Schuldbelijdenis van de Paus

ds. H.J. Hegger • 76 - 2000/01 • Uitgave: 1
Overpeinzingen van een ex-priester

Velen hebben in de media hun zienswijze over de schuldbelijdenis van de Paus gespuid.
Het lijkt mij goed dat ook ik als een ex-rooms-katholiek beschrijf hoe hij deze historische gebeurtenis heeft beleefd:


De schuldbelijdenis van de Paus heeft mij diep aangegrepen. Ik had dat totaal niet verwacht. Natuurlijk was ik blij dat de leider van deze machtige kerk eindelijk door de knieën ging. Te midden van de uiterlijke pracht en praal van al die prelaten en van de Paus zelf klonk er een oprecht gemeend mea culpa. Hij die zich de plaatsbekleder van Christus op aarde noemt, volgde het voorbeeld van Daniël. Hij verootmoedigde zich voor de gehele wereld: Wij hebben gezondigd, wij en onze vaderen.

Hij beleed: “Wij hebben geprobeerd de waarheid met geweld te verbreiden; we hadden dat nooit mogen doen; dat was een zonde van ons en van ons voorgeslacht”. Daarmee distantieerde hij zich van de grootste R.K. theoloog Thomas van Aquino, die beweerd had dat ketters vergeleken moeten worden met de pest en dat ze daarom uitgeroeid moeten worden.

BRANDSTAPELS
Maar nog belangrijker: indirect verwierp hij daarmee ook de stelling van Paus Leo X die in de bulla tegen Luther had gezegd: "Het verbranden van ketters is niet tegen de wil van de Heilige Geest. Ik heb die uitspraak altijd verschrikkelijk gevonden. Hoe kan een christen dit zeggen van de Heilige Geest die de liefde van God stort in de harten van hen die gekocht zijn met het bloed van Gods Zoon (Rom. 5:5)? Maar Leo X was dan ook geen christen. Hij was door en door werelds.

Toen de Paus daarover schuld beleed, ging er een vreemde ontroering door me heen, die ik moeilijk kan beschrijven. Ik werd er innerlijk door vertederd. Het was een gevoel van verzoening en van vrede. Een vete die voorgoed uit de weg werd geruimd. Een heilige ontspanning.

Even kwam daarna een bezwaar naar boven: maar hij vraagt niet uitdrukkelijk om vergeving voor de helse angsten waarmee zijn kerk in het verleden zovelen gefolterd heeft. Altijd weer hebben priesters de kerkgangers gedreigd met de eeuwige verdoemenis wanneer ze Gods geboden in een ernstige zaak zouden overtreden. Wat heb ik (en velen met mij) niet geleden onder die infernale pijn! Nooit kon je zeker zijn van Gods blijvende liefde voor jou. Want ik kende toen nog niet de belofte van Christus dat wie zich in persoonlijk geloof aan Hem overgeeft, eeuwig, onvergankelijk leven heeft in Hem. En wat kon die kerk hard zijn in de straffen die ze meende te kunnen opleggen! Ik heb ooit eens uitgerekend hoeveel keer ik de R.K. kerkelijke ban had opgelopen, doordat ik zonder verlof het klooster, het priesterschap en de R.K. Kerk verliet. Dat was minstens zeven keer. Zeven keer kreeg ik op deze manier - zo ervoer ik dat - een trap na van haar die ik zo lang als mijn heilige Moeder, de Kerk, had beschouwd.

EN IK ZELF?
Terwijl ik even mijmerde over het ontbreken van deze concrete schuldbelijdenis, was het alsof de Here tegen mij zei: "Herman, heb jij ooit wel eens de R.K. Kerk bewust vergeven wat zij jou heeft aangedaan?'. Toen realiseerde ik mij: nee, dat heb ik nooit gedaan. Wel was er al lang geen spoor van bitterheid meer in me tegen die kerk, maar verder was ik niet gekomen. Op dat moment sprak ik daarom innerlijk tegen de R.K. Kerk: ik vergeef u alles wat u mij hebt aangedaan. En heel merkwaardig, toen stroomde er een nieuwe vrede in mij binnen. Daar in mijn hart ontmoetten die twee stromen elkaar: de R.K. Kerk die bij monde van deze paus mij om vergeving vroeg, en ik die van ganser harte, zonder enige reserve, die vergeving schonk. Ik zei het al: die ervaring is niet echt onder woorden te brengen. Ze heeft iets heel zoets. Ze voltrekt zich in de diepte van je ziel. (In Eén in de levende Christus' heb ik een hoofdstuk "Schuld belijden is jezelf (laten) bevrijden". Daarin heb ook ik openlijk om vergeving gevraagd voor het onrecht wat ik anderen heb aangedaan).

Ik was echter blij dat kardinaal Simonis er eerlijk voor uitkwam: "Deze schuldbelijdenis betekent niet dat er iets in de leer van de R.K. Kerk is veranderd." Dat is dan ook de reden waarom wij, christenen van de Reformatie, onmogelijk naar Rome kunnen terugkeren. De leerverschillen zijn daarvoor nog steeds een onoverbrugbare kloof. Ik ben dan ook nog altijd intens dankbaar dat de Here mij in 1948 uit 'het diensthuis Rome' heeft geleid naar de vrijheid der kinderen Gods. Ik heb nooit ook maar een moment getwijfeld over de juistheid van die stap. Integendeel, naarmate ik groeide in de kennis van Gods Woord, werd ik steeds meer overtuigd van de grondbeginselen van de Reformatie. En de Here heeft mijn overtuiging ook bevestigd door veel, soms (bijna) wonderlijke tekenen.

SCHERPE VRAGEN

1. Waarom juichen veel protestanten het toe, wanneer ik de feilen van Rome toon, en worden ze boos wanneer ik erop wijs dat eenzelfde soort afdwalingen ook bij hen voorkomt?

2. Waarom komen de verdeelde protestantse kerken maar moeilijk tot een schuldbelijdenis tegenover elkaar en tegenover Rome?

3. Waarom geven veel protestanten vaak de leer van andere kerken, met name ook van de R.K. Kerk, verkeerd weer? Mag dat? Geldt voor hen dan niet het negende gebod? Heiligt bij hen het doel dan de middelen? Een voorbeeld. Een kerkelijk blad had de bedoeling van Evangelisch Reformatorisch Ontwaken volkomen vertekend. Ik verzocht om een correctie. Antwoord van de eindredacteur: "Wij hebben de gewoonte dat we geen ingezonden stukken opnemen in ons blad." Met dit smoesje meende hij blijkbaar te kunnen goedpraten dat hij een leugen in standhield.

4. De Reformatie is begonnen met de oproep: Terug naar de levende Christus. Overal werd verkondigd: "Christus moet in je komen wonen. En dat gebeurt alleen door de persoonlijke overgave aan Hem in geloof en vertrouwen." Maar al vrij spoedig is men zich gaan terugtrekken in het redenerend verstand. Protestanten weten het vaak zo goed. Ze doen haarfijn het verkeerde van andere kerken, vooral van de R.K. Kerk, uit de doeken. Maar ze laten, althans in Nederland, o zo weinig de heerlijkheid zien van Christus in Wie wij mogen geloven. Ze babbelen en discussiëren graag over "het', over allerlei leerpunten, maar getuigen weinig van Hem, van de levende Christus.

5. Bent u boos, nu ik deze vragen voor u neerleg?

ds. H.J. Hegger