Psalm 16: ‘De HERE is mijn alles, in leven en dood’
Deze psalm van David (vers 1a)1 is een gebed met opvallende uitersten. Eerst gaat het over zijn persoonlijke relatie met de Here, daarna richt hij zich op de toekomst en drukt met vertrouwen uit wat God voor hem zal doen in en na de dood… Hier krijgt de psalm ook een messiaanse dimensie.
Relatie met de Here (vers 1-2)2
David opent met een korte, intense smeekbede om Gods bewaring (vers 1b). Hij bidt de Bewaarder van Israël (Psalm 121) over hem te waken. Het lijkt hier niet om een acute noodsituatie te gaan, maar meer om een van God afhankelijk toevertrouwen aan Zijn bewaring. Vervolgens vermeldt de psalmist de grond van zijn smeking in een uitdrukking van vertrouwen: ‘bij U schuil ik’ (vgl. Psalm 7:1). Dit is niet een onzeker, angstig schuilen, maar een zeker, vol vertrouwen veilig zijn bij God. De rest van het gebed is een uiteenzetting van Davids Godsvertrouwen. De psalm leert dat vertrouwen geen gevoel is of een impuls van voorbijgaande aard in tijden van moeiten. Het is vertrouwen gebaseerd op ondervinding en zekerheid en het besef dat de Here de enige vaste grond van het bestaan is.
De psalmist belijdt de HERE ‘U bent mijn Heer’3 en dit houdt tevens in ‘ik ben uw dienaar…’ David weet Wie hij toebehoort. Hij ontvangt rijke zegen in die ‘Heer-dienaar’-relatie. Omdat hij de Here toebehoort, weet hij dat Hij in zijn behoeften zal voorzien en zegt: ‘mijn goed is alleen bij U’.4 Niets gaat er boven de HERE!
Gevolgen van de relatie met God (vers 3-4)
Na Davids bevestiging van wat de Here voor hem is en zijn uitdrukking van toewijding geeft hij aan welk verschil dat praktisch maakt. Hij richt zich tot de ‘heiligen’ in het land die evenals hijzelf de Here vrezen (Psalm 34:10) en met wie hij zich identificeert en tot de leiders5 met wie hij zich kan verheugen. Anderzijds wijst hij beslist, radicaal elke vorm van deelname aan activiteiten van afgodendienaren af. Slechts leed staat hen te wachten. David leert ons: toewijding aan de Here is exclusief en duldt geen andere goden (Exodus 20:3). Alleen JHWH dienen in gemeenschap met wie Hem vrezen!
Zegeningen (vers 5-9)
David benoemt vier zegeningen in het heden, als vrucht en gevolg van zijn persoonlijke relatie met de Here. 1. De HERE is ‘mijn deel en beker’. Deze beelden duiden op algemene dagelijkse behoeften. David verwoordt zo zijn afhankelijkheid van God voor alle voorzieningen. 2. Mijn ‘lot’, mijn algehele situatie, is zeker in Gods vaderhanden. 3. David spreekt over ‘meetsnoeren in lieflijke plaatsen’, wat betekent dat hij dankbaar is met wat God hem gaf en voor hem bepaalde. 4. De HERE is Raadgever. David heeft betrouwbaar advies en wijze raad nodig en ontvangt dit van de Here (Jakobus 1:5). Zelfs ’s nachts ontvangt David Gods onderwijs in zijn binnenste.6 Hij houdt zich voortdurend gericht op zijn Here die hem begeleidt en weet zichzelf daarom zeker in Hem. Zijn hele wezen – hart, eer, vlees – is verheugd en veilig bij God.
Hoopvolle toekomst (vers 10-11)
David richt zich nu op de toekomst en drukt met vertrouwen uit wat de HERE voor hem zal doen in en na de dood. God zal hem dan niet verlaten… David blikt nu profetisch verder: ‘U laat niet toe dat uw vertrouweling/heilige ontbinding ziet’. Het is onmogelijk dat dit op David of een ander mens slaat, want Davids lichaam verging zoals dat van iedereen. David profeteert hier Jezus’ opstanding, zoals Petrus verkondigde op het Pinksterfeest (Handelingen 2:25-31), evenals Paulus dat later te Antiochië deed (Handelingen 13:34-37). Alleen Jezus verrees uit de dood!
De HERE maakt ons het pad ten leven bekend, voor een gezegend leven hier en nu als Zijn dienaar én voor de eeuwigheid door geloof in Zijn Zoon (Johannes 14:6). Leven is: overvloed van vreugde en lieflijkheden van Gods aanwezigheid genieten.
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
1 De psalm wordt hier geduid met het Hebreeuwse woord ‘mikhtam’, dat ook voorkomt in de aanhef van Psalm 56-60; de betekenis van de term is onzeker.
2 David gebruikt hier drie verschillende Godsaanduidingen: ‘God’, Heer, JHWH (HERE).
3 Het hier voorkomende Hebreeuwse woord ‘adon’ betekent: Heer, Meester.
4 De verzen 2,3 bieden enkele vertaalmoeilijkheden die tot verschillende vertalingen leiden. 2a slot kan ook vertaald worden met ‘niets boven U’.
5 ‘Machtigen/leiders’ kan slaan op de priesters, 1 Kronieken 24:5.
6 ‘Nieren’ zijn symbool voor het innerlijke leven van de mens.
Relatie met de Here (vers 1-2)2
David opent met een korte, intense smeekbede om Gods bewaring (vers 1b). Hij bidt de Bewaarder van Israël (Psalm 121) over hem te waken. Het lijkt hier niet om een acute noodsituatie te gaan, maar meer om een van God afhankelijk toevertrouwen aan Zijn bewaring. Vervolgens vermeldt de psalmist de grond van zijn smeking in een uitdrukking van vertrouwen: ‘bij U schuil ik’ (vgl. Psalm 7:1). Dit is niet een onzeker, angstig schuilen, maar een zeker, vol vertrouwen veilig zijn bij God. De rest van het gebed is een uiteenzetting van Davids Godsvertrouwen. De psalm leert dat vertrouwen geen gevoel is of een impuls van voorbijgaande aard in tijden van moeiten. Het is vertrouwen gebaseerd op ondervinding en zekerheid en het besef dat de Here de enige vaste grond van het bestaan is.
De psalmist belijdt de HERE ‘U bent mijn Heer’3 en dit houdt tevens in ‘ik ben uw dienaar…’ David weet Wie hij toebehoort. Hij ontvangt rijke zegen in die ‘Heer-dienaar’-relatie. Omdat hij de Here toebehoort, weet hij dat Hij in zijn behoeften zal voorzien en zegt: ‘mijn goed is alleen bij U’.4 Niets gaat er boven de HERE!
Gevolgen van de relatie met God (vers 3-4)
Na Davids bevestiging van wat de Here voor hem is en zijn uitdrukking van toewijding geeft hij aan welk verschil dat praktisch maakt. Hij richt zich tot de ‘heiligen’ in het land die evenals hijzelf de Here vrezen (Psalm 34:10) en met wie hij zich identificeert en tot de leiders5 met wie hij zich kan verheugen. Anderzijds wijst hij beslist, radicaal elke vorm van deelname aan activiteiten van afgodendienaren af. Slechts leed staat hen te wachten. David leert ons: toewijding aan de Here is exclusief en duldt geen andere goden (Exodus 20:3). Alleen JHWH dienen in gemeenschap met wie Hem vrezen!
Zegeningen (vers 5-9)
David benoemt vier zegeningen in het heden, als vrucht en gevolg van zijn persoonlijke relatie met de Here. 1. De HERE is ‘mijn deel en beker’. Deze beelden duiden op algemene dagelijkse behoeften. David verwoordt zo zijn afhankelijkheid van God voor alle voorzieningen. 2. Mijn ‘lot’, mijn algehele situatie, is zeker in Gods vaderhanden. 3. David spreekt over ‘meetsnoeren in lieflijke plaatsen’, wat betekent dat hij dankbaar is met wat God hem gaf en voor hem bepaalde. 4. De HERE is Raadgever. David heeft betrouwbaar advies en wijze raad nodig en ontvangt dit van de Here (Jakobus 1:5). Zelfs ’s nachts ontvangt David Gods onderwijs in zijn binnenste.6 Hij houdt zich voortdurend gericht op zijn Here die hem begeleidt en weet zichzelf daarom zeker in Hem. Zijn hele wezen – hart, eer, vlees – is verheugd en veilig bij God.
Hoopvolle toekomst (vers 10-11)
David richt zich nu op de toekomst en drukt met vertrouwen uit wat de HERE voor hem zal doen in en na de dood. God zal hem dan niet verlaten… David blikt nu profetisch verder: ‘U laat niet toe dat uw vertrouweling/heilige ontbinding ziet’. Het is onmogelijk dat dit op David of een ander mens slaat, want Davids lichaam verging zoals dat van iedereen. David profeteert hier Jezus’ opstanding, zoals Petrus verkondigde op het Pinksterfeest (Handelingen 2:25-31), evenals Paulus dat later te Antiochië deed (Handelingen 13:34-37). Alleen Jezus verrees uit de dood!
De HERE maakt ons het pad ten leven bekend, voor een gezegend leven hier en nu als Zijn dienaar én voor de eeuwigheid door geloof in Zijn Zoon (Johannes 14:6). Leven is: overvloed van vreugde en lieflijkheden van Gods aanwezigheid genieten.
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
1 De psalm wordt hier geduid met het Hebreeuwse woord ‘mikhtam’, dat ook voorkomt in de aanhef van Psalm 56-60; de betekenis van de term is onzeker.
2 David gebruikt hier drie verschillende Godsaanduidingen: ‘God’, Heer, JHWH (HERE).
3 Het hier voorkomende Hebreeuwse woord ‘adon’ betekent: Heer, Meester.
4 De verzen 2,3 bieden enkele vertaalmoeilijkheden die tot verschillende vertalingen leiden. 2a slot kan ook vertaald worden met ‘niets boven U’.
5 ‘Machtigen/leiders’ kan slaan op de priesters, 1 Kronieken 24:5.
6 ‘Nieren’ zijn symbool voor het innerlijke leven van de mens.