Psalm 11 - Schuilen bij de HERE als fundamenten instorten…

Gieneke van Veen-Vrolijk • 92 - 2016 • Uitgave: 18
In deze korte, dramatische psalm komen we David tegen als auteur en hoofdspreker (1a). Daarnaast komen tegenover elkaar gestelde groepen mensen naar voren: enerzijds de goddelozen, anderzijds de rechtvaardigen of ‘rechten’.
De psalm is uitdrukking van volledig vertrouwen in de Here in tegenstelling tot het negatieve, pessimistische advies van degenen die zien op alle slechte omstandigheden en aanraden te vluchten, met name omdat de fundamenten van alle zekerheden en orde dreigen in te storten… De psalmist antwoordt hierop als volgt.

‘Bij de Here schuil ik…’ (vers 1b)
David opent met deze krachtige geloofsbelijdenis. De toon klinkt zeker, overtuigd, vertrouwensvol. De psalmist verwoordt zijn sterke geloofsvertrouwen en stellige zekerheid dat er bij/in de Here altijd een voor aanvallers ontoegankelijke schuilplaats is. Het gaat niet om een onzeker schuilen, maar om een zeker weten en ondervinden dat men bij de Here echt veilig is in zijn liefdevolle, vaste bescherming. Dat geldt ook voor ons onder alle omstandigheden!

Schuilen of vluchten? (vers 1c-3)
David schildert de tegenstelling tussen rustig vertrouwen op de altijd veilige schuilplaats bij de Here en het angstigmakende advies te vluchten naar onzekere toevluchtsoorden (1c).
De sprekers hier kunnen vrienden van de psalmist zijn of juist tegenstanders. Zijn deze raadgevers zelf bang of klinkt hier uitdagend sarcasme, gericht op het spottend ondermijnen van Davids geloofsvertrouwen? Gaat het hier om vijandige intimidatie of om goedbedoelde, door angst ingegeven raad? Allebei is mogelijk. Maar de toch wel intimiderend, spottend klinkende oproep ‘vlucht vogel...!’ is zinloos: immers, David schuilt bij de HERE! Vanwege deze verheven, veilige positie heeft hij geen reden tot vluchten.
Het vluchtadvies is gericht tot ‘mijn ziel’, het meest diepe, innerlijke en wezenlijke van de persoon (vgl. Psalm 3:2-3), die wordt aangesproken als ‘vogel’, beeld van een kwetsbaar diertje dat slechts kan wegfladderen om zich veilig te stellen (1c).
Reden van het vluchtadvies is: goddelozen bereiden een aanval voor om de ‘rechten van hart’ te verwoesten (2). Metaforisch wordt deze dreiging beschreven als een plotselinge aanval door een in donker verborgen boogschutter. Dit alles leidt tot de pessimistische vraag wat de rechtvaardige nog kan doen in een chaotische wereld waarin geweld, misdaad, bedrog de overhand heeft en de fundamenten van het leven instorten (3).
Hierin is de psalm zeer actueel, want de fundamenten van wereldorde wankelen. De fundamenten van de samenleving – recht, gerechtigheid, waarheid – verdwijnen; normen en waarden worden afgeschreven, zekerheden vallen weg. Grondvesten van het christendom worden aangevallen: Gods heilige Woord, de christen individueel en Jezus’ Gemeente in haar geheel. Verdrukking, bedreiging, intimidatie van christenen wereldwijd, veraf, maar ook dichtbij. Christenen worden aangevallen, opgejaagd, vervolgd…
Wat kan de rechtvaardige doen? Schuilen bij de Here! (Ps.91:4; Ruth2:12b). Hierin ligt voor Gods kinderen van alle tijden een troostvolle en praktische les. Bij de Here alleen is zekerheid, rust en veiligheid…

Heerser en Rechter (vers 4-6)
Boven de chaos van ineenstortende fundamenten heerst de HERE als Koning, vanuit Zijn hemelse troon ziet en beproeft Hij de mensenkinderen (4). Niets ontgaat zijn onderzoekende blik. Met een contrasterende woordspeling – haten-liefhebben – benadrukt David Gods gerechtigheid en handelen (5). God haat niet de mensen, maar wel de slechte daden die zij liefhebben en waarop Hij als rechtvaardige Rechter reageert. Als Heerser heeft Hij alles in de hand en als Rechter zal hij de goddelozen rechtvaardig oordelen (6), zoals Hij dat eerder deed (Genesis 6:12; 11:5).

Gods Aangezicht zien… (vers 7)
De psalm eindigt met een stellige mededeling en heerlijke eeuwigheidsbelofte. David stelt dat de Here rechtvaardig is, dat is inherent aan Zijn Goddelijke natuur en daarom bemint Hij rechtvaardigheden. Op grond daarvan belooft Hij dat de ‘rechten’ zijn Aangezicht zullen aanschouwen (Openbaring 22:3-4). Hiermee worden allen die Hem eerbiedigen, dienen en volgen bedoeld. Zij, die niet vanwege eigen verdiensten, maar door geloof voor God gerechtvaardigd zijn (vgl. Romeinen 3:21-28; 5:1). David weet dat hij zo Gods aangezicht eeuwig zal zien. Met die belofte voor ogen belijdt hij te midden van alle chaos, dreiging en onzekerheden dat hij zeker is in de veilige schuilplaats bij zijn God. Deze actuele psalm leert ons, ondanks instortende fundamenten, de Here als enige zekere Toevlucht te belijden…

Gieneke van Veen-Vrolijk