Spreuken 8:13 (5)

Els ter Welle • 89 - 2013 • Uitgave: 25
Wonderlijk mengsel van vreugde en verdriet

‘De vreze des Heren is het kwade te haten; hoogmoed en trots haat Ik’
(Spreuken 8:13).


Voorspoed is natuurlijk fijn, maar kan ook gevaarlijk zijn. We kunnen denken dat ons succes vooral te danken is aan onze eigen inspanning, wijsheid en talent. We vergeten God – die de Gever is van al het goede – de dank en eer te brengen die Hem toekomt.
Josafat, de koning van Juda, diende God. Daarom was de Here met hem en zegende Hij hem. Maar… toen hij rijk en erg populair was, gaf hij zijn zoon (de kroonprins) aan de dochter van de goddeloze Achab en Izebel. Hoe is het mogelijk? Het had verregaande negatieve consequenties (zie 2 Kronieken 21:4-6). De Here waarschuwt het volk Israël: ‘Wanneer de Here uw God u heeft gebracht in het beloofde land, u overvloed geeft van alles, uw buik is vol gegeten, zorg er dan voor dat u de Here niet vergeet en hoogmoedig wordt.’ Maar dat gebeurde toch. Toen Israël dik en vet werd, sloeg het op hol. Het verwierp God en minachtte de Rots van zijn heil (Deuteronomium 8:11-14; 32:15).
Spreuken 30:8 en 9 zegt: ‘Geef me armoede noch rijkdom, maar alleen wat ik nodig heb. Want als ik verzadigd zou zijn, zou ik U misschien verloochenen.’ Elk leven is een wonderlijk mengsel van mooie en moeilijke dingen, verdriet en vreugde, afbraak en opbouw. We hebben voor- én tegenspoed beide nodig. Door de stormen en de dalen in ons leven kunnen we leren om op God te vertrouwen en worden we sterker in het geloof. En als het goed is behoeden ze ons ook voor arrogantie en zelfgenoegzaamheid zoals bij Paulus (zie Het Zoeklicht nr. 24).
De zaligsprekingen zeggen: Zalig zijn de armen van geest, zalig zij die treuren, zalig die vervolgd worden omdat zij Gods wil doen. ‘Arm van geest’ betekent dat we ons in alles afhankelijk weten van de hulp van onze hemelse Vader. Als we nooit een probleem hadden, zouden we dat niet kunnen leren. We kunnen nog zoveel goede dingen doen, maar als we het niet doen met ootmoed en nederigheid en afhankelijkheid aan God, zal het niet Gods goedkeuring weg kunnen dragen.

Als wij gezegend zijn met veel geld, goed en eer, met de gave om te spreken en de Bijbel uit te leggen, dan is dat een groot voorrecht, maar ook een hele grote verantwoordelijkheid. Als iemand veel ontvangen heeft, zal ook veel van hem geëist worden.

Els ter Welle