Spreuken 8:7 (16)

Els ter Welle • 89 - 2013 • Uitgave: 18
‘Want waarheid spreekt mijn gehemelte’
Spreuken 8:7


John MacArthur heeft een boek geschreven met als titel: ‘De oorlog om de waarheid’. Hij zegt: ‘Het is een kosmische oorlog waar de legers van de hel bij betrokken zijn die zich tegen Christus hebben opgesteld.’ Hij heeft helemaal gelijk: onze strijd is een geestelijke, die met geestelijke wapens moet worden gestreden. Helaas gebeurde en gebeurt dat lang niet altijd…

In de 17e eeuw ontbrandt een heftige strijd onder de Protestanten onderling, rondom de uitverkiezing. Arminius wordt benoemd als hoogleraar aan de Leidse academie. Hij leert dat de verzoening er is voor alle mensen en dat de mens een vrije wil heeft om voor het goede of het kwade te kiezen.
Vooral zijn streng calvinistische collega Gomarus komt in fel verzet: Arminius is een dwaalleraar. Maar de knappe theoloog Hugo de Groot neemt het op voor de volgelingen van Arminius (de Remonstranten). Dan bemoeit de staat zich ermee. Op bevel van de raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt worden Calvinistische predikanten afgezet en kerken gesloten. Zij wijken uit naar schuren, schepen en het open veld. Wie zijn huis of grond beschikbaar stelt voor deze bijeenkomsten, krijgt een geldboete, verliest zijn baan en zijn burgerrechten.
Maar… dan keert het tij, de rollen worden omgekeerd! Prins Maurits neemt het op voor de Gereformeerden en dan ontstaat er een burgeroorlog. Johan van Oldenbarnevelt wordt onthoofd en Hugo de Groot wordt in de gevangenis gezet en ter dood veroordeeld. Maar hij ontsnapt in een boekenkist.

Geen wonder dat er een tegenreactie komt. Het zijn de piëtisten en in Engeland de Puriteinen die de nadruk op dogma combineren met een krachtig christelijk leven. Ze willen een praktisch christendom, met de mond beleden en met de daad getoond. Ze binden de strijd aan tegen dode orthodoxie en doen een oproep voor verdraagzaamheid.
P.A. de Rover schrijft: ‘Het piëtisme is de frisse levende stroom die de dorre tuin van West-Europa omtoverde in een bloeiende gaarde. Telkens weer als het levende daadkrachtige geloof inzinkt en verwordt tot een godsdienst van het hoofd en niet van het hart, zendt God Zijn mannen, die water slaan uit rotsen in brandende liefde en ijver.’1

Als ik zo de kerkgeschiedenis bestudeer, krijg ik grote bewondering voor de Here. Dwars door alle menselijk geharrewar heen, houdt Hij Zijn Gemeente in stand. De duivel verandert steeds van tactiek, maar God volvoert Zijn plan!

Els ter Welle

1 ‘De strijdende kerk’, deel 5, pag. 16.