't Was tuig!

Feike ter Velde • 76 - 2000/01 • Uitgave: 15
Dominee A.C. Dixon, een bekende Amerikaanse predikant in de wijde omgeving van bergachtig Virginia, vertelde eens een geschiedenis uit die streek.

Jaren geleden was er een school waar geen enkele onderwijzer het uit kon houden. De jongens waren zulke ruige, onbehouwen knapen dat de onderwijzers allemaal na korte tijd hun ontslag al weer namen.

Toen kwam er weer een nieuwe onderwijzer solliciteren, een jonge man. Nadat men hem had gewaarschuwd voor de bijna onmogelijke taak werd hij aangesteld. Hij wilde het toch proberen. "Maar het is tuig!" zei men hem.

Staande voor de klas die eerste ochtend fluisterde de grootste jongen van de klas, Tom, tegen zijn vriend naast hem "Die pak ik alleen wel even. Ik heb er geen hulp bij nodig, ik zal hem straks een flinke afranseling geven".

De onderwijzer begon: "Goede morgen jongens! Ik ben gekomen om aan deze school les te geven, maar ik wil aan jullie bekennen dat ik niet goed weet hoe ik dat moet doen. Laten we ervan uitgaan dat we een aantal regels opstellen, die jullie zelf bedenken en ik schrijf ze op het bord".

Er riep iemand: "Niet stelen!" Een ander: "Alles op tijd". Zo werden er tien regels opgesteld. "Wel", zei de jonge onderwijzer, "een wet is niet goed tenzij er een straf aan wordt verbonden bij overtreding. Wat doen we met een overtreder?" "Sla hem tien maal met een stok op het blote lijf", was de unanieme mening van de ruige binken. "Dat is heel wat, jongens. Zijn jullie bereid er ook aan vast te houden?" Iedereen stemde vóór.

Enkele dagen later bleek Toms eten gestolen te zijn. Na onderzoek bleek een klein, hongerig ventje de dader. De volgende morgen werd de dief bekend gemaakt en de straf aangekondigd: tien stokslagen op z'n blote lijf. "Jim, kom naar voren" zei de meester. De kleine jongen kwam schoorvoetend naar voren, gekleed in een veel te grote overjas, dichtgeknoopt tot onder z'n kin. "Meester, u kunt me zo hard slaan als u wilt, maar mag ik mijn jas aanhouden, alstublieft?" "Doe die jas uit, je hielp zelf ook mee de regels op te stellen", zei de meester streng. Kleine Jim maakte langzaam de knopen los... en wat zag de meester? Jim had er niets onder. “Hoe kan ik die jongen slaan?", dacht de meester, "maar ik moet iets doen om de school te behouden". Iedereen bleef doodstil. "Hoe kun je zo naar school komen, Jim?" Hij antwoordde: "Mijn vader is gestorven en mijn moeder is erg arm. Ik heb maar één hemd, dat is vandaag in de was. Dit is de jas van mijn grote broer. Mijn moeder zei dat die me warm zou houden". Even aarzelde de onderwijzer met de stok al in zijn hand. Toen stapte grote Tom naar voren en zei: "Meester, als u er geen bezwaar tegen hebt, wil ik de slagen voor Jim nemen". "Uitstekend", zei de meester, er is een wet dat de één in de plaats van de ander kan gaan staan. Klas, zijn jullie allemaal akkoord?"

Daar ging Toms kleding uit en na vijf harde slagen brak de stok. De onderwijzer boog zijn hoofd en zocht een oplossing om zijn vreselijke taak te voltooien. Hij hoorde de hele klas snotteren, sommigen met de handen voor het gezicht. De kleine Jim stond op en liep op Tom af, die voorover op de bank lag, met een van pijn verwrongen gezicht. Hij sloeg zijn armen om Toms nek. "Tom, ik heb er zo'n spijt van dat ik je eten heb gestolen, maar ik had zo'n vreselijke honger. Tom, ik zal altijd van je houden omdat je mijn slagen hebt genomen".

De Bijbel zegt: "De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden" (les. 53:5). Hij bekleedt ons met de klederen des heils! Zullen we Hem niet te voet vallen en Hem eeuwig dankbaar zijn?

Feike ter Velde