Spreuken 8:13 (4)

Els ter Welle • 89 - 2013 • Uitgave: 24
Nederigheid is absoluut noodzakelijk

‘De vreze des Heren is het kwade te haten; hoogmoed en trots haat Ik’
(Spreuken 8:13).


Naar aanleiding van mijn eerste stukje over hoogmoed kreeg ik de volgende mail van een predikant: “Bedankt voor je bijdrage. Het risico waar je op wijst is reëel. Iedere voorganger, spreker, Bijbelleraar looptin zijn leven langs het randje van hoogmoed. Hoogmoed is iets dat ons mensen, sinds de zondeval, in de genen zit.” Wat een eerlijke en open reactie!

Er was eens een specht die met zijn scherpe snavel op een boomstam klopte om daaruit insecten los te peuteren. Plotseling sloeg de bliksem in de boom waardoor de stam in tweeën spleet. De specht vloog verrukt weg en kwetterde tegen iedereen die het gebeuren zag: “Hebben jullie wel gezien welke kracht ik in mijn snavel heb?” Tja, soms zijn wij mensen net zo. Iedereen is gevoelig voor trots en hoogmoed. Juist zij die vooraanstaande posities hebben, zijn in de gevarenzone.
Vele godsdienstige leiders zijn aan hoogmoed ten ondergegaan. En dat gebeurt nog steeds. De Farizeeën en Schriftgeleerden kenden de Schriften door en door. Ze dachten daardoor groot van zichzelf en klein van een ander. Ze zagen neer op mensen die niet volgens hun boekje leefden: “Dank u Heer, dat ik niet zo ben als die tollenaar.”
Paulus geeft in zijn leven alle eer aan God, dat zien we in al zijn brieven. Maar… ook hij is vatbaar voor deze zonde. In 2 Korintiërs 12:7 schrijft hij dat een engel van satan hem met vuisten slaat. Hij bidt ernstig of de Here hem ervan wil verlossen. Maar… God doet het niet. Waarom niet? Tot twee keer toe schrijft Paulus in dit vers: ‘Opdat ik mij niet te zeer zou verheffen!’ Deze doorn in het vlees werd toegelaten in zijn leven opdat hij niet hoogmoedig zou worden!

Mozes wordt de zachtmoedigste man op aarde genoemd. Was hij zo van nature? Nee, toen hij jong was sloeg hij in drift een Egyptenaar dood. Hij vluchtte toen naar Midian waar hij veertig jaar de kudde van zijn schoonvader hoedde. De eerste veertig jaar van zijn leven bracht hij door aan het hof van Farao als prins. Hij werd daar van niets ‘iets’. Daarna had hij veertig jaar nodig om van iets ‘niets’ te worden. Toen was hij klaar om veertig jaar lang de leider van het volk Israël te zijn. Nederigheid is absoluut noodzakelijk om een goede leider, predikant of Bijbelleraar te zijn. Maar deze eigenschap hebben u en ik ook dringend nodig!

Els ter Welle