Rede en geloof

ds. H.J. Hegger • 76 - 2000/01 • Uitgave: 17
Wanneer we onze levensbeschouwing baseren op ons redeneervermogen, lopen we hopeloos vast. Een paar voorbeelden:

We leren dat Adam een volstrekt vrije wil bezat. Maar logisch valt dat niet te rijmen met de soevereiniteit van God. Want we komen dan onvermijdelijk voor de vraag te staan: wie was het die Adam ertoe bracht van de verboden vrucht te eten? Was dat Adam zelf? Maar waar bleef in dat geval de soevereiniteit van God? Is er op dat moment iets, namelijk de beslissing van Adam, aan Gods wil ontglipt? We kunnen er niet langs: het moet één van beide geweest zijn. Adam deed het met zijn vrije wil of God bracht Adam tot die beslissing. Beide kan niet. Dat is in strijd met het filosofische en logische beginsel: iets kan niet tegelijkertijd zijn èn niet-zijn. Als Adam de eigenlijke beslisser was, gebeurde er op dat moment iets buiten en zelfs tegen de wil van God. Dan is God niet langer de Al-veroorzaker, de volstrekt Soevereine. Maar … als God de eigenlijke beslisser is, dan had Adam geen vrije wil. Bovendien is God dan de oorzaak van de zonde van Adam. En dat kan ook niet. want God is volstrekt heilig. Het is duidelijk: wanneer we op onze rede zijn aangewezen, komt ons denken muurvast te zitten.

Tweede voorbeeld:
het kwaad in de wereld. We zijn het er allemaal over eens: God wil het kwade niet. God wil niet dat meisjes verkracht en daarna vermoord worden. Maar wat dan, nadat we dat uitdrukkelijk beleden hebben?

Sommigen zeggen: God staat buiten het kwade en kan er niets aan doen. Hij heeft er zelf ook verdriet van. Hij staat er a.h.w. beteuterd bij te kijken wanneer een aardbeving duizenden mensen tegelijk de dood in jaagt en nog eens duizenden verminkt voor het leven achterlaat. Maar aan zo'n machteloze god heb ik geen behoefte. En ik kan me niet voorstellen dat iemand bij zo'n stumper van een godje troost kan vinden.

Anderen zeggen: God wil het kwade niet, maar laat het slechts toe. Maar dat is slechts in schijn een antwoord. Denk u dit eens in: Het huis van mijn buurman is in brand gevlogen. Hijzelf en zijn vrouw zijn op dat moment niet aanwezig. Met een beetje moeite kan ik hun kinderen redden. Maar ik doe dat niet. Ik laat toe dat ze verbranden. Ga ik dan vrijuit? Ben ik dan niet schuldig? Mag ik daarna mij vrijpleiten met de opmerking: ik heb die brand niet aangestoken, ik heb alleen maar toegelaten dat die kinderen verbrandden, terwijl ik ze had kunnen redden? Als ik Gods almacht belijd. betekent dit dat God die kinderen wèl kan redden, maar het tóch niet deed. Dan rijst de vraag: waarom sta ik schuldig, als ik die kinderen laat verbranden, en God niet? Mag ik niet zondigen en God wèl? Zijn er in de hemel andere ethische regels, andere geboden en verboden, dan hier op aarde?

Misschien zeggen sommigen nu: maar sinds de zonde van Adam zijn alle mensen des doods schuldig. God doet die kinderen dus geen onrecht aan, als Hij hen laat verbranden want ook zij hadden door de overtreding van Adam de dood verdiend. Ze krijgen dus niets anders dan hun verdiende loontje. Maar weer maak ik dat concreet. Veronderstel ik maak mij op om die kinderen te redden. Maar dan komt iemand naar mij toegelopen en fluistert mij toe: "Weet u dan niet dat de vader van die kinderen een misdadiger is? Hij is vroeger vanwege een misdaad veroordeeld tot tien jaar in de gevangenis." Vindt u het correct van mij, als ik dan concludeer: "Nu ik dit heb gehoord, laat ik rustig toe dat die kinderen verbranden"? Nee? Waarom keurt u het dan wel goed, als God die kinderen laat verbranden vanwege een voorvader die eeuwen geleden geleefd heeft en toen een zonde heeft bedreven?

Vervallen we dan niet tot het heidense beginsel: Quod licet Iovi, non licet bovi = wat aan Jupiter (de oppergod van de Romeinen, de Zeus van de Grieken) geoorloofd is, is nog niet geoorloofd aan het rund. (De reden waarom hier de datief wordt gebruikt van bos = rund, is dat het daardoor lekker rijmt op de datief wordt gebruikt van bos = rund, is dat het daardoor lekker rijmt op de datief van Jupiter: Iovi, maar bedoeld is natuurlijk de mens). Daarom wordt er in de Romeinse godenleer over Jupiter, en in de Griekse over Zeus, verteld dat zij hoewel ze getrouwd zijn, toch allerlei seksuele escapades hadden en hun eigen vrouw ontrouw werden. Men keurde dat niet af want voor de goden golden andere regels. Die mochten volgens de Grieken doen wat wij, mensen, niet mogen.

De Bijbel verkondigt ons echter een volstrekt heilige God die zelf nooit zonde doet en ook niets te maken wil hebben met de zonden van ons, mensen.

STIJG BOVEN DE REDE UIT
Maar wij hoeven onze geest niet af te matten met het zoeken naar een logisch antwoord op deze en dergelijke vragen. Dat deed Asaf. Hij verzuchtte dan ook: "Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, totdat ik in Gods heiligdommen inging" (Psalm 73:16,17).

Wij hoeven God ook niet te verdedigen. Hij verdedigt Zichzelf, als het moet. Hij verlangt niet van ons dat wij ons suf prakkiseren om alle eindjes van Zijn handelen of niet-handelen logisch aan elkaar vast te knopen. Hij heeft veel hogere bedoelingen met ons.

Hij wil in de eerste plaats dat wij eerlijk zijn zoals Hij dat zelf is. Dat betekent dat we ronduit erkennen dat we Zijn handelen en niet-handelen niet met onze menselijke logica in een bevattelijk schema kunnen onderbrengen. Hij heeft er geen behoefte aan dat wij met schijnargumenten voor Hem in de bres gaan staan tegenover hen die Zijn bestaan loochenen.

OPSTIJGEN TOT IN GOD ZELF!
God nodigt ons uit om binnen te gaan in Zijn heiligdom. En volgens Johannes is dat heiligdom waarin wij een kijkje mogen nemen, niet een aardse tempel, maar dat is Hijzelf. “God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in Hem” (1 Joh. 4:16). Wij mogen dus niet slechts een schuchtere en vluchtige blik op God werpen, we mogen bij Hem binnentreden en blijvend in Hem vertoeven. Wàt een begenadiging! Wat een uitverkiezing!

Maar hoe kàn dat? Welk vermogen moeten we inschakelen om ons te kunnen verheffen tot die heilige hoogte? Dat is het geloof dat Hij ons om niet wil schenken. Met dat geloof kun je verre boven de rede uitstijgen. Door het geloof kun je binnen treden in het heiligdom: God Zelf!

Het geloof is te vergelijken met de twee vleugels die de Gemeente ontving om aan de slang, de duivel, te ontsnappen. "En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven om naar de woestijn te vliegen, naar haar plaats waar zij onderhouden wordt buiten het gezicht van de slang” (Openb. 12:14).

GODS WOORD IS SUPPRALOGISCH
Zo geeft God ook ons twee vleugels om aan de aanvallen en verzoekingen van de duivel te ontkomen. Die vleugels zijn het Woord en de Geest. Maar met die vleugels kunnen we veel meer dan allen maar vluchten. We kunnen er mee opstijgen naar God. Dan ontstijgen we aan de begrenzingen van onze rede en overschrijden we de beperkingen van ons logische, schematische denken. Want Gods Woord is niet logisch en evenmin onlogisch, maar supralogisch. Wanneer je je door de Heilige Geest overgeeft aan Gods Woord, neemt dat Woord je mee naar God toe. Je ondergaat dan een hemelvaart. Je komt dan terecht in totaal andere regionen. Je wordt verplaatst in een gebied met andere dimensies. Het Goddelijke licht bestraalt dan je denken. In dat licht zie je alles anders, dieper, intenser. Laat ik dat nu toepassen op de twee logische problemen waarmee ik dit artikel opende.

LICHT OP LOGISCHE PROBLEMEN
Gods aloorzakelijkheid en de vrije wil van Adam. Op de Areopagus van Athene zei Paulus tot de Griekse filosofen: "Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: want wij zijn ook van Zijn geslacht" (Hand. 17:28). Paulus zegt dus dat alle mensen op een of andere manier in God zijn. Dat was Adam dus ook. Adam was geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Dat wil dus blijkens deze tekst zeggen dat hij in God was.

Als je dat tot je laat doordringen, krijg je geen logisch antwoord op de vraag hoe Gods aloorzakelijkheid kan samengaan met de vrije wil van Adam. Maar er valt wel een bovenaards licht op. Dan ga je mijmeren: Adam in God? Wat houdt dat in? Waarom bleef hij volgens Paulus ook na zijn zonde toch nog in een bepaald opzicht in God?

Nee, ga nu niet opnieuw je redeneervermogen op die vragen loslaten. Maar proef die woorden op de tong van je ziel. En ga dan over tot de aanbidding. En roep vol ootmoed uit: "Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt of des mensen zoon dat gij naar hem omziet? Met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond" (Ps. 8:5-9 en Hebr. 2:6.7). En rust dan maar in de scheppende liefde van God. En rust als gelovige nog meer in de herscheppende liefde die de Vader ons bewijst in Zijn Zoon Jezus Christus. Want daardoor bent u in God op een bijzondere manier die het algemene zijn-in-God van alle mensen onvergelijkbaar ver overtreft. Wees er stil onder. Kijk toe en geniet. En wees dankbaar.

HET KWADE IN HET LICHT VAN HET KRUIS
Het kwade en het lijden in deze wereld. Wilt u een supralogisch antwoord op die vraag? Ga dan met mij mee naar Golgotha. Daar hangt een God aan het kruis die Zich vereenzelvigd heeft met het kwade en het lijden van het mensdom. Logisch lijkt dat onzin: Een onschuldige die de schuld van anderen vrijwillig op zich neemt. Kan schuld dan overdraagbaar zijn? Volgens onze menselijke logica niet. Maar ik herhaal: hier krijgen we te maken met de wetten van een supra-logica, de wetten van de Liefde.

EEN ZOON DIE DOOR ZIJN
Zelfofferande buitenstaanders met Zijn Vader verzoent. Hoe kan een Vader dit accepteren? Nee, eigenlijk niet. Maar Liefde lacht met de strenge wetten van onze logica. En die verzoening wordt ons om niet aangeboden. We hoeven er geen prestatie tegenover te stellen. Ook dat lijkt onwijs. Waarom wordt van ons niet gevraagd dat we doen wat we kunnen om het onrecht dat we onze Schepper hebben aangedaan. zoveel mogelijk te herstellen? Op z'n minst zouden we toch ons best moeten doen om althans iets bij te dragen voor het herstel van de goede verhoudingen. God zou toch als voorwaarde mogen stellen dat wij eerst eens door de knieën gaan en onze schuld voor Hem belijden. Maar niets daarvan. De Heilige stelt geen voorwaarden vooraf, Hij wil alleen maar geven. Zo schenkt Hij Zelf dat berouw over onze zonden dat natuurlijk nodig is, wil er van een echte verzoening sprake zijn. Op hetzelfde moment dat Hij Zich aan ons kenbaar maakt als de vergevende Vader, bewerkt Hij dat ons hart verbroken wordt in schuldbewustzijn.

Paulus komt er ook rond voor uit dat we met onze logica geen touw kunnen vastknopen aan dit handelen van de Liefde. "Want het woord van het kruis is een dwaasheid.” Maar hij voegt er wel aan toe: "…voor hen die verloren gaan." En: "…maar voor ons die behouden worden is het een kracht van God" (1 Cor.1:18). En hij geeft daar deze verklaring van: "Want een ongeestelijk mens (in het Grieks staat: "een psychische mens" = een mens die uitsluitend op zijn psyche is aangewezen) aanvaardt niet hetgeen van de Geest van God is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan omdat het slechts geestelijk (pneumatisch) te beoordelen is" (1 Cor. 2:14).

De uitsluitend psychische mens mist de dimensie van het geestelijke. Hij kan alleen maar denken vanuit de logica. Hij heeft geen vermoeden of althans geen kennis van de wetten van de supralogica die er heerst in de regionen van de Geest, van het Goddelijke. Het omgekeerde is dan óók waar: "De wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God" (1 Cor. 3:19). In een volgend artikel hoop ik na te gaan wat voor vrucht het betekent voor ons persoonlijke, geestelijke leven wanneer wij de regionen van de rede achter ons laten om de vlucht van het geloof te maken, de vlucht met de vleugels van het Woord en de Geest, naar God toe.

Ds. H.J. Hegger