Spreuken 6:1,3 (IV)
‘Mijn zoon, indien gij borg zijt geworden voor uw naaste, voor een vreemde uw handslag hebt gegeven,… doe dan toch dit, mijn zoon, en red u, want gij zijt in de greep van uw naaste gekomen.'
Spreuken 6:1,3
In onze tijd tekenen we een contract, maar vroeger ging men een officiële overeenkomst aan door handslag. Men sloeg dan met de eigen rechterhand in die van een ander (op de veemarkt gebeurt dat nog) ter bekrachtiging van een belofte. Je zat dan vast aan de verplichting en kon die niet zomaar verbreken. Spreuken zegt dat we grote zorgvuldigheid moeten betrachten, voordat we ons op bindende wijze financieel aansprakelijk stellen voor iemand. Maar dat betekent niet dat we mensen in nood niet moeten helpen!
John Wesley heeft eens gezegd dat christenen moeten verdienen wat ze kunnen, sparen wat ze kunnen en geven wat ze kunnen. En dat is precies de filosofie van Spreuken, die pleit voor ijver, soberheid, verstandig zijn in geldzaken, maar die ook vrijgevigheid stimuleert.
‘Wie vrijgevig is, wordt almaar rijker, wie gierig is, wordt arm’ (Spr. 11:24 - NBV).
‘Gelukkig is hij die zich bekommert om de armen’ (Spr. 14:21 - NBV).
‘Wie vriendelijk van oog is, die wordt gezegend, omdat hij de behoeftige van zijn brood geeft’ (Spr. 22:9 - NBG).
‘Wie zich over de arme ontfermt, leent de Here; Hij zal hem zijn weldaad vergelden’ (Spr. 19:17 - NBG).
Deze laatste tekst vind ik heel treffend. Wat aan de arme gedaan wordt, neemt de Here op als aan Hem geleend. En Hij betaalt er rente over, daar kunt u zeker van zijn! En al zou u uw geld kwijt raken, het is dan niet weg! God zal ons op de een of andere manier vergoeden, want Hij is niemands schuldenaar.
Wanneer we geld lenen aan iemand, of ons op verantwoorde wijze toch borg stellen voor een ander, moeten we het met de juiste hartsgesteldheid doen. Als dat niet het geval is, missen we de zegen van het geven. Als we iets doen voor een ander, moeten we het doen als voor de Here. Ook moeten we oppassen dat we de ander niet afhankelijk van ons maken, want dan krijgen we scheve verhoudingen. De Schrift zegt immers: ’De man die leent, is een knecht van de uitlener’ (Spr. 22:7b - NBG). Borg worden voor een vriend kan dus slecht voor de vriendschap zijn, maar als we het op een wijze manier doen, kan het ook een vriendschap versterken. En dat is Gods bedoeling!
Els ter Welle
Spreuken 6:1,3
In onze tijd tekenen we een contract, maar vroeger ging men een officiële overeenkomst aan door handslag. Men sloeg dan met de eigen rechterhand in die van een ander (op de veemarkt gebeurt dat nog) ter bekrachtiging van een belofte. Je zat dan vast aan de verplichting en kon die niet zomaar verbreken. Spreuken zegt dat we grote zorgvuldigheid moeten betrachten, voordat we ons op bindende wijze financieel aansprakelijk stellen voor iemand. Maar dat betekent niet dat we mensen in nood niet moeten helpen!
John Wesley heeft eens gezegd dat christenen moeten verdienen wat ze kunnen, sparen wat ze kunnen en geven wat ze kunnen. En dat is precies de filosofie van Spreuken, die pleit voor ijver, soberheid, verstandig zijn in geldzaken, maar die ook vrijgevigheid stimuleert.
‘Wie vrijgevig is, wordt almaar rijker, wie gierig is, wordt arm’ (Spr. 11:24 - NBV).
‘Gelukkig is hij die zich bekommert om de armen’ (Spr. 14:21 - NBV).
‘Wie vriendelijk van oog is, die wordt gezegend, omdat hij de behoeftige van zijn brood geeft’ (Spr. 22:9 - NBG).
‘Wie zich over de arme ontfermt, leent de Here; Hij zal hem zijn weldaad vergelden’ (Spr. 19:17 - NBG).
Deze laatste tekst vind ik heel treffend. Wat aan de arme gedaan wordt, neemt de Here op als aan Hem geleend. En Hij betaalt er rente over, daar kunt u zeker van zijn! En al zou u uw geld kwijt raken, het is dan niet weg! God zal ons op de een of andere manier vergoeden, want Hij is niemands schuldenaar.
Wanneer we geld lenen aan iemand, of ons op verantwoorde wijze toch borg stellen voor een ander, moeten we het met de juiste hartsgesteldheid doen. Als dat niet het geval is, missen we de zegen van het geven. Als we iets doen voor een ander, moeten we het doen als voor de Here. Ook moeten we oppassen dat we de ander niet afhankelijk van ons maken, want dan krijgen we scheve verhoudingen. De Schrift zegt immers: ’De man die leent, is een knecht van de uitlener’ (Spr. 22:7b - NBG). Borg worden voor een vriend kan dus slecht voor de vriendschap zijn, maar als we het op een wijze manier doen, kan het ook een vriendschap versterken. En dat is Gods bedoeling!
Els ter Welle