Psalm 13: ‘Hoelang HERE… hoelang ?’
Psalm 13 kan getypeerd worden als een persoonlijke klacht. De diepte van ellende, pijn en (nabije) wanhoop klinkt schrijnend in dit gedicht, dat echter onverwacht uitmondt in een geloofsbelijdenis van vast vertrouwen in de Here.
De psalm begint als een klacht, gaat over in een gebed dat leidt tot uitdrukking van vertrouwen en loopt uit in lofprijzing...
Volgens het opschrift (vers 1) is David de auteur van deze klaagpsalm ‘voor de koorleider’, bedoeld om te worden gezongen tijdens de tempeldienst. De klacht had een duidelijke plaats in Israëls eredienst! Dit is veelzeggend. Welke plaats wordt nu ingeruimd voor de klacht in onze diensten?
Klacht (vers 2-3)
Het gedicht opent met een droeve viervoudige klacht ‘hoelang?’ Deze klaagvraag is kenmerkend voor Oudtestamentische klachten en verwoordt hier Davids innerlijke worsteling met intens trieste gevoelens en gedachten. Deze openingsklacht noemt de betrokkenen: de HERE, David, zijn vijand(en). Davids klachten zijn direct tot God gericht, want hij weet dat de Here kan helpen. Zijn klagen hoeft geen verwijt aan God in te houden, maar kan ook worden gezien als uitdrukking van de geloofsovertuiging dat de Here bij machte is in te grijpen in zijn ellendesituatie.
David voelt zich voortdurend door God vergeten, lijdt vanwege deze verlatenheid, mist Zijn aanwezigheid… Hij schreeuwt om Hem. En ik? Kun je je als christen door God verlaten voelen? Je ‘hoort’ immers te leven ‘in overvloed’, ‘in overwinning’? Over deze pijn van verlatenheid wordt liever niet gepraat, dit wordt vermeden. Maar deze beleving van vergeten, verlaten zijn bestaat wel, ook bij gelovigen zoals… David. Hij is open, eerlijk, benoemt de pijn zoals hij het voelt en beleeft. Hij lijdt ook onder donkere, sombere gedachten in zijn ziel en zorgvol verdriet in zijn hart.1 Emotionele en/of fysieke uitputting kan tot dergelijke gevoelens leiden. Bovendien is er een vijand die hem kan overwinnen. Elke christen heeft een aartsvijand, altijd paraat om aan te vallen, inspelend op ons temperament, conditie, situatie (1 Petrus 5:8).
Wanneer iemand bidt zoals David, kan dat misschien schokkend overkomen, alsof God in Zijn heiligheid wordt aangetast. Toch, als we David goed beluisteren ontdekken we dat zijn hartskreet juist duidt op een persoonlijke relatie met zijn Here. Daarom durft hij nu zijn smekingen bij Hem te brengen.
Smekingen (vers 4-5)
David uit zijn nood in een drievoudige smeekbede gericht tot God: ‘Zie, antwoord mij, verlicht mijn ogen…’ Hij meent dat God hem niet ziet, Zijn aangezicht voor hem verbergt. Daarom smeekt hij vóór alles ‘zie…’, maar hij hunkert ook naar Gods spreken en de zegen van Zijn beschijning (vgl. Numeri 6:25). David is concreet, direct, open in zijn geloofsrelatie met God en motiveert zijn smekingen met argumenten die Gods ingrijpen urgent maken: ‘opdat ik niet zal sterven en tegenstanders zich niet over mijn ondergang zullen verheugen.’
Overeenkomstig het ‘hoelang HERE…?’ onderbouwt hij nu zijn gebed met de belijdenis ‘HERE, mijn God…’ Dit is fundamenteel! David bidt tot zijn God in geloof. Dit leert mij met die geloofskracht alle klachten, nood en smekingen te brengen bij ‘mijn God’.
Vertrouwen en lofprijzing (vers 5)
Een opmerkelijke verandering van toon en stemming vindt plaats. Uit de diepste ellende en wanhoop klimt het geloof omhoog en trekt de psalmist op uit het dal van verdriet en wanhoop en met zekere hoop wacht hij op Gods uitredding. Hij vertrouwt op Gods onwrikbare verbondsliefde en -trouw en weet dat de Here zal uithelpen! De droefheid in zijn hart veranderde in vreugde vanwege de verzekerde verlossing. Davids slotbelofte ‘ik zal voor de HERE zingen’ vermeldt de inhoud en reden van zijn lofprijzing: ‘Hij volbracht het voor mij…’ (vgl. Johannes 19:30).
Deze psalm is niet louter biografisch, maar bedoeld om anderen te leiden in het geestelijke leven, te helpen bij situaties van strijd en innerlijke worsteling, wanneer God zo verborgen en afwezig lijkt… Psalm 13 leert ook te midden van diepe ellende, onrust, verdriet de Here vertrouwensvol te belijden, te loven, want Jezus heeft het allergrootste aan het kruis voor mij volbracht!
Gieneke van Veen-Vrolijk
1 Het hart is het centrum van de mens, zetel van emoties, gedachten; spreken en doen komt uit het hart voort. Goede en slechte gevoelens, gedachten bepalen het handelen van de mens (vgl. Psalm 14:1).
De psalm begint als een klacht, gaat over in een gebed dat leidt tot uitdrukking van vertrouwen en loopt uit in lofprijzing...
Volgens het opschrift (vers 1) is David de auteur van deze klaagpsalm ‘voor de koorleider’, bedoeld om te worden gezongen tijdens de tempeldienst. De klacht had een duidelijke plaats in Israëls eredienst! Dit is veelzeggend. Welke plaats wordt nu ingeruimd voor de klacht in onze diensten?
Klacht (vers 2-3)
Het gedicht opent met een droeve viervoudige klacht ‘hoelang?’ Deze klaagvraag is kenmerkend voor Oudtestamentische klachten en verwoordt hier Davids innerlijke worsteling met intens trieste gevoelens en gedachten. Deze openingsklacht noemt de betrokkenen: de HERE, David, zijn vijand(en). Davids klachten zijn direct tot God gericht, want hij weet dat de Here kan helpen. Zijn klagen hoeft geen verwijt aan God in te houden, maar kan ook worden gezien als uitdrukking van de geloofsovertuiging dat de Here bij machte is in te grijpen in zijn ellendesituatie.
David voelt zich voortdurend door God vergeten, lijdt vanwege deze verlatenheid, mist Zijn aanwezigheid… Hij schreeuwt om Hem. En ik? Kun je je als christen door God verlaten voelen? Je ‘hoort’ immers te leven ‘in overvloed’, ‘in overwinning’? Over deze pijn van verlatenheid wordt liever niet gepraat, dit wordt vermeden. Maar deze beleving van vergeten, verlaten zijn bestaat wel, ook bij gelovigen zoals… David. Hij is open, eerlijk, benoemt de pijn zoals hij het voelt en beleeft. Hij lijdt ook onder donkere, sombere gedachten in zijn ziel en zorgvol verdriet in zijn hart.1 Emotionele en/of fysieke uitputting kan tot dergelijke gevoelens leiden. Bovendien is er een vijand die hem kan overwinnen. Elke christen heeft een aartsvijand, altijd paraat om aan te vallen, inspelend op ons temperament, conditie, situatie (1 Petrus 5:8).
Wanneer iemand bidt zoals David, kan dat misschien schokkend overkomen, alsof God in Zijn heiligheid wordt aangetast. Toch, als we David goed beluisteren ontdekken we dat zijn hartskreet juist duidt op een persoonlijke relatie met zijn Here. Daarom durft hij nu zijn smekingen bij Hem te brengen.
Smekingen (vers 4-5)
David uit zijn nood in een drievoudige smeekbede gericht tot God: ‘Zie, antwoord mij, verlicht mijn ogen…’ Hij meent dat God hem niet ziet, Zijn aangezicht voor hem verbergt. Daarom smeekt hij vóór alles ‘zie…’, maar hij hunkert ook naar Gods spreken en de zegen van Zijn beschijning (vgl. Numeri 6:25). David is concreet, direct, open in zijn geloofsrelatie met God en motiveert zijn smekingen met argumenten die Gods ingrijpen urgent maken: ‘opdat ik niet zal sterven en tegenstanders zich niet over mijn ondergang zullen verheugen.’
Overeenkomstig het ‘hoelang HERE…?’ onderbouwt hij nu zijn gebed met de belijdenis ‘HERE, mijn God…’ Dit is fundamenteel! David bidt tot zijn God in geloof. Dit leert mij met die geloofskracht alle klachten, nood en smekingen te brengen bij ‘mijn God’.
Vertrouwen en lofprijzing (vers 5)
Een opmerkelijke verandering van toon en stemming vindt plaats. Uit de diepste ellende en wanhoop klimt het geloof omhoog en trekt de psalmist op uit het dal van verdriet en wanhoop en met zekere hoop wacht hij op Gods uitredding. Hij vertrouwt op Gods onwrikbare verbondsliefde en -trouw en weet dat de Here zal uithelpen! De droefheid in zijn hart veranderde in vreugde vanwege de verzekerde verlossing. Davids slotbelofte ‘ik zal voor de HERE zingen’ vermeldt de inhoud en reden van zijn lofprijzing: ‘Hij volbracht het voor mij…’ (vgl. Johannes 19:30).
Deze psalm is niet louter biografisch, maar bedoeld om anderen te leiden in het geestelijke leven, te helpen bij situaties van strijd en innerlijke worsteling, wanneer God zo verborgen en afwezig lijkt… Psalm 13 leert ook te midden van diepe ellende, onrust, verdriet de Here vertrouwensvol te belijden, te loven, want Jezus heeft het allergrootste aan het kruis voor mij volbracht!
Gieneke van Veen-Vrolijk
1 Het hart is het centrum van de mens, zetel van emoties, gedachten; spreken en doen komt uit het hart voort. Goede en slechte gevoelens, gedachten bepalen het handelen van de mens (vgl. Psalm 14:1).