Rentmeesters of meesterventers

Yme Horjus • 93 - 2017 • Uitgave: 19
– over de zorg voor de schepping

Op 12 december 2015 sloten 195 landen een plechtig verbond om de aarde te redden. De opwarming van onze planeet neemt gevaarlijke vormen aan en zal grote gevolgen hebben als wij de handen niet ineen slaan. Dat deed een golf van hoop door de wereld gaan. De nieuwe president van Amerika torpedeerde die hoop door recentelijk uit dit klimaatakkoord van Parijs te stappen.

De Verenigde Staten scharen zich nu bij Syrië en Nicaragua, die zich al eerder gedistantieerd hadden. Syrië had de handen vol aan een verwoestende oorlog en Nicaragua vond de afspraken van Parijs niet ver genoeg gaan.

De opdracht van God
In het Bijbelboek Genesis wordt de mens aangesteld als beheerder van de schepping, als rentmeester van de aarde (1:28 en 2:15). Die schepping met z’n schoonheid is de mens in bruikleen gegeven. Wij mochten erop wonen, de aarde bebouwen, de grond bewerken, de vruchten plukken, onszelf vermenigvuldigen. Dat was de CAO die God in het begin sloot: een collectieve arbeidsovereenkomst om te bewerken en te bewaren.
De ontwikkelingen van de laatste decennia hebben ons wakker geschud. Steeds meer wordt duidelijk dat wij ons hebben gedragen als meesterventers. De aarde, die van de Heere is, dreigt het slachtoffer te worden van onze hebzucht. De opdracht was te bewaren, maar niets was meer veilig onder het beheer van de mens. Wat zijn wij inhalig bezig geweest. Wat hebben we de opdracht egocentrisch uitgevoerd en zo op een onvoorstelbare wijze roofbouw gepleegd. Onze stijl van leven bracht onder andere met zich mee dat de CO2-uitstoot zorgt voor een broeikaseffect dat de temperatuur op aarde doet oplopen.

Wel even wennen
Ik heb als titel boven dit artikel staan: rentmeesters of meesterventers. Dat is voor mij niet zomaar een aardige woordspeling, maar in deze woorden wil ik mijzelf en u uitnodigen te kijken in de spiegel die de Bijbel ons aanreikt. Het is een titel met een contrast. Het daagt ons uit onszelf rekenschap te geven van onze eigen positie ten opzichte van de zorg voor de schepping. Rentmeesters of meesterventers…
Het is trouwens voor ons christenen wel even wennen om met dit soort onderwerpen bezig te zijn. Er zullen velen zijn, die een lichte wrevel nauwelijks zullen kunnen onderdrukken. De gemeente van de Heere Jezus heeft wis en waarachtig toch wel wat anders en beters te doen. Zij moet zich richten op de evangelieverkondiging naar het woord van de Heere Jezus in het grote zendingsbevel. Ik herinner mij meerdere reacties van deze strekking op een preek van mij in mijn toenmalige gemeente in 1984. Er waren er die deze preek als een verademing beschouwden, anderen vonden die alleen maar gevaarlijk en een bewijs van toenemend horizontalisme.

Eer de Schepper
In de tussentijd is er toch kennelijk heel wat gebeurd. Begint ook onder bredere lagen van de kerk in Nederland het besef steeds meer door te dringen, dat wij niet alleen een woord voor de wereld hebben, maar ook een zorg voor de schepping. Velen hebben ontdekt dat in het grote zendingsbevel ook deze woorden staan: ‘en leert hen onderhouden, al wat ik u bevolen heb’.
Voor de Heere Jezus was de Schrift bron en inhoud van Zijn onderwijs. Geen tittel of jota wilde Hij afdoen van Mozes en de profeten. Als Hij sprak over de geboden van Zijn Vader, zoals het liefhebben van God en de naaste, dan was het rentmeesterschap daarbij inbegrepen. God liefhebben en dienen betekent, dat wij Hem ook kennen en eren als Schepper. Dat wij oog hebben voor de werkelijke verhoudingen in de schepping. Dat wij ook doen en nakomen, wat wij soms zingen en belijden: ‘Aan U behoort, o Heer der Heren, de aarde met haar wel en wee, de steile bergen, koele meren, het vaste land, d’onzeekre zee…’

Hosea, roepende in onze woestijn
Het loont de moeite om de profeet Hosea aan het woord laten in Hosea 4:1-6. Het is werkelijk heel verrassend hem te horen spreken over een situatie die eigenlijk een beeld is van onze tijd. Zo spreekt hij over ‘het treuren van het land, het verkwijnen van wat erin woont, zowel het gedierte des velds, als het gevogelte des hemels. Ja, zelfs de vissen der zee komen om.’ Zesentwintighonderd jaar voor de uitvinding van het plastic!
Wat heeft hij in zijn tijd gezien? Had hij te maken met milieuverontreiniging? Daar lijkt het wel op! Wat hij beschrijft is een situatie waarbij de zonde in het Noordrijk zwaar drukt op het land. De ontsporing op zedelijk-ethisch gebied trekt diepe sporen. De natuur heeft te lijden onder wat mensen in hedonisme en egoïsme uitspoken. Hij trekt consequenties waar wij die niet zo gauw zouden zien. Want hoezo is er een verband tussen het aantasten van Gods geboden en het aantasten van de natuur? Hosea plaatst de dingen in een breder verband. Hij trekt de lijnen door. Hij maakt samenhangen zichtbaar.
En nu komen we misschien met een schok tot de ontdekking, dat Hosea een roepende is in ónze woestijn. Hij schetst een beeld van onze tijd. Een tijd van vervagend normbesef, een tijd van grenzeloos egoïsme, een bijna godloze cultuur! Dat moet je wel zeggen, als je leest: vloeken, liegen, moorden, stelen en echtbreken! Men pleegt geweld, bloedbad volgt op bloedbad. Er zit een lijn in, zegt Hosea. De verkwijning van het land – dat is de milieuverontreiniging. De verdwijning van de ethiek – dat is de geestelijke milieuverontreiniging. Hij noemt de uitgestorven diersoorten in één adem met de losse huwelijksmoraal en de criminaliteit. Maar dan trekt hij de lijnen dieper door en legt de meest verborgen samenhangen bloot. Hij zegt: alles heeft te maken met dit ene: de kennis is verdwenen! “Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis.”

Van het een komt het ander
Kennis verdwenen in een tijdperk van informatie. Laat Hosea nu even uitpraten: er is geen trouw meer, geen liefde en geen kennis van God in het land. Daarom is de samenhang, de harmonie van de schepping verloren gegaan. Daarom loopt er een rechte lijn van de geestelijke ontwaarding naar de milieuverontreiniging. Hosea schetst in een paar woorden waar het grote knelpunt ligt. De grote milieuproblematiek, waarvoor wij nu staan, is van religieus-ethische aard. Op een voor ons verrassende wijze worden oorzaak en gevolg blootgelegd. God is verdwenen uit het leven van de mensen. Zij hebben zich niet gestoord aan Zijn geboden maar zij hebben hun eigen vooruitgangsgeloof aangehangen, dat zijn eigen wetmatigheden stelt en dienstbaarheid verlangt.
Dat is de wortel van het kwaad, zegt Hosea. En van het één komt het ander, al doorgronden wij als mensen dit verband niet onmiddellijk. Misschien ontgaan ons deze samenhangen en verbanden, gewend als we zijn om fragmentarisch te denken. Misschien slagen wij er niet in Hosea na te rekenen, maar een ding wordt ons duidelijk. God – schepping – mens, dat is in de Bijbel een gesloten circuit. Dat hoort bij elkaar. Dat kun je niet uit elkaar trekken zonder brokken te maken.
Wil het weer goed komen met deze schepping, waarmee we het tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen moeten doen, zullen wij eerst moeten terugkeren naar God en Zijn geboden. Er zal een fundamentele bekering moeten plaatsvinden. Wil het nog wat worden met de natuur, dan moet het eerst wat worden met ons. Wij zullen ons moeten verootmoedigen voor Gods aangezicht. Dat klemt des te meer, omdat wij weten dat het oordeel begint bij het huis Gods.

Yme Horjus