Shana - Jaar van Gods welbehage

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 1
Het begin van het nieuwe jaar, uit Gods hand ontvangen, is een goede gelegenheid om stil te staan bij het Hebreeuwse begrip ‘shana’ (uitspraak: sjaná): ‘jaar’. Dit woord ‘shana’ komt zo’n 877 maal voor in het Oude Testament.
De bredere betekenis van ‘shana’/jaar houdt verband met de werkwoorden waarvan dit woord is afgeleid. Er zijn twee afleidingsmogelijkheden voor ‘shana’. Het gaat om twee van elkaar te onderscheiden, maar gelijkgeschreven en gelijkluidende werkwoorden ‘shanah’, waarvan het ene de betekenis heeft van ‘herhalen’ en het andere ‘wisselen’, ‘veranderen’ betekent. Als afleiding van deze werkwoorden kan het zelfstandig naamwoord ‘shana’/jaar dan ook betekenen: herhaling; wisseling, verandering. Het begrip ‘shana’/jaar geeft een terugkerende herhaling van een vaste tijdsperiode aan, maar eveneens een regelmatige wisseling van die tijdsperioden. 'Shana’ duidt zo op een tijdsvernieuwing en wisseling van tijdsperiode. Het ene ‘shana’/jaar wisselt, verandert, herhaalt zich…

Het woord ‘shana’/jaar komt in de oudtestamentische tekst voor het eerst voor in het scheppingsverslag, waar vermeld wordt dat de Here God de hemellichten schiep “opdat zij zouden zijn tot tekenen… tijden, tot dagen en tot jaren” (Gen. 1:14). Dit bepaalt ons bij het feit dat ‘shana’/jaar/wisseling hoort bij Gods schitterende schepping. De Schepper acht ‘shana’/jaarverandering zo belangrijk dat het aparte vermelding krijgt. Elk jaar is een teken dat God in de schepping heeft gelegd en tegelijkertijd een gave van een nieuwe tijdsperiode om voor en met Hem te leven! ‘Shana’/jaarwisseling als teken Gods roept ons op tot bezinning over de vraag hoe en wat wij met het nieuwe ‘shana’/jaar doen.
De kalender van het oude Israël bestond uit een ‘shana’/jaar van circa 354 dagen, verdeeld over twaalf maanden (1Kon. 4:7; 1Kron. 27:1-15). Jaren hebben een begin en een einde (Ex. 12:2; 23:16; 34:22). Hierbij wordt alleen van God gezegd: “U kroont het jaar van Uw goedheid” (Ps. 65:12).
Het woord ‘shana’/jaar duidt op een bepaalde, vaststaande periode in de menselijke tijd en geeft hiervan de tijdelijke dimensie aan. Ditzelfde woord ‘shana’/tijdswisseling heeft in relatie tot de Here God een geheel andere strekking, omdat Hij als Schepper en Onderhouder van alle dingen boven alle tijd en tijdelijkheid staat. Gods eeuwigheid is immers onmeetbaar en onvergelijkbaar met menselijke tijd. “Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren…” terwijl “wij onze jaren volbrengen/voleindigen als een gedachte.”(Ps. 90:4, 9b; vgl. 2Petr. 3:8). De psalmist drukt Gods eeuwige onveranderlijkheid uit met de verzuchting “…Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht…” Wanneer wij met de psalmist zien hoe alles om ons heen verandert en vergaat, ligt onze troost en kracht voor elke nieuwe dag in deze zekerheid: “…U bent Dezelfde en Uw jaren komen niet ten einde.” (Ps. 103:25-28).

Het begrip ‘shana’/tijdsverandering wordt door Jesaja op een bijzondere manier gebruikt met betrekking tot Gods omzien naar het volk dat Hij uit ellende zal verlossen; dat is het aangekondigde ‘shana’/jaar van het welbehagen/de gunst van de HERE…”(Jes. 61:1-2), “… het ‘shana’/jaar van mijn verlossing…” (Jes. 63:4). Christus’ komst als Verlosser van de wereld is de uiteindelijke vervulling van deze profetie. Daarom verkondigde Hij op die sabbatmorgen in de synagoge in Nazareth, na het lezen van deze woorden van Jesaja: “Vandaag is deze Schrift in uw oren vervuld' (Luc. 4:16-21). Dezelfde verkondiging richt Hij tot ons: “…De HERE zalfde Mij om een blijde boodschap te brengen… gebrokenen van hart te verbinden…” Dankzij Jezus’ kruisoffer beleven we het ‘shana’/jaar van Zijn verlossing.

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk