Regenboog kleurt Olijfberg met hoopvolle verwachting
(Jesaja 36-37)
‘Tempelberg is brandpunt van Midden-Oostenconflict’; ‘Zondag opnieuw hevige rellen in Oost-Jeruzalem’; ‘Stille intifada: Aanval op Joodse peuters op Olijfberg’; ‘Enquête: Geen ‘1967 grenzen’ en deling van Jeruzalem’.
Zomaar wat recente headlines, over de ‘heilige stad’. De berichtgeving over Jeruzalem domineert met regelmaat het wereldnieuws. Niet verwonderlijk: om Jeruzalem woedt een heftige geestelijke strijd. Reeds in Jesaja’s dagen – ongeveer 2700 jaar geleden(!) – was deze strijd gaande.
Het Bijbelboek Jesaja valt duidelijk uiteen in drie onderscheiden gedeelten. Het begint én eindigt met een omvangrijk profetisch gedeelte, respectievelijk de hoofdstukken 1 t/m 35 en 40 t/m 66. Deze twee omvangrijke profetische gedeelten worden met elkaar verbonden door een kleiner historisch gedeelte. Het historische tussengedeelte, in de hoofdstukken 36 t/m 39, bevestigt op een bijzondere wijze de beide profetische gedeelten. In het historische gedeelte wordt ingegaan op enkele episodes uit het bewogen leven van koning Hizkia.1 Hizkia typeert daarin Israël. Met andere woorden: Gods plannen met het volk Israël worden gezien in en bevestigd door Gods bemoeienis met koning Hizkia. In dit artikel overdenken we Jesaja 36-37, waarin de eerste episode staat opgetekend.
Jeruzalem benauwd en verlost
In Hizkia’s dagen was het Assyrische Rijk de onbetwiste grootmacht. Egypte was destijds in verval geraakt, maar de Assyrische ster was daarentegen sterk gerezen. Tijdens Hizkia’s regering viel de Assyrische oorlogsmachine het tweestammenrijk binnen. Daarover bericht Jesaja: ‘In het veertiende jaar van koning Hizkia gebeurde het dat Sanherib, de koning van Assyrië, optrok tegen alle versterkte steden van Juda en ze innam’ (36:1). Volgens zijn eigen annalen had Sanherib 46 versterkte steden in Juda belegerd2, waaronder de vestingstad Lachis, 40 kilometer zuidwestelijk van Jeruzalem.
Nu bedreigde het Jeruzalem, de residentie van Hizkia. De voortekenen waren ongunstig. Volgens eigen zeggen had Sanherib koning Hizkia gevangen ‘als een vogel in een kooi’.3 Jeruzalems val leek onafwendbaar, haar lot leek bezegeld. Maar het liep anders. Totaal anders. Sanherib, de koning van Assyrië, had namelijk, hoewel door Hem gezonden (36:10), duidelijk niet met JHWH, de God van Israël, gerekend (36:7,15,18-20). Een fatale vergissing, zou spoedig blijken. Want toen de engel van de HERE – in antwoord op het indringende gebed van Hizkia (37:14-20) – ten strijde trok, betekende dat de ommekeer. Een onvoorstelbare, totale ommekeer. Het Assyrische leger werd gewoonweg weggevaagd. Slechts in één nacht werden 185.000 mannen gedood (37:36). Daarop trok Sanherib zich terug naar Ninevé. In Ninevé aangekomen, stierf hij een smadelijke dood (37:37-38). Jeruzalem was machtig verlost, door Gods uitgestrekte arm. Precies zoals God van tevoren had beloofd: ‘Want Ik zal deze stad beschermen door haar te verlossen, omwille van Mijzelf en omwille van David, Mijn dienaar’ (37:35).
Herhaling in de eindtijd
Volgens het profetische Woord zal deze dramatische geschiedenis zich in de zeventigste jaarweek herhalen. Tijdens deze zevenjarige periode tussen de Opname van de Gemeente en de wederkomst van Christus zal Jeruzalem opnieuw een grootschalige belegering meemaken. Opnieuw worden haar vijanden door God gezonden (Jesaja 29:1-4; Zacharia 12:3). Opnieuw lijkt alles verloren. Opnieuw zullen er daardoor intense smeekbeden naar God worden opgezonden (Zacharia 12:10a). Opnieuw zal God daarop Zijn arm uitstrekken. Opnieuw worden daardoor de vijanden weggevaagd. Daardoor zal Jeruzalem opnieuw van de ondergang worden verlost. Precies zoals God het eeuwen tevoren had beloofd: ‘Op die dag zal het gebeuren dat Ik alle heidenvolken die tegen Jeruzalem oprukken, zal willen wegvagen’ (Zacharia 12:9). Waarschijnlijk begrijpt u al waaraan we daarbij denken: Armageddon. Jeruzalems belegering in de eindtijd, die uiteindelijk – uitdrukkelijk in zeker opzicht vanwege de intense gebeden van het Joodse overblijfsel – zal uitlopen op Christus’ zichtbare wederkomst (Openbaring 16:14,16; 19:11-21).
Benauwdheid en verlossing
Deze twee toestanden van benauwdheid enerzijds en verlossing anderzijds zijn de centrale onderwerpen van de twee profetische gedeelten van Jesaja. Jesaja 1 t/m 35 belicht hoofdzakelijk en meermalen Israëls benauwdheid. Een benauwdheid die haar hoogtepunt in de eindtijd bereikt, wanneer de grote dag van Gods toorn is aangebroken.
Vandaar ook het meervoudige ‘wee’ in deze hoofdstukken. Immers, bij wee denken we aan oordeel. De profeet Jesaja (be)schreef bijvoorbeeld een aantal wee(klacht)en over verschillende heidenvolken, waaronder in 10:5-19, uitgerekend over Assyrië. Maar ook Jeruzalem, de stad van God en Israël, het volk van God, worden geenszins ontzien. Luister maar naar Jesaja 29: ‘Wee, Ariël, Ariël (aanduiding van Jeruzalem – AvdH), de stad waar David zich gelegerd heeft!’ (vers 1a). Zoals we al gezien hebben, wacht Jeruzalem in de eindtijd een benauwende belegering. Evenals in Hizkia’s dagen, vele honderden jaren daarvoor. Vervolgens, wat betreft het wee over Israël, daarmee opent de profetie van Jesaja: ‘Wee het zondige volk, volk van zware ongerechtigheid’ (1:4a). Daarmee begint het eerste profetische gedeelte meteen richtingbepalend. Al meteen wordt de toon gezet. In de vierendertig hoofdstukken erna blijft het oordeel over Israël het voornaamste onderwerp. Er wordt nog meermalen een wee over Israël gehoord, waaronder het zesvoudige wee in Jesaja 5 (vers 8-10, 11-17, 18-19, 20, 21, 22-24).
Maar evenzo begint het tweede profetische gedeelte richtingbepalend: ‘Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen, spreek naar het hart van Jeruzalem en roep haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij uit de hand van de HEERE het dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden’ (40:1-2). Opnieuw wordt de toon meteen gezet. In de zesentwintig hoofdstukken daarna wordt Israëls uiteindelijke verlossing meermalen op de meest schitterende wijze beschreven. In deze zevenentwintig hoofdstukken staat duidelijk Israëls verlossing centraal. Het wee is verstomd. De benauwdheid is voorbij. De verlossing is gekomen. Overigens, deze verlossing van Israël – zo moge duidelijk zijn – is nog toekomstig.
In de belegering en verlossing van Jeruzalem ten tijde van Hizkia hebben we deze twee toestanden van benauwdheid en verlossing teruggezien. Zoals gezegd, bevestigt het historische gedeelte van Jesaja namelijk de beide profetische gedeelten.
Regenboog boven de Olijfberg
Tijdens mijn tweede bezoek aan Jeruzalem mocht ik getuige worden van iets bijzonder hoopgevends. Op zondagmiddag maakten we, midden in de stromende regen, een wandeling over de oude stadsmuur. Na deze stortbui verscheen een regenboog. Precies boven de Olijfberg, waar Christus zal wederkomen… Vandaag verschijnen boven Jeruzalem in geestelijke zin donkere wolkenluchten. Een ongekende storm nadert. Maar eens zal Jeruzalem volkomen en blijvende vrede genieten. Wanneer namelijk Christus wederkomt. Precies zoals God eeuwen tevoren had beloofd: ‘Trek uw mooiste kleren aan Jeruzalem, heilige stad! Want voortaan zal in u geen onbesnedene of onreine meer komen’ (Jesaja 52:1bc).
(Teksten zijn overgenomen uit de Herziene Statenvertaling)
Anton van de Haar
1 Koning over het tweestammenrijk; regeerde van 715-686 v.Chr.
2 James K. Hoffmeier, De archeologie van de Bijbel, pagina 110.
3 Ibidem.
‘Tempelberg is brandpunt van Midden-Oostenconflict’; ‘Zondag opnieuw hevige rellen in Oost-Jeruzalem’; ‘Stille intifada: Aanval op Joodse peuters op Olijfberg’; ‘Enquête: Geen ‘1967 grenzen’ en deling van Jeruzalem’.
Zomaar wat recente headlines, over de ‘heilige stad’. De berichtgeving over Jeruzalem domineert met regelmaat het wereldnieuws. Niet verwonderlijk: om Jeruzalem woedt een heftige geestelijke strijd. Reeds in Jesaja’s dagen – ongeveer 2700 jaar geleden(!) – was deze strijd gaande.
Het Bijbelboek Jesaja valt duidelijk uiteen in drie onderscheiden gedeelten. Het begint én eindigt met een omvangrijk profetisch gedeelte, respectievelijk de hoofdstukken 1 t/m 35 en 40 t/m 66. Deze twee omvangrijke profetische gedeelten worden met elkaar verbonden door een kleiner historisch gedeelte. Het historische tussengedeelte, in de hoofdstukken 36 t/m 39, bevestigt op een bijzondere wijze de beide profetische gedeelten. In het historische gedeelte wordt ingegaan op enkele episodes uit het bewogen leven van koning Hizkia.1 Hizkia typeert daarin Israël. Met andere woorden: Gods plannen met het volk Israël worden gezien in en bevestigd door Gods bemoeienis met koning Hizkia. In dit artikel overdenken we Jesaja 36-37, waarin de eerste episode staat opgetekend.
Jeruzalem benauwd en verlost
In Hizkia’s dagen was het Assyrische Rijk de onbetwiste grootmacht. Egypte was destijds in verval geraakt, maar de Assyrische ster was daarentegen sterk gerezen. Tijdens Hizkia’s regering viel de Assyrische oorlogsmachine het tweestammenrijk binnen. Daarover bericht Jesaja: ‘In het veertiende jaar van koning Hizkia gebeurde het dat Sanherib, de koning van Assyrië, optrok tegen alle versterkte steden van Juda en ze innam’ (36:1). Volgens zijn eigen annalen had Sanherib 46 versterkte steden in Juda belegerd2, waaronder de vestingstad Lachis, 40 kilometer zuidwestelijk van Jeruzalem.
Nu bedreigde het Jeruzalem, de residentie van Hizkia. De voortekenen waren ongunstig. Volgens eigen zeggen had Sanherib koning Hizkia gevangen ‘als een vogel in een kooi’.3 Jeruzalems val leek onafwendbaar, haar lot leek bezegeld. Maar het liep anders. Totaal anders. Sanherib, de koning van Assyrië, had namelijk, hoewel door Hem gezonden (36:10), duidelijk niet met JHWH, de God van Israël, gerekend (36:7,15,18-20). Een fatale vergissing, zou spoedig blijken. Want toen de engel van de HERE – in antwoord op het indringende gebed van Hizkia (37:14-20) – ten strijde trok, betekende dat de ommekeer. Een onvoorstelbare, totale ommekeer. Het Assyrische leger werd gewoonweg weggevaagd. Slechts in één nacht werden 185.000 mannen gedood (37:36). Daarop trok Sanherib zich terug naar Ninevé. In Ninevé aangekomen, stierf hij een smadelijke dood (37:37-38). Jeruzalem was machtig verlost, door Gods uitgestrekte arm. Precies zoals God van tevoren had beloofd: ‘Want Ik zal deze stad beschermen door haar te verlossen, omwille van Mijzelf en omwille van David, Mijn dienaar’ (37:35).
Herhaling in de eindtijd
Volgens het profetische Woord zal deze dramatische geschiedenis zich in de zeventigste jaarweek herhalen. Tijdens deze zevenjarige periode tussen de Opname van de Gemeente en de wederkomst van Christus zal Jeruzalem opnieuw een grootschalige belegering meemaken. Opnieuw worden haar vijanden door God gezonden (Jesaja 29:1-4; Zacharia 12:3). Opnieuw lijkt alles verloren. Opnieuw zullen er daardoor intense smeekbeden naar God worden opgezonden (Zacharia 12:10a). Opnieuw zal God daarop Zijn arm uitstrekken. Opnieuw worden daardoor de vijanden weggevaagd. Daardoor zal Jeruzalem opnieuw van de ondergang worden verlost. Precies zoals God het eeuwen tevoren had beloofd: ‘Op die dag zal het gebeuren dat Ik alle heidenvolken die tegen Jeruzalem oprukken, zal willen wegvagen’ (Zacharia 12:9). Waarschijnlijk begrijpt u al waaraan we daarbij denken: Armageddon. Jeruzalems belegering in de eindtijd, die uiteindelijk – uitdrukkelijk in zeker opzicht vanwege de intense gebeden van het Joodse overblijfsel – zal uitlopen op Christus’ zichtbare wederkomst (Openbaring 16:14,16; 19:11-21).
Benauwdheid en verlossing
Deze twee toestanden van benauwdheid enerzijds en verlossing anderzijds zijn de centrale onderwerpen van de twee profetische gedeelten van Jesaja. Jesaja 1 t/m 35 belicht hoofdzakelijk en meermalen Israëls benauwdheid. Een benauwdheid die haar hoogtepunt in de eindtijd bereikt, wanneer de grote dag van Gods toorn is aangebroken.
Vandaar ook het meervoudige ‘wee’ in deze hoofdstukken. Immers, bij wee denken we aan oordeel. De profeet Jesaja (be)schreef bijvoorbeeld een aantal wee(klacht)en over verschillende heidenvolken, waaronder in 10:5-19, uitgerekend over Assyrië. Maar ook Jeruzalem, de stad van God en Israël, het volk van God, worden geenszins ontzien. Luister maar naar Jesaja 29: ‘Wee, Ariël, Ariël (aanduiding van Jeruzalem – AvdH), de stad waar David zich gelegerd heeft!’ (vers 1a). Zoals we al gezien hebben, wacht Jeruzalem in de eindtijd een benauwende belegering. Evenals in Hizkia’s dagen, vele honderden jaren daarvoor. Vervolgens, wat betreft het wee over Israël, daarmee opent de profetie van Jesaja: ‘Wee het zondige volk, volk van zware ongerechtigheid’ (1:4a). Daarmee begint het eerste profetische gedeelte meteen richtingbepalend. Al meteen wordt de toon gezet. In de vierendertig hoofdstukken erna blijft het oordeel over Israël het voornaamste onderwerp. Er wordt nog meermalen een wee over Israël gehoord, waaronder het zesvoudige wee in Jesaja 5 (vers 8-10, 11-17, 18-19, 20, 21, 22-24).
Maar evenzo begint het tweede profetische gedeelte richtingbepalend: ‘Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen, spreek naar het hart van Jeruzalem en roep haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij uit de hand van de HEERE het dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden’ (40:1-2). Opnieuw wordt de toon meteen gezet. In de zesentwintig hoofdstukken daarna wordt Israëls uiteindelijke verlossing meermalen op de meest schitterende wijze beschreven. In deze zevenentwintig hoofdstukken staat duidelijk Israëls verlossing centraal. Het wee is verstomd. De benauwdheid is voorbij. De verlossing is gekomen. Overigens, deze verlossing van Israël – zo moge duidelijk zijn – is nog toekomstig.
In de belegering en verlossing van Jeruzalem ten tijde van Hizkia hebben we deze twee toestanden van benauwdheid en verlossing teruggezien. Zoals gezegd, bevestigt het historische gedeelte van Jesaja namelijk de beide profetische gedeelten.
Regenboog boven de Olijfberg
Tijdens mijn tweede bezoek aan Jeruzalem mocht ik getuige worden van iets bijzonder hoopgevends. Op zondagmiddag maakten we, midden in de stromende regen, een wandeling over de oude stadsmuur. Na deze stortbui verscheen een regenboog. Precies boven de Olijfberg, waar Christus zal wederkomen… Vandaag verschijnen boven Jeruzalem in geestelijke zin donkere wolkenluchten. Een ongekende storm nadert. Maar eens zal Jeruzalem volkomen en blijvende vrede genieten. Wanneer namelijk Christus wederkomt. Precies zoals God eeuwen tevoren had beloofd: ‘Trek uw mooiste kleren aan Jeruzalem, heilige stad! Want voortaan zal in u geen onbesnedene of onreine meer komen’ (Jesaja 52:1bc).
(Teksten zijn overgenomen uit de Herziene Statenvertaling)
Anton van de Haar
1 Koning over het tweestammenrijk; regeerde van 715-686 v.Chr.
2 James K. Hoffmeier, De archeologie van de Bijbel, pagina 110.
3 Ibidem.