Standplaatsen in Haggaï (2) - IJver voor Gods Huis (1:14)
De zogenaamde ‘Kleine Profeten’ – waartoe ook Haggaï behoort – worden helaas weinig gelezen, ondanks meerdere Schriftplaatsen die daartoe uitnodigen. Eén daarvan is Romeinen 15: ‘Want alles wat eertijds geschreven is (namelijk het Oude Testament, inclusief Haggaï) is tot onze onderwijzing eerder geschreven…’ (vers 4a). Reden genoeg om Haggaï te bestuderen en onderzoeken.
De ballingschap was beëindigd. De bevolking – althans, een gedeelte ervan – was teruggekeerd. Het herstel kon beginnen.
Terugkeer en uiterlijk herstel
De wederopbouw van Jeruzalems poorten en stadsmuur en niet te vergeten: de Tempel. Nebukadnezar had Jeruzalem decennia daarvoor belegerd en ingenomen. De heidense vorst verwoestte de heilige stad. Inmiddels was de heerschappij echter overgegaan op de Meden en Perzen. Die machtswisseling ging gepaard met verandering en omwenteling. Vooral voor de Joden. Ezra 1:1-4 bericht namelijk dat Kores, de koning van Perzië, een decreet uitvaardigde dat de ballingen uit Juda mochten terugkeren naar Jeruzalem. Met de bedoeling de Tempel aldaar te herbouwen. Uiterlijk herstel kon beginnen.
Innerlijk herstel(d)
Evenwel, volgens Haggaï was – of beter gezegd: werd – innerlijk herstel evenzeer noodzakelijk. De herbouw van de Tempel had mede vanwege laksheid en egoïsme van de teruggekeerden een aantal jaren stilgelegen. Vanwege deze laakbare houding had God de bevolking in ellende en armoede gedompeld. Haggaï noemt bijvoorbeeld droogte en misoogsten. Deuteronomium 28 – en vergelijkbare passages – trad in werking: gehoorzaamheid geeft overvloed, ongehoorzaamheid leidt tot gebrek en ellende. Daardoor werd het bestaan onder de wet gekenmerkt.
Het is evenwel Gods verlangen om rijkelijk te zegenen. Daartoe bewerkte God, via Haggaï en Zacharia, opnieuw een ommekeer. Via hun bediening wordt de herbouw hervat: ‘Toen kwamen zij en begonnen het werk aan het huis van de HEERE van de legermachten, hun God, te doen’ (Haggaï 1:14b; vergelijk Ezra 5:1-2). De bevolking ijverde opnieuw voor de Tempel. Evenals destijds in Babel – waardoor hun terugkeer naar Kanaän werd ingezet – was hun geest opgewekt (Ezra 1:5; Haggaï 1:14a). Innerlijk herstel was in gang gezet. Een vlam van ijver was ontstoken.
Zoals zo vaak ging Gods oproep tot dienstbetoon vergezeld van de heerlijkste bemoedigingen. Tweemaal verzekert de HEERE: ‘Ik ben met u’ (1:13b; 2:5c). Bovendien zal het vergezicht van de Millenniumtempel eveneens de nodige ijver hebben opgeroepen: ‘De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn dan die van het eerste, zegt de HEERE van de legermachten’ (2:10a). Haggaï 2:2-10 wekt desondanks duidelijk de noodzaak van gedurige aanwakkering. De oproep: ‘Werk door’ (vers 5c) zegt natuurlijk genoeg. Evenwel blijkt opnieuw: God regisseert, leidt en bestuurt de (wereld)geschiedenis. History = His story.
Een verterende ijver
De toepassing voor vandaag is eenvoudig: ijveren wij voor de Gemeente, het Huis van God in de tegenwoordige bedeling? Investeren wij daarin bijvoorbeeld tijd, energie of financiële middelen? Daarin blijven we onvolmaakt. Evenals bij de teruggekeerden blijkt berisping soms noodzakelijk. Er was er echter Eén bij wie dat nooit nodig was, Eén bij Wie, ondanks alle consequenties, volmaakte ijver werd gevonden.
Psalm 69 nu profeteert bijzonder levendig en indringend van deze unieke Persoon: de Heere Jezus Christus. Psalm 69 behoort tot de zogenaamde Messiaanse Psalmen. David, de Psalmdichter, beschrijft daarin een ontstellende lijdensweg. Verschillende vormen van lijden worden uitgebreid beschreven: gehaat worden zonder reden, gesmaad en bespot worden, miskend worden door familieleden, lijden ondergaan zonder medeleven. Ja, benauwender en erger nog: onderwerp worden van moordplannen! In Jezus van Nazareth werden de details volledig vervuld. Citaten in het Nieuwe Testament laten er geen twijfel over bestaan: Psalm 69 spreekt ten diepste over Hem. Over Hem is het beschreven lijden gekomen.
Opvallend is echter de duidelijke ontkenning dat de oorzaak daarvan zou liggen in eventuele zonde(n) van de Messias. Integendeel, Psalm 69:10a getuigt veeleer: ‘Want de ijver voor Uw huis heeft mij verteerd.’ De Messias wijdde Zich volkomen en volmaakt aan Gods zaak. Daarvan is de Tempelreiniging – beschreven in Johannes 2:13-22, waarin de bovenstaande Psalmwoorden worden geciteerd – ontegenzeglijk een sprekend voorbeeld. Zijn ijver verteerde Hem. Ongeacht de consequenties, waaronder de in Psalm 69 beschreven lijdensweg. Niets kon Hem in Zijn ijver temperen. Christus leefde én stierf voor Gods zaak. Zijns gelijke daarin is en wordt nooit gevonden.
Werken gefundeerd op Christus?
Onvermoeibaar zocht Christus het Koninkrijk van God, daarmee een voorbeeld ter navolging nalatende. Volgen wij Hem? IJveren wij eveneens voor Gods zaak? Investeren wij tijd, energie en middelen? Een belangrijke kwestie daarbij wordt opgeworpen in 1 Korintiërs 3:10-15. Midden in het betoog betuigt de apostel uitdrukkelijk: ‘…niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus.’
Blijken onze werken in Christus gefundeerd? Met andere woorden, worden we, wat betreft onze werken, geleid door Hem? Doen we de werken genoemd in Efeziërs 2: ‘werken, die God van tevoren heeft bereid, opdat we daarin zouden wandelen’ (vers 10)? Bidden we telkens: “Wat wilt U dat ik doen zal?” Geven we Christus de regie in handen?
Zo ja, dan bouwen we met kostbaar materiaal: goud, zilver, of edelstenen. Het zal Gods toetsing onaangetast doorstaan. We ontvangen loon. De vraag is telkens: Is Christus het fundament van onze werken? Laten we Hem bepalen, leiden, beslissen?
Zo nee, dan bouwen we met brandbaar materiaal: hout, hooi, of stro. De vuurproef van God zal de werken verbranden… Er blijft niets meer van over. Het heeft voor God namelijk geen enkele waarde. Toch blijft de ziel behouden. Immers, 1 Korintiërs 3:10-15 handelt uitdrukkelijk niet over de kwestie van de eeuwige behoudenis. Nee, tijdens onze verschijning voor de rechterstoel worden alleen onze werken na de bekering beoordeeld. Voor de rechterstoel verschijnen immers enkel gelovigen. Mensen dus die reeds behouden werden.
Terug naar Haggaï: met het herbouwen van de Tempel hebben de teruggekeerden uit Babel in overeenstemming met Gods wil gehandeld en geijverd. Toegepast vanuit 1 Korintiërs 3:10-15, hebben ze daardoor gebouwd op het fundament: de Heere Jezus Christus. De beloning van God zal hun geenszins ontgaan.
Anton van de Haar
De ballingschap was beëindigd. De bevolking – althans, een gedeelte ervan – was teruggekeerd. Het herstel kon beginnen.
Terugkeer en uiterlijk herstel
De wederopbouw van Jeruzalems poorten en stadsmuur en niet te vergeten: de Tempel. Nebukadnezar had Jeruzalem decennia daarvoor belegerd en ingenomen. De heidense vorst verwoestte de heilige stad. Inmiddels was de heerschappij echter overgegaan op de Meden en Perzen. Die machtswisseling ging gepaard met verandering en omwenteling. Vooral voor de Joden. Ezra 1:1-4 bericht namelijk dat Kores, de koning van Perzië, een decreet uitvaardigde dat de ballingen uit Juda mochten terugkeren naar Jeruzalem. Met de bedoeling de Tempel aldaar te herbouwen. Uiterlijk herstel kon beginnen.
Innerlijk herstel(d)
Evenwel, volgens Haggaï was – of beter gezegd: werd – innerlijk herstel evenzeer noodzakelijk. De herbouw van de Tempel had mede vanwege laksheid en egoïsme van de teruggekeerden een aantal jaren stilgelegen. Vanwege deze laakbare houding had God de bevolking in ellende en armoede gedompeld. Haggaï noemt bijvoorbeeld droogte en misoogsten. Deuteronomium 28 – en vergelijkbare passages – trad in werking: gehoorzaamheid geeft overvloed, ongehoorzaamheid leidt tot gebrek en ellende. Daardoor werd het bestaan onder de wet gekenmerkt.
Het is evenwel Gods verlangen om rijkelijk te zegenen. Daartoe bewerkte God, via Haggaï en Zacharia, opnieuw een ommekeer. Via hun bediening wordt de herbouw hervat: ‘Toen kwamen zij en begonnen het werk aan het huis van de HEERE van de legermachten, hun God, te doen’ (Haggaï 1:14b; vergelijk Ezra 5:1-2). De bevolking ijverde opnieuw voor de Tempel. Evenals destijds in Babel – waardoor hun terugkeer naar Kanaän werd ingezet – was hun geest opgewekt (Ezra 1:5; Haggaï 1:14a). Innerlijk herstel was in gang gezet. Een vlam van ijver was ontstoken.
Zoals zo vaak ging Gods oproep tot dienstbetoon vergezeld van de heerlijkste bemoedigingen. Tweemaal verzekert de HEERE: ‘Ik ben met u’ (1:13b; 2:5c). Bovendien zal het vergezicht van de Millenniumtempel eveneens de nodige ijver hebben opgeroepen: ‘De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn dan die van het eerste, zegt de HEERE van de legermachten’ (2:10a). Haggaï 2:2-10 wekt desondanks duidelijk de noodzaak van gedurige aanwakkering. De oproep: ‘Werk door’ (vers 5c) zegt natuurlijk genoeg. Evenwel blijkt opnieuw: God regisseert, leidt en bestuurt de (wereld)geschiedenis. History = His story.
Een verterende ijver
De toepassing voor vandaag is eenvoudig: ijveren wij voor de Gemeente, het Huis van God in de tegenwoordige bedeling? Investeren wij daarin bijvoorbeeld tijd, energie of financiële middelen? Daarin blijven we onvolmaakt. Evenals bij de teruggekeerden blijkt berisping soms noodzakelijk. Er was er echter Eén bij wie dat nooit nodig was, Eén bij Wie, ondanks alle consequenties, volmaakte ijver werd gevonden.
Psalm 69 nu profeteert bijzonder levendig en indringend van deze unieke Persoon: de Heere Jezus Christus. Psalm 69 behoort tot de zogenaamde Messiaanse Psalmen. David, de Psalmdichter, beschrijft daarin een ontstellende lijdensweg. Verschillende vormen van lijden worden uitgebreid beschreven: gehaat worden zonder reden, gesmaad en bespot worden, miskend worden door familieleden, lijden ondergaan zonder medeleven. Ja, benauwender en erger nog: onderwerp worden van moordplannen! In Jezus van Nazareth werden de details volledig vervuld. Citaten in het Nieuwe Testament laten er geen twijfel over bestaan: Psalm 69 spreekt ten diepste over Hem. Over Hem is het beschreven lijden gekomen.
Opvallend is echter de duidelijke ontkenning dat de oorzaak daarvan zou liggen in eventuele zonde(n) van de Messias. Integendeel, Psalm 69:10a getuigt veeleer: ‘Want de ijver voor Uw huis heeft mij verteerd.’ De Messias wijdde Zich volkomen en volmaakt aan Gods zaak. Daarvan is de Tempelreiniging – beschreven in Johannes 2:13-22, waarin de bovenstaande Psalmwoorden worden geciteerd – ontegenzeglijk een sprekend voorbeeld. Zijn ijver verteerde Hem. Ongeacht de consequenties, waaronder de in Psalm 69 beschreven lijdensweg. Niets kon Hem in Zijn ijver temperen. Christus leefde én stierf voor Gods zaak. Zijns gelijke daarin is en wordt nooit gevonden.
Werken gefundeerd op Christus?
Onvermoeibaar zocht Christus het Koninkrijk van God, daarmee een voorbeeld ter navolging nalatende. Volgen wij Hem? IJveren wij eveneens voor Gods zaak? Investeren wij tijd, energie en middelen? Een belangrijke kwestie daarbij wordt opgeworpen in 1 Korintiërs 3:10-15. Midden in het betoog betuigt de apostel uitdrukkelijk: ‘…niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus.’
Blijken onze werken in Christus gefundeerd? Met andere woorden, worden we, wat betreft onze werken, geleid door Hem? Doen we de werken genoemd in Efeziërs 2: ‘werken, die God van tevoren heeft bereid, opdat we daarin zouden wandelen’ (vers 10)? Bidden we telkens: “Wat wilt U dat ik doen zal?” Geven we Christus de regie in handen?
Zo ja, dan bouwen we met kostbaar materiaal: goud, zilver, of edelstenen. Het zal Gods toetsing onaangetast doorstaan. We ontvangen loon. De vraag is telkens: Is Christus het fundament van onze werken? Laten we Hem bepalen, leiden, beslissen?
Zo nee, dan bouwen we met brandbaar materiaal: hout, hooi, of stro. De vuurproef van God zal de werken verbranden… Er blijft niets meer van over. Het heeft voor God namelijk geen enkele waarde. Toch blijft de ziel behouden. Immers, 1 Korintiërs 3:10-15 handelt uitdrukkelijk niet over de kwestie van de eeuwige behoudenis. Nee, tijdens onze verschijning voor de rechterstoel worden alleen onze werken na de bekering beoordeeld. Voor de rechterstoel verschijnen immers enkel gelovigen. Mensen dus die reeds behouden werden.
Terug naar Haggaï: met het herbouwen van de Tempel hebben de teruggekeerden uit Babel in overeenstemming met Gods wil gehandeld en geijverd. Toegepast vanuit 1 Korintiërs 3:10-15, hebben ze daardoor gebouwd op het fundament: de Heere Jezus Christus. De beloning van God zal hun geenszins ontgaan.
Anton van de Haar