Spreuken 8:31b - Gods liefde voor de mens is onveranderd!
‘Mijn vreugde was met de mensenkinderen’ (Spreuken 8:31b).
Met vers 22–31 zijn we in het prachtigste gedeelte van Spreuken beland, waar we een blik mogen slaan op de eeuwigheid tijdens de schepping. We zien er het wonderbaarlijke tafereel van een Vader en een Zoon die het heerlijk vinden in elkaars nabijheid te zijn. De Vader geniet van Zijn Zoon en de Zoon geniet van… mensen.
De Engelse vertaling zegt: ‘My delight is with people.’ Dat klinkt als muziek in mijn oren. De eeuwige Wijsheid, de Here Jezus, genoot tijdens de schepping zo van mensen! Zij waren de kroon van de schepping en toen nog in volmaakte staat.
Maar… zou die liefde ook blijven nadat de mensen Hem en Zijn Vader zo teleurstelden? Was het uit met de liefde omdat ze verkeerde keuzes maakten?
Laten we een grote sprong in de geschiedenis maken, naar het moment waarop de Here Jezus geboren werd. Wat zeggen de engelen tegen de herders op het veld? ‘Eer zij aan God in de hoogste hemelen en vrede op aarde, in mensen een welbehagen’ (Lucas 2:14, HSV).
Dringt het tot u door? Gods liefde voor de mens is onveranderd! Die levendige belangstelling van de Here Jezus voor de mens werd niet minder toen hij afdwaalde. Jezus verliet uiteindelijk die heerlijke plek bij Zijn Vader en daalde naar ons af. Hij vernederde Zichzelf, offerde Zich op, cijferde Zichzelf weg, om ons te redden. Dat is echte onvoorwaardelijke Goddelijke liefde!
Ik had pas iemand op bezoek die zo teleurgesteld was in zichzelf, dat hij dacht dat hij het helemaal verbruid had bij de Here. Mis! De liefde van de Here Jezus gaat juist uit naar de diep gezonken zondaar, de ‘loser’, de verschoppeling, naar hen die niet in aanzien zijn bij de mensen. Dat zien we in heel Zijn leven op aarde. Hij zoekt zondaren op, eet met hoeren en tollenaars en logeert zelfs bij Zacheüs, die door de mensen werd verguisd en gemeden. De Here strekte Zich uit naar de kamerling uit Morenland, een heiden die eunuch en dus een gecastreerde man was. Het schrok Hem niet af.
Hoe is dat met ons? Gaan wij alleen om met gelijkgezinden, mensen van onze stand en ons geloof? ‘De Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden’ (Lucas 19:10). Aan ons is dezelfde opdracht gegeven!
Els ter Welle
Met vers 22–31 zijn we in het prachtigste gedeelte van Spreuken beland, waar we een blik mogen slaan op de eeuwigheid tijdens de schepping. We zien er het wonderbaarlijke tafereel van een Vader en een Zoon die het heerlijk vinden in elkaars nabijheid te zijn. De Vader geniet van Zijn Zoon en de Zoon geniet van… mensen.
De Engelse vertaling zegt: ‘My delight is with people.’ Dat klinkt als muziek in mijn oren. De eeuwige Wijsheid, de Here Jezus, genoot tijdens de schepping zo van mensen! Zij waren de kroon van de schepping en toen nog in volmaakte staat.
Maar… zou die liefde ook blijven nadat de mensen Hem en Zijn Vader zo teleurstelden? Was het uit met de liefde omdat ze verkeerde keuzes maakten?
Laten we een grote sprong in de geschiedenis maken, naar het moment waarop de Here Jezus geboren werd. Wat zeggen de engelen tegen de herders op het veld? ‘Eer zij aan God in de hoogste hemelen en vrede op aarde, in mensen een welbehagen’ (Lucas 2:14, HSV).
Dringt het tot u door? Gods liefde voor de mens is onveranderd! Die levendige belangstelling van de Here Jezus voor de mens werd niet minder toen hij afdwaalde. Jezus verliet uiteindelijk die heerlijke plek bij Zijn Vader en daalde naar ons af. Hij vernederde Zichzelf, offerde Zich op, cijferde Zichzelf weg, om ons te redden. Dat is echte onvoorwaardelijke Goddelijke liefde!
Ik had pas iemand op bezoek die zo teleurgesteld was in zichzelf, dat hij dacht dat hij het helemaal verbruid had bij de Here. Mis! De liefde van de Here Jezus gaat juist uit naar de diep gezonken zondaar, de ‘loser’, de verschoppeling, naar hen die niet in aanzien zijn bij de mensen. Dat zien we in heel Zijn leven op aarde. Hij zoekt zondaren op, eet met hoeren en tollenaars en logeert zelfs bij Zacheüs, die door de mensen werd verguisd en gemeden. De Here strekte Zich uit naar de kamerling uit Morenland, een heiden die eunuch en dus een gecastreerde man was. Het schrok Hem niet af.
Hoe is dat met ons? Gaan wij alleen om met gelijkgezinden, mensen van onze stand en ons geloof? ‘De Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden’ (Lucas 19:10). Aan ons is dezelfde opdracht gegeven!
Els ter Welle