de stem van mijn ‘tefilla’/aanroep. Geloofd zij God Die mijn ‘tefilla’/smeking niet heeft weggedaan…” (Ps. 66:16-20). God verhoort ieder mens die Hem om genade en vergeving smeekt, ieder mens die tot Hem nadert in de Naam van Zijn Zoon, pleitend op Zijn volbrachte kruiswerk. Wie zal na ontvangen Heil in Jezus Christus niet juichen: “Kom, hoor… ik zal vertellen wat Hij aan mijn ziel heeft gedaan.”!
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
1 Een voorbeeld van ‘bemiddelend’ bidden vinden in Mozes’ gebed voor Israël (Num. 21:7).
Wanneer we ons op het Oude Testament richten, zien we al in het begin van Genesis dat “…men begon de naam van de HERE aan te roepen” (Gen. 4:26).
Als het gaat om de mens die zich biddend tot de Here God richt, worden hiervoor in de Schrift algemene termen gebruikt zoals: aanroepen, spreken, zeggen, smeken. Hiernaast komen speciale woorden voor ter uitdrukking van de begrippen ‘bidden’ en ‘gebed’. Het Hebreeuwse woord voor gebed is ‘tefilla’ dat betekent: bede, smeekbede, voorbede, smeking, gebed, aanroep. Dit woord ‘tefilla’/gebed is afgeleid van het werkwoord ‘hitpallel’: bidden, smeken, voorbede doen, tussenkomen/bemiddelen.1
We lezen dat Salomo bij de tempelinwijding een zeer lang gebed uitspreekt (1Kon. 8:22-54) waarin hij God smeekt: “Dat Uw ogen open zijn… over dit huis… om te horen naar het gebed dat Uw knecht zal bidden… hoor dan naar de smeking van… Uw volk Israël dat in deze plaats zal bidden…”(vers 29,30). Steeds weer bidt hij: “Wanneer… zij tegen U gezondigd hebben en zich tot U bekeren… en tot U in dit huis zullen bidden en smeken, hoort U dan in de hemel, en vergeef…” (vers 33,34). In Salomo’s gebed komt meerdere keren het werkwoord ‘hitpallel’/bidden en het voornoemde woord ‘tefilla’/gebed voor.
We vinden deze woorden ook in Hizkia’s geschiedenis, wanneer hij in nood vanwege de belegering van Sanherib, in Gods Huis gaat om te bidden: “HERE… hoor…” (2Kon. 19:14-16). God verhoorde en verloste… Wanneer Hizkia later ziek wordt, bidt hij weer, ditmaal om genezing (2Kon. 20:2).
Relatie met God
Het oudtestamentische gebruik van het woord ‘tefilla’/gebed toont belangrijke uitgangspunten ten aanzien van het gebed. Voorop staat dat de biddende mens een relatie heeft met God. Centraal staat ook dat men weet wie God voor haar/hem is en dat Hij altijd aanwezig is om te worden aangeroepen in gebed. Men mag er van uitgaan dat Hij een God is Die hoort, ziet en antwoordt. Deze zekerheden maken het gebed ook tot dankzegging en lofprijzing.
Gebed als lofprijzing, dankzegging en gesprek met God
Het woord ‘tefilla’/gebed drukt uit dat de mens tot God nadert om met Hem te spreken, Hem te smeken, te aanbidden, danken. Zo horen we hoe David zijn benarde situatie aan de Here vertelt in een ‘tefilla’/smeekbede en zijn hart uitstort voor Hem (Ps. 142). Ook de diepbedroefde Hanna doet dit in het gebed (1Sam. 1:10-18). Dat leert ons alles bij God te brengen in gebed, wetend dat Hij nabij is. Hoor later Hanna’s dankbare lofprijzing: “Er is niemand heilig zoals de HERE… niemand als onze God”!
God hoort en ziet
De bidder biedt de Here woorden aan, of richt zich tot Hem met zuchten en is hierbij zeker dat God hoort wat zij/hij uitspreekt of uitzucht. “Deze vernederde riep tot de HERE en Hij verhoorde…” (Ps. 34:7).
Nehemia wist dat hij met zijn verdrietslast vanwege zijn volk naar de Here mocht gaan, in de zekerheid dat Hij zijn ‘tefilla’/smeking zou horen en verhoren: “HERE, God van de Hemel… Laat toch Uw oor opmerken en Uw ogen open zijn om te horen naar het gebed/‘tefilla’ van Uw dienaar… en van Uw dienaren die lust hebben Uw naam te vrezen” (Neh. 1:5-11). Opvallend is Nehemia’s overtuiging dat God hem als bidder hoort en ziet. Deze zekerheid mag ook ons bemoedigen!
God antwoordt
In de Psalmen horen we regelmatig gebeden die zekerheid van Gods verhoren uitdrukken. Zo horen we David die schuld belijdt en weet dat God vergeeft wat hij misdeed. Ook weet hij dat God hem in zijn nood vanwege vijanden zal uitredden: “De HERE zal mijn ‘tefilla’/gebed aannemen…” (Ps. 6:10).
Die zekerheid klinkt ook hier: “Ik riep tot Hem… Hij hoorde, Hij sloeg acht op de stem van mijn ‘tefilla’/aanroep. Geloofd zij God Die mijn ‘tefilla’/smeking niet heeft weggedaan…” (Ps. 66:16-20). God verhoort ieder mens die Hem om genade en vergeving smeekt, ieder mens die tot Hem nadert in de Naam van Zijn Zoon, pleitend op Zijn volbrachte kruiswerk. Wie zal na ontvangen Heil in Jezus Christus niet juichen: “Kom, hoor… ik zal vertellen wat Hij aan mijn ziel heeft gedaan.”!
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
1 Een voorbeeld van ‘bemiddelend’ bidden vinden in Mozes’ gebed voor Israël (Num. 21:7).