Psalm 25: Leer mij Uw weg…
Psalm 25 kan geduid worden als een persoonlijk gebed, maar vanwege bepaalde kenmerken is deze psalm toch anders dan de overige gebeden in het Psalmenboek.
Dit betreft met name het feit dat de psalm ook duidelijke elementen bevat van een wijsheidspsalm, zoals blijkt uit de bede om Gods leiding en onderricht, en in het bijzonder de oproep te wandelen in de ‘vreze van de HERE’. Hiermee verweven keren ook de volgende thema’s in dit gebed terug: vijanden, vertrouwen, schuld en vergeving. De algehele strekking van de psalm is die van een smeekbede, die eerst persoonlijk van aard is (vers 2b, 4-7, 11, 16-21), maar uitloopt op een algemene smeking ten behoeve van geheel Israël (vers 22). De psalm kan zo geduid worden als een wijsheidsgebed van wie de HERE vrezen. De gehele psalm is opgebouwd in de vorm van een alfabetisch acrostichon.
Opvallend is de rustige, ingetogen toonzetting van David de psalmist (vers 1), die geduldig wacht op de HERE. Met de smeekbede die vanaf het begin tot het einde doorklinkt kunnen we ons goed vereenzelvigen, het is een diep gebed, maar evenzo toegankelijk en begrijpelijk voor ieder om mee te bidden …
Vertrouwen op de HERE (vers 1-5)
De thema’s leiding en onderwijs van de HERE (vers 4-5; vgl. vers 8, 10, 12) kenmerken dit psalmdeel. Zo klinkt hier een gebed om Gods leiding op het levenspad. Het opent met de beschrijving van een intense bede: ‘tot U, HERE, verhef ik mijn ziel’. Opheffing van de handen is in het oude Israël uitdrukking en houding van smeken in gebed. Intenser nog is de metafoor van het verheffen van de ziel voor de Here. Dit beeld tekent het gebed als overgave waarbij de bidder haar/zijn gehele wezen, persoon, identiteit in Gods handen legt, als uitdrukking van de overtuiging dat het totale leven afhankelijk is van de Here God en Zijn hulp. De bidder kent de Here persoonlijk en roept Hem daarom aan als ‘mijn God’ en belijdt ‘op U vertrouw ik’. Wie door de Here Jezus met God verzoend is zal dit van harte meebidden!
Vervolgens ziet de psalmist op zichzelf en smeekt niet te worden beschaamd. Deze beginbede komt terug in het slot (vers 20) en vormt de veelzeggende omlijsting van de gehele psalm. Het gaat hier niet zo zeer om tegenover mensen oneer en schande lijden , maar primair om het niet te worden teleurgesteld in God. Daarom belijdt hij stellig: ‘allen die U verwachten zullen niet beschaamd worden’ (vers 3). Wie echter verraderlijk handelt tegenover God zal schande lijden. Hierbij wijst David ook op ‘mijn vijanden’ (vgl. 1 Petrus 5:8); dit hoeft niet altijd op mensen te duiden, maar op alles wat afleidt van ‘de vrees van de HERE’ en het volgen van zijn weg. Maar wie op de Here vertrouwt en bouwt zal in Hem nooit teleurgesteld worden. Dat is de eerste concrete, praktische levensles hier.
Dit psalmdeel vervolgt nu met de bede om Gods leiding en onderricht (vers 4-5; vgl. vers 8, 9, 12) om te gaan op de weg van de Here God, dat betekent: een levensweg overeenkomstig Zijn wil, leiding, leer. Dit betreft ons gehele leven en totale wezen. Het gaat hier om een praktische levenshouding en -stijl overeenkomstig Zijn Woord. Dit houdt in een aan God toegewijd leven, dat zich conformeert aan zijn leiding en zich laat onderwijzen in Zijn waarheid (vers 5). De psalm nodigt Hem te belijden als ‘de God van mijn heil’ en voortdurend op Hem te bouwen.
Smeking om vergeving (vers 6-11)
Besef van persoonlijke zonden (vers 7, 11, vgl. vers 18) komt nu bij David naar voren. Hij smeekt de HERE hem te gedenken omwille van Zijn barmhartigheden, gunstbewijzen en goedheid. Daarvoor dienden in zijn tijd de offers, profetische voorafschaduwing, hoe God ons zou gedenken door Zijn Zoon, de Here Jezus, te zenden omwille van onze verlorenheid. Hij onderwijst, leidt en leert de waarheid en weg ten leven: Jezus! (Johannes 14:6).
De ‘vreze van de HERE’ (vers 12-14)
De ‘vreze van de HERE’ (vers 12, 14) staat hier centraal als kenmerkend wijsheidsthema. Dit duidt op een eerbiedig ontzag voor de Here en Zijn wil en vrees Hem te onteren. Wie de Here vreest wordt door Hem onderwezen en geleid op Zijn weg. Meer nog, die mens mag genieten van de ‘verborgen omgang’ in een levende relatie met Hem (vers 14).
Op God vertrouwen in nood (vers 15-22)
David ziet nu gevaren, dreigingen, vijanden (vers 15b, 19). Hij ziet ook verder dan zijn eigen noden en smeekt ook ten gunste van Israël. Hij uit zijn klacht, smeekt God hem te beschermen en verlossen. Dit bemoedigt wie in nood is en wijst de weg van het gebed, leert te schuilen bij God en Hem te verwachten. Dan zal men niet teleurgesteld worden.
Deze psalm biedt ons een door God geïnspireerde handleiding hoe we Hem kunnen behagen en dienen. We ontdekken zo dat deze psalm een weldoordacht en kalm gebed is van iemand die weet dat alleen in en bij de Here God het fundament ligt van een zinvol en waardevol leven.
Gieneke van Veen-Vrolijk
Dit betreft met name het feit dat de psalm ook duidelijke elementen bevat van een wijsheidspsalm, zoals blijkt uit de bede om Gods leiding en onderricht, en in het bijzonder de oproep te wandelen in de ‘vreze van de HERE’. Hiermee verweven keren ook de volgende thema’s in dit gebed terug: vijanden, vertrouwen, schuld en vergeving. De algehele strekking van de psalm is die van een smeekbede, die eerst persoonlijk van aard is (vers 2b, 4-7, 11, 16-21), maar uitloopt op een algemene smeking ten behoeve van geheel Israël (vers 22). De psalm kan zo geduid worden als een wijsheidsgebed van wie de HERE vrezen. De gehele psalm is opgebouwd in de vorm van een alfabetisch acrostichon.
Opvallend is de rustige, ingetogen toonzetting van David de psalmist (vers 1), die geduldig wacht op de HERE. Met de smeekbede die vanaf het begin tot het einde doorklinkt kunnen we ons goed vereenzelvigen, het is een diep gebed, maar evenzo toegankelijk en begrijpelijk voor ieder om mee te bidden …
Vertrouwen op de HERE (vers 1-5)
De thema’s leiding en onderwijs van de HERE (vers 4-5; vgl. vers 8, 10, 12) kenmerken dit psalmdeel. Zo klinkt hier een gebed om Gods leiding op het levenspad. Het opent met de beschrijving van een intense bede: ‘tot U, HERE, verhef ik mijn ziel’. Opheffing van de handen is in het oude Israël uitdrukking en houding van smeken in gebed. Intenser nog is de metafoor van het verheffen van de ziel voor de Here. Dit beeld tekent het gebed als overgave waarbij de bidder haar/zijn gehele wezen, persoon, identiteit in Gods handen legt, als uitdrukking van de overtuiging dat het totale leven afhankelijk is van de Here God en Zijn hulp. De bidder kent de Here persoonlijk en roept Hem daarom aan als ‘mijn God’ en belijdt ‘op U vertrouw ik’. Wie door de Here Jezus met God verzoend is zal dit van harte meebidden!
Vervolgens ziet de psalmist op zichzelf en smeekt niet te worden beschaamd. Deze beginbede komt terug in het slot (vers 20) en vormt de veelzeggende omlijsting van de gehele psalm. Het gaat hier niet zo zeer om tegenover mensen oneer en schande lijden , maar primair om het niet te worden teleurgesteld in God. Daarom belijdt hij stellig: ‘allen die U verwachten zullen niet beschaamd worden’ (vers 3). Wie echter verraderlijk handelt tegenover God zal schande lijden. Hierbij wijst David ook op ‘mijn vijanden’ (vgl. 1 Petrus 5:8); dit hoeft niet altijd op mensen te duiden, maar op alles wat afleidt van ‘de vrees van de HERE’ en het volgen van zijn weg. Maar wie op de Here vertrouwt en bouwt zal in Hem nooit teleurgesteld worden. Dat is de eerste concrete, praktische levensles hier.
Dit psalmdeel vervolgt nu met de bede om Gods leiding en onderricht (vers 4-5; vgl. vers 8, 9, 12) om te gaan op de weg van de Here God, dat betekent: een levensweg overeenkomstig Zijn wil, leiding, leer. Dit betreft ons gehele leven en totale wezen. Het gaat hier om een praktische levenshouding en -stijl overeenkomstig Zijn Woord. Dit houdt in een aan God toegewijd leven, dat zich conformeert aan zijn leiding en zich laat onderwijzen in Zijn waarheid (vers 5). De psalm nodigt Hem te belijden als ‘de God van mijn heil’ en voortdurend op Hem te bouwen.
Smeking om vergeving (vers 6-11)
Besef van persoonlijke zonden (vers 7, 11, vgl. vers 18) komt nu bij David naar voren. Hij smeekt de HERE hem te gedenken omwille van Zijn barmhartigheden, gunstbewijzen en goedheid. Daarvoor dienden in zijn tijd de offers, profetische voorafschaduwing, hoe God ons zou gedenken door Zijn Zoon, de Here Jezus, te zenden omwille van onze verlorenheid. Hij onderwijst, leidt en leert de waarheid en weg ten leven: Jezus! (Johannes 14:6).
De ‘vreze van de HERE’ (vers 12-14)
De ‘vreze van de HERE’ (vers 12, 14) staat hier centraal als kenmerkend wijsheidsthema. Dit duidt op een eerbiedig ontzag voor de Here en Zijn wil en vrees Hem te onteren. Wie de Here vreest wordt door Hem onderwezen en geleid op Zijn weg. Meer nog, die mens mag genieten van de ‘verborgen omgang’ in een levende relatie met Hem (vers 14).
Op God vertrouwen in nood (vers 15-22)
David ziet nu gevaren, dreigingen, vijanden (vers 15b, 19). Hij ziet ook verder dan zijn eigen noden en smeekt ook ten gunste van Israël. Hij uit zijn klacht, smeekt God hem te beschermen en verlossen. Dit bemoedigt wie in nood is en wijst de weg van het gebed, leert te schuilen bij God en Hem te verwachten. Dan zal men niet teleurgesteld worden.
Deze psalm biedt ons een door God geïnspireerde handleiding hoe we Hem kunnen behagen en dienen. We ontdekken zo dat deze psalm een weldoordacht en kalm gebed is van iemand die weet dat alleen in en bij de Here God het fundament ligt van een zinvol en waardevol leven.
Gieneke van Veen-Vrolijk