Roeiers in het onderste compartiment

ds. Yme Horjus • 90 - 2014 • Uitgave: 22
Onze ministers worden ook wel dienaren van de Kroon genoemd. Het woord ‘minister’ is voor ons een hoogwaardigheidsbegrip waar de oorspronkelijke betekenis een beetje uit is verdwenen. Als je in Nederland minister bent, dan ben je wat! Dan gaan mensen ‘excellentie’ tegen je zeggen. Of dat echt nog gebeurt, bijvoorbeeld door journalisten, daar wil ik van af zijn, maar die aanspreektitel heeft er vroeger altijd bij gehoord.

Maar het woord ‘minister’ is in het oude Latijn altijd een gewoon woord voor ‘dienaar’ geweest. Dat is de oorspronkelijke betekenis. Zo klopt het dus wel dat ministers dienaren zijn van de Kroon. Hulpjes van het staatshoofd. Zo hebben predikanten zich in het verleden ook wel ‘ministers’ genoemd. Dan stonden er achter hun naam de letters V.D.M. Afgekort staat daar: Verbi Divini Minister. Dienaar van het goddelijke Woord. Dat wordt tegenwoordig nauwelijks meer gedaan, soms alleen nog in rouwadvertenties van predikanten.

‘Leiders’
Toch is het wel een mooie gedachte. Voorgangers en oudsten zijn dienaren. Dienaren van de Kroon. Ze zijn dienstbaar aan het staatshoofd van het Koninkrijk van God. Voor Paulus is er veel aan gelegen om juist deze term te gebruiken en niet de term leider. In onze tijd worden voorgangers en oudsten veelal aangeduid met de term ‘leiders’. Dat is vroeger nooit zo het gebruik geweest, maar de laatste 25 jaar – vooral binnen de evangelische wereld – is het steeds meer in zwang geraakt om de oudsten aan te duiden als de ‘leiders’. Er zijn ook veel conferenties en seminars geweest die leiders moesten toerusten voor hun bediening in de gemeente. Zo ben ik een keer uitgenodigd een leiderschapsconferentie bij te wonen om mij te helpen groeien – zoals het letterlijk stond in de uitnodiging – naar een ‘nieuw autoriteitsniveau’ in mijn bediening. Ik rilde ervan, want ik voelde waar het heen zou gaan en heb feestelijk voor de uitnodiging bedankt.
Maar het lijkt er wel erg sterk op dat Paulus het niet zo heeft op de term ‘leider’. ‘Men moet ons beschouwen als dienaren van Christus’, zegt hij in 1 Korintiërs 4:1. Waar in onze tijd een zekere voorliefde bespeurbaar is voor de uitdrukking ‘leider’, lijkt Paulus die term uit de weg te gaan. Hij legt geen nadruk op aanzien, positie en status, maar ziet dit leiderschap vooral in termen van dienstbaarheid.

‘Ondergeschikten’
Het woord dat Paulus in vers 1 gebruikt voor ‘dienaren’ geeft in het geheel geen aanleiding om daar enige status aan te ontlenen. Het betekent ‘ondergeschikten’ in de zin van roeiers van het laagste niveau. Je had in die tijd, en dat wist men in die havenstad Korinthe, galeischepen met drie lagen roeiers boven elkaar. In die onderste laag, vlak boven het water, was het een bedompte ruimte van warmte en zweet, dáár zaten die ‘dienaren’ die Paulus hier bedoelt. Nee dat waren echt geen ‘ministers’ met een dienstauto en privéchauffeur. Het woord ‘excellentie’ was al helemaal niet van toepassing.
Misschien heeft Paulus dat alles wel bewust gedaan om leiders van de gemeente nederig te houden. Dat ze geen air zouden krijgen en van verbeelding naast hun schoenen zouden gaan lopen. Want zit het allemaal niet in ons om eer en waardigheid na te streven? Om in aanzien te willen staan? Het woordgebruik van Paulus wil dat al ten enenmale voorkomen.

‘Werknemer’
Er is trouwens wel iets bijzonders aan de hand met de bediening van Paulus. Die is compleet eigensoortig en valt niet te vergelijken met een baan in onze maatschappij. Waar wij altijd verantwoording schuldig zijn aan onze meerderen, onttrekt Paulus zich aan het oordeel van de mensen die iets van hem vinden. ‘Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word’ (1 Korintiërs 4:3) Sommigen vinden Paulus op dit punt maar eigenwijs. Maakt hij zich op deze manier van de kritiek op zijn functioneren af? Voor hem telt maar één ding: ‘die mij beoordeelt, is de Here’.
In onze tijd hoef je met zo’n houding over het algemeen niet aan te komen. Van tijd tot tijd – bijvoorbeeld in een jaarlijks functioneringsgesprek – wordt het doen en laten van de voorganger tegen het licht gehouden, zoals dat er ook in allerlei seculiere organisaties gewoon bij hoort. Ik denk evenwel dat Paulus bij zo’n functioneringsgesprek bedenkingen zou hebben gehad om de onvergelijkbare positie die hij tegenover de gemeente had. Toch zit er wel iets goeds in, vooral als voorgangers van die opgepompte autoritaire baasjes dreigen te worden en zich aan elke vorm van kritiek willen onttrekken. Dan kan het heilzaam zijn dat zij verantwoording afleggen. Maar ik denk dat dit ook wel eens kan doorschieten. Een voorganger is namelijk geen werknemer. De gemeente is geen baas over hem. ‘Hij werkt ten dienste van de gemeente, maar is niet in dienst van de gemeente’ (Gerben Heitink, Biografie van de dominee, Baarn 2001, 229).

Het Woord uitdragen
Een voorganger is geen werknemer die simpel doet wat hem gezegd wordt. Als hij werknemer zou zijn, dan kan hij niet vrijuit spreken, hetgeen hij volgens Zijn hemelse Opdrachtgever wel moet. Zonder aanzien des persoons moet Hij het Woord dat God hem op zijn hart heeft gelegd kunnen uitdragen. Men spreekt in de literatuur ten aanzien van de predikant dan ook van een ‘zijns-beroep’ (24/7) met een bijzonder mandaat. Gelukkig de gemeente die dit begrijpt en daarnaar handelt. En gelukkig de voorganger die naar terechte adviezen uit de gemeente kan luisteren.

Yme Horjus