Syrië en Egypte door God gebruikt
De volken van Israël, Egypte en het huidige Syrië zijn door de geschiedenis aan elkaar verbonden. Niet alleen op het strijdtoneel, maar ook als vluchtoord en plek om opnieuw te beginnen. Wat betekent dit verleden voor de toekomst in deze regio?
Vanaf de oprichting van de staat Israël in 1948 roepen de Arabische volken in koor: “Kom, laten wij hen uitroeien.” Ogenschijnlijk een loze strijdkreet, want na verschillende oorlogen woont Israël nog steeds in het land. Het zelfvertrouwen is groter dan ooit, zeker nu de Arabieren het drukker hebben met zichzelf en met elkaar dan met Israël.
Maar… deze kreet is niet nieuw. Het staat zelfs al eeuwenlang in Psalm 83:5, compleet met de namen van de coalitiepartners en Israëls angst voor hen. Zeggen deze woorden vandaag nog iets?
Het is altijd opletten om de Bijbel niet te laten buikspreken. Soms wordt lichtvaardig een Bijbeltekst aan een actuele gebeurtenis geplakt alsof het de vervulling van een profetie zou zijn. Toen bijvoorbeeld Damascus in 2013 onder vuur kwam te liggen, wezen sommigen op Jesaja 17:1 (‘Damascus wordt een puinhoop’), even vergetend dat vers 3 zegt: ‘het zal hen vergaan als de Israëlieten.’ Zo simpel is het dus niet om de actualiteit naast het profetische woord te leggen. Toch is het landschap rondom Israël zó drastisch veranderd, dat we ons terecht afvragen wat dit te betekenen heeft in het licht van de profetie.
De geschiedenis van Egypte en Syrië
Ten zuiden van Israël is Egypte een belangrijk land. Van oudsher is het in het algemeen gastvrij voor Israël. Jozef mag tijdens de hongersnood zijn hele familie laten komen en eeuwen later mogen Jozef en Maria er met hun pasgeboren Zoon wonen.
Ten noorden van Israël gedraagt Syrië zich lange tijd agressief, vooral ná de tweedeling van Israël. Syrië laat zich graag door één van beiden betalen om de ander af te straffen. Zo strijdt hij met Israël tegen Juda (2 Koningen 16:5). Maar de echte meedogenloze vijand is Assyrië (of: Assur). Zij vormen Gods ‘tuchtroede’ om de tien stammen weg te voeren. Het daaruit voortkomende wereldrijk Babel gebruikt God om Juda 70 jaar lang in ballingschap te brengen.
Het is opmerkelijk dat er tussen de zuidelijke macht Egypte en de noordelijke machten Assur en Babel een groeiende vijandschap ontstaat. Assur trekt naar No-Amon in Opper-Egypte en voert de inwoners als ballingen mee. Waarschijnlijk is op die terugreis Manasse uit Jeruzalem meegenomen naar Babel (2 Kronieken 33:11).
Enkele jaren later trekt koning Necho over Israëls grondgebied op doorreis naar de Eufraat om met koning Nebukadnezar te strijden (2 Kronieken 35). Aanvankelijk wint Necho, maar later is Nebukadnezar hem de baas (Jeremia 46:2,26).
Daniëls visioenen
Daniël krijgt veel te zien over vijf opeenvolgende wereldrijken: de Babyloniërs, de Meden en Perzen, de Grieken, de Romeinen en de Israëlieten.
De hoofdstukken 8 t/m 11 besteden opvallend veel aandacht aan het Griekse rijk. De harige geitenbok in Daniël 8 heeft een grote hoorn die afbreekt; in diens plaats komen vier horens op. Dit wijst op Griekenland en de eerste koning (8:21). Het betreft Alexander de Grote die op jonge leeftijd sterft. Zijn rijk wordt verdeeld onder zijn vier generaals (8:22).
Twee van deze vier generaals zijn van belang en worden in deze profetieën uitvoerig beschreven. Het gebied van Seleucus ligt namelijk ten noorden en dat van Ptolemaeus ten zuiden van Israël. God noemt hen in Daniël 11 dan ook de koning van het noorden en de koning van het zuiden.
Dit hoofdstuk beschrijft heel gedetailleerd hoe beide koningshuizen zich naar elkaar toe zullen gedragen. Het zal net zo gaan als met Necho en Nebukadnezar: hun legers trekken naar elkaar op van zuid naar noord en omgekeerd, waarbij zij probleemloos over het tussenliggende gebied van Israël zullen trekken.
Daniël ziet deze visioenen aan het eind van het Babylonische rijk en aan het begin van het Perzische rijk. Ruim 200 jaar later begint het Griekse rijk. In de ongewijde geschiedenis is na te gaan dat dit exact in vervulling is gegaan tussen 323 en 165 v.Chr. Het stopt zodra de Makkabeeën ingrijpen en zij de gruwel (afgodsbeeld van Zeus) van het tempelplein verwijderen. Vanaf dat moment viert Israël het feest van de tempelwijding (Johannes 10:22).
De toekomst
Maar de definitieve vervulling moet nog komen! Daniël hoort dat de visioenen betrekking hebben op de eindtijd (Daniël 8:17, 11:40). Ook de Heer Jezus Zélf bevestigt dat. Hij citeert Daniël als Hij zegt: ‘de gruwel, die u zult zien staan op de heilige plaats’ (Matteüs 24:15). Deze gebeurtenis zal het begin worden van de grote verdrukking (Matteüs 24:21). De geschiedenis zal zich dus herhalen, alleen veel heviger.
Dit geeft het volgende beeld:
• De tempel zal herbouwd zijn.
• Gods altaar wordt na enige tijd vervangen door een afgodsbeeld.
• Ten noorden en ten zuiden van Israël hebben zich grote machten ontwikkeld.
• Zij belagen elkaar als vijanden en trekken over Israëls grondgebied.
• Alleen de noordelijke macht vormt een dreiging voor Israël.
De krachten die momenteel vrijkomen in het Midden-Oosten zijn ongetwijfeld de eerste signalen van deze grootmachten ten tijde van de grote verdrukking. Deze periode wordt ook wel genoemd ‘de tijd van Jakobs benauwdheid’ (Jeremia 30:7). Geen enkele fase in Israëls bestaan (pogroms, holocaust) is te vergelijken met de vuuroven waarin zij dan terecht zullen komen (denk aan Daniël 3!).
Israël, Assur en Egypte
De coalitie uit Psalm 83 is het initiatief van ‘de zonen van Lot’ (Ammon en Moab), aangevuld met de broedervolken Edom en Ismaël, en enkele anderen. Op dit moment zijn deze volken nog niet allemaal zichtbaar, maar dat zal veranderen. Zij voelen zich gesteund door Assur (vers 9). Deze coalitie zal Israël pijn doen, juist omdat het broedervolken zijn.
Toch vormen zij niet het grootste probleem voor Israël. De echte strijd tussen de landen rondom Israël zal gaan tussen het nieuwe Assur en het nieuwe Egypte, tussen de noordelijke en de zuidelijke coalities. Israël doet er als macht dan niet meer toe en is volstrekt weerloos.
Maar juist in die fase noemt God dit gebied driemaal ‘het sieraad’ (Daniël 8:9, 11:16,41). Het is voor Hem zó kostbaar dat Hij het zal bewaren voor het gelovige restant van Zijn volk. Er zal ‘zelfs geen brandlucht aan hen hangen’ (Daniël 3:27). Als de noordelijke macht de eindoverwinning heeft behaald en ook definitief wil afrekenen met Israël, verschijnt Christus en vernietigt hem (Daniël 11:43-45). Dit wordt het begin van Zijn heerschappij (Matteüs 24:29-33).
Het gelovige deel van Israël wordt dus bewaard. Maar hoe gaat het verder met Egypte en Assur? Zodra hun legermachten zijn vernietigd, zal God deze volken zegenen: ‘De Egyptenaren zullen samen met de Assyriërs de Here dienen.’ Samen met Israël zullen deze volken ‘een zegen zijn in het midden van de aarde’ (Jesaja 19:23-25). Waarom zal God hen zegenen? Ooit hebben zij Zijn volk gehuisvest, óf door honger óf als Zijn straf. En dat vergeet God nooit!
Wim Zwitser
Vanaf de oprichting van de staat Israël in 1948 roepen de Arabische volken in koor: “Kom, laten wij hen uitroeien.” Ogenschijnlijk een loze strijdkreet, want na verschillende oorlogen woont Israël nog steeds in het land. Het zelfvertrouwen is groter dan ooit, zeker nu de Arabieren het drukker hebben met zichzelf en met elkaar dan met Israël.
Maar… deze kreet is niet nieuw. Het staat zelfs al eeuwenlang in Psalm 83:5, compleet met de namen van de coalitiepartners en Israëls angst voor hen. Zeggen deze woorden vandaag nog iets?
Het is altijd opletten om de Bijbel niet te laten buikspreken. Soms wordt lichtvaardig een Bijbeltekst aan een actuele gebeurtenis geplakt alsof het de vervulling van een profetie zou zijn. Toen bijvoorbeeld Damascus in 2013 onder vuur kwam te liggen, wezen sommigen op Jesaja 17:1 (‘Damascus wordt een puinhoop’), even vergetend dat vers 3 zegt: ‘het zal hen vergaan als de Israëlieten.’ Zo simpel is het dus niet om de actualiteit naast het profetische woord te leggen. Toch is het landschap rondom Israël zó drastisch veranderd, dat we ons terecht afvragen wat dit te betekenen heeft in het licht van de profetie.
De geschiedenis van Egypte en Syrië
Ten zuiden van Israël is Egypte een belangrijk land. Van oudsher is het in het algemeen gastvrij voor Israël. Jozef mag tijdens de hongersnood zijn hele familie laten komen en eeuwen later mogen Jozef en Maria er met hun pasgeboren Zoon wonen.
Ten noorden van Israël gedraagt Syrië zich lange tijd agressief, vooral ná de tweedeling van Israël. Syrië laat zich graag door één van beiden betalen om de ander af te straffen. Zo strijdt hij met Israël tegen Juda (2 Koningen 16:5). Maar de echte meedogenloze vijand is Assyrië (of: Assur). Zij vormen Gods ‘tuchtroede’ om de tien stammen weg te voeren. Het daaruit voortkomende wereldrijk Babel gebruikt God om Juda 70 jaar lang in ballingschap te brengen.
Het is opmerkelijk dat er tussen de zuidelijke macht Egypte en de noordelijke machten Assur en Babel een groeiende vijandschap ontstaat. Assur trekt naar No-Amon in Opper-Egypte en voert de inwoners als ballingen mee. Waarschijnlijk is op die terugreis Manasse uit Jeruzalem meegenomen naar Babel (2 Kronieken 33:11).
Enkele jaren later trekt koning Necho over Israëls grondgebied op doorreis naar de Eufraat om met koning Nebukadnezar te strijden (2 Kronieken 35). Aanvankelijk wint Necho, maar later is Nebukadnezar hem de baas (Jeremia 46:2,26).
Daniëls visioenen
Daniël krijgt veel te zien over vijf opeenvolgende wereldrijken: de Babyloniërs, de Meden en Perzen, de Grieken, de Romeinen en de Israëlieten.
De hoofdstukken 8 t/m 11 besteden opvallend veel aandacht aan het Griekse rijk. De harige geitenbok in Daniël 8 heeft een grote hoorn die afbreekt; in diens plaats komen vier horens op. Dit wijst op Griekenland en de eerste koning (8:21). Het betreft Alexander de Grote die op jonge leeftijd sterft. Zijn rijk wordt verdeeld onder zijn vier generaals (8:22).
Twee van deze vier generaals zijn van belang en worden in deze profetieën uitvoerig beschreven. Het gebied van Seleucus ligt namelijk ten noorden en dat van Ptolemaeus ten zuiden van Israël. God noemt hen in Daniël 11 dan ook de koning van het noorden en de koning van het zuiden.
Dit hoofdstuk beschrijft heel gedetailleerd hoe beide koningshuizen zich naar elkaar toe zullen gedragen. Het zal net zo gaan als met Necho en Nebukadnezar: hun legers trekken naar elkaar op van zuid naar noord en omgekeerd, waarbij zij probleemloos over het tussenliggende gebied van Israël zullen trekken.
Daniël ziet deze visioenen aan het eind van het Babylonische rijk en aan het begin van het Perzische rijk. Ruim 200 jaar later begint het Griekse rijk. In de ongewijde geschiedenis is na te gaan dat dit exact in vervulling is gegaan tussen 323 en 165 v.Chr. Het stopt zodra de Makkabeeën ingrijpen en zij de gruwel (afgodsbeeld van Zeus) van het tempelplein verwijderen. Vanaf dat moment viert Israël het feest van de tempelwijding (Johannes 10:22).
De toekomst
Maar de definitieve vervulling moet nog komen! Daniël hoort dat de visioenen betrekking hebben op de eindtijd (Daniël 8:17, 11:40). Ook de Heer Jezus Zélf bevestigt dat. Hij citeert Daniël als Hij zegt: ‘de gruwel, die u zult zien staan op de heilige plaats’ (Matteüs 24:15). Deze gebeurtenis zal het begin worden van de grote verdrukking (Matteüs 24:21). De geschiedenis zal zich dus herhalen, alleen veel heviger.
Dit geeft het volgende beeld:
• De tempel zal herbouwd zijn.
• Gods altaar wordt na enige tijd vervangen door een afgodsbeeld.
• Ten noorden en ten zuiden van Israël hebben zich grote machten ontwikkeld.
• Zij belagen elkaar als vijanden en trekken over Israëls grondgebied.
• Alleen de noordelijke macht vormt een dreiging voor Israël.
De krachten die momenteel vrijkomen in het Midden-Oosten zijn ongetwijfeld de eerste signalen van deze grootmachten ten tijde van de grote verdrukking. Deze periode wordt ook wel genoemd ‘de tijd van Jakobs benauwdheid’ (Jeremia 30:7). Geen enkele fase in Israëls bestaan (pogroms, holocaust) is te vergelijken met de vuuroven waarin zij dan terecht zullen komen (denk aan Daniël 3!).
Israël, Assur en Egypte
De coalitie uit Psalm 83 is het initiatief van ‘de zonen van Lot’ (Ammon en Moab), aangevuld met de broedervolken Edom en Ismaël, en enkele anderen. Op dit moment zijn deze volken nog niet allemaal zichtbaar, maar dat zal veranderen. Zij voelen zich gesteund door Assur (vers 9). Deze coalitie zal Israël pijn doen, juist omdat het broedervolken zijn.
Toch vormen zij niet het grootste probleem voor Israël. De echte strijd tussen de landen rondom Israël zal gaan tussen het nieuwe Assur en het nieuwe Egypte, tussen de noordelijke en de zuidelijke coalities. Israël doet er als macht dan niet meer toe en is volstrekt weerloos.
Maar juist in die fase noemt God dit gebied driemaal ‘het sieraad’ (Daniël 8:9, 11:16,41). Het is voor Hem zó kostbaar dat Hij het zal bewaren voor het gelovige restant van Zijn volk. Er zal ‘zelfs geen brandlucht aan hen hangen’ (Daniël 3:27). Als de noordelijke macht de eindoverwinning heeft behaald en ook definitief wil afrekenen met Israël, verschijnt Christus en vernietigt hem (Daniël 11:43-45). Dit wordt het begin van Zijn heerschappij (Matteüs 24:29-33).
Het gelovige deel van Israël wordt dus bewaard. Maar hoe gaat het verder met Egypte en Assur? Zodra hun legermachten zijn vernietigd, zal God deze volken zegenen: ‘De Egyptenaren zullen samen met de Assyriërs de Here dienen.’ Samen met Israël zullen deze volken ‘een zegen zijn in het midden van de aarde’ (Jesaja 19:23-25). Waarom zal God hen zegenen? Ooit hebben zij Zijn volk gehuisvest, óf door honger óf als Zijn straf. En dat vergeet God nooit!
Wim Zwitser