Spreuken 6:30-32

Els ter Welle • 86 - 2010 • Uitgave: 5
Spreuken

‘Iemand die steelt omdat hij honger heeft, komt er beter vanaf dan iemand die zijn handen niet kan afhouden van andermans vrouw.’
Spreuken 6:30-32 (Het Boek)


David wandelt op het dak van zijn paleis. Hij ziet een beeldschone naakte vrouw en wordt op slag verliefd. Als hij hoort dat deze vrouw getrouwd is, zorgt hij ervoor dat haar man uit de weg wordt geruimd en neemt Bathséba tot vrouw. Wat een gemene, gewetenloze daad! Maar David is blind voor zijn schuld. Er is een profeet voor nodig om zijn ogen te openen.

Nathan vertelt aan David een gelijkenis om hem zijn diep zondige gedrag te laten zien:1
“Een arme boer heeft slechts één klein lammetje dat door hem wordt vertroeteld alsof het zijn kind is. Naast hem woont een man die een hele grote kudde schapen en koeien heeft. Op een dag krijgt deze rijke een gast op bezoek. In plaats van een dier van zijn eigen veestapel te nemen, pakt hij met geweld het enige lam van zijn arme buurman en slacht het voor de maaltijd.” Als David dit verhaal hoort, schieten zijn ogen vuur. Met een stem die trilt van boosheid zegt hij: “Die man moet sterven.” Direct daarop volgen de vlijmscherpe woorden van Nathan: “U bent die man!!” Onmiddellijk vallen de schellen van de ogen van David. Zijn wangen kleuren zich dieprood van schaamte. Hij beseft hoe verschrikkelijk erg het is wat hij heeft gedaan.2

Ook moderne koningen en prinsen blijken soms buitenechtelijke kinderen te hebben die verwekt zijn in hoererij en overspel. Zo’n persoon wordt dan goedmoedig een schavuit genoemd… Dat is een veel te zwakke aanduiding! Het is een schurkenstreek, als je je eigen vrouw ontrouw bent, ook al ben je prins.
Als bij ons een hooggeplaatst persoon vreemd gaat, heeft het geen gevolgen voor zijn positie. Maar als hij betrokken is bij een of andere vorm van diefstal of corruptie, veroorzaakt dat een grote crisis. Hoe anders is dat in de Bijbel! Daar is overspel een grote misdaad die voor de rechter moet worden gebracht en de hoogste straf krijgt.

David komt niet met allerlei excuses. Hij erkent volmondig: “Ik heb gezondigd tegen de Here.”3 Hij heeft intens verdriet en oprecht berouw. En de Here is zo vol genade dat Hij David vergeeft!4
Hoe groot uw zonden ook zijn, wanhoop niet. Het evangelie biedt ons bevrijding en kwijtschelding van iedere zonde!

Els ter Welle

1 2 Samuel 12
2 Job 31:11
3 Zie ook Psalm 51:6
4 Psalm 32:5