Spreuken 8:18 - Barometer voor onze liefde tot God
‘Rijkdom en eer zijn er bij Mij, duurzame weelde en gerechtigheid’ (Spreuken 8:18)
In ons land leven bijna 200.000 kinderen in armoede. Ze krijgen soms geen warme maaltijd en geen nieuwe schoenen of kleren, gaan niet op vakantie, mogen niet mee met een schooluitje, kunnen niet op voetbal.1 Wat doen we met deze schrijnende nood direct om ons heen?
De Joden waren verplicht arme volksgenoten te helpen: ‘Wanneer er onder u een arme mocht zijn, dan zult gij uw hart niet verstokken noch uw hand gesloten houden. Gij zult hem met mildheid geven’ (Deuteronomium 15:7-11). Toen de Heilige Geest was uitgestort en de eerste christengemeente ontstond, was er niemand die gebrek leed. De kersverse gelovigen hadden alles gemeenschappelijk. Niemand beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom. De rijken deelden uit aan de armen. Wow! Hoe we met de armen omgaan is een barometer voor onze liefde tot God.
Paulus zegt tegen Timoteüs: ‘Draag de rijken van deze wereld op niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet op zoiets onzekers te stellen als rijkdom, maar op God, die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten. En draag hun op om goed te doen, rijk te zijn aan goede daden, vrijgevig en bereid om te delen. Zo leggen ze een stevig fundament voor de toekomst en winnen ze het ware leven’ (1 Timoteüs 6:17-19, NBV).
Ik lees op het ogenblik een boek van dr. A.W. Tozer. Hij zegt: “Laat de gedachte van iets te bezitten varen! Wanneer we ons eigendom voor onszelf willen houden, slepen we het mee door ons leven. God gunt u uw overvloed, maar op één voorwaarde: dat u goed begrijpt dat uw bezit niet van u is maar van Hem.” 2
We hebben niets in deze wereld meegebracht en we kunnen niets van onze rijkdom er uit meenemen. Maar als we goed doen met ons geld, verzamelen we een duurzame schat in de hemel die onvergankelijk is en eeuwigheidswaarde heeft.
Wat ik uitgeef, had ik; wat ik geef, heb ik; wat ik voor mezelf houd, verlies ik.
Dit betekent niet dat we lukraak weg moeten geven. Wijs beheer van ons bezit is een grote verantwoordelijkheid. We moeten weten aan wie en waaraan we geven. Spreuken 3:27 zegt: ‘Onthoud het goed niet aan wie het toekomt.’ Andere vertalingen zeggen: ‘aan wie het verdienen’ of ‘aan wie er recht op hebben.’ In mijn ogen horen kinderen in nood, ook om ons heen, zeker bij die groep!
Els ter Welle
1 Trouw, 14 maart 2014
2 De onbegrijpelijke christen, blz.73,74
In ons land leven bijna 200.000 kinderen in armoede. Ze krijgen soms geen warme maaltijd en geen nieuwe schoenen of kleren, gaan niet op vakantie, mogen niet mee met een schooluitje, kunnen niet op voetbal.1 Wat doen we met deze schrijnende nood direct om ons heen?
De Joden waren verplicht arme volksgenoten te helpen: ‘Wanneer er onder u een arme mocht zijn, dan zult gij uw hart niet verstokken noch uw hand gesloten houden. Gij zult hem met mildheid geven’ (Deuteronomium 15:7-11). Toen de Heilige Geest was uitgestort en de eerste christengemeente ontstond, was er niemand die gebrek leed. De kersverse gelovigen hadden alles gemeenschappelijk. Niemand beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom. De rijken deelden uit aan de armen. Wow! Hoe we met de armen omgaan is een barometer voor onze liefde tot God.
Paulus zegt tegen Timoteüs: ‘Draag de rijken van deze wereld op niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet op zoiets onzekers te stellen als rijkdom, maar op God, die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten. En draag hun op om goed te doen, rijk te zijn aan goede daden, vrijgevig en bereid om te delen. Zo leggen ze een stevig fundament voor de toekomst en winnen ze het ware leven’ (1 Timoteüs 6:17-19, NBV).
Ik lees op het ogenblik een boek van dr. A.W. Tozer. Hij zegt: “Laat de gedachte van iets te bezitten varen! Wanneer we ons eigendom voor onszelf willen houden, slepen we het mee door ons leven. God gunt u uw overvloed, maar op één voorwaarde: dat u goed begrijpt dat uw bezit niet van u is maar van Hem.” 2
We hebben niets in deze wereld meegebracht en we kunnen niets van onze rijkdom er uit meenemen. Maar als we goed doen met ons geld, verzamelen we een duurzame schat in de hemel die onvergankelijk is en eeuwigheidswaarde heeft.
Wat ik uitgeef, had ik; wat ik geef, heb ik; wat ik voor mezelf houd, verlies ik.
Dit betekent niet dat we lukraak weg moeten geven. Wijs beheer van ons bezit is een grote verantwoordelijkheid. We moeten weten aan wie en waaraan we geven. Spreuken 3:27 zegt: ‘Onthoud het goed niet aan wie het toekomt.’ Andere vertalingen zeggen: ‘aan wie het verdienen’ of ‘aan wie er recht op hebben.’ In mijn ogen horen kinderen in nood, ook om ons heen, zeker bij die groep!
Els ter Welle
1 Trouw, 14 maart 2014
2 De onbegrijpelijke christen, blz.73,74