Psalm 100: Dien de HERE met vreugde! Wie geeft gehoor?
Deze korte psalm is een lofprijzing en danklied, bedoeld om de gemeente op te roepen met blijdschap te komen voor Gods aangezicht, Hem te belijden en voor Hem te offeren.
Deze hymne werd gezongen tijdens het binnengaan van de tempel, door de poorten naar de voorhoven, naar de plaats van de aanwezigheid van de HERE. Om Hem daar dank- en lofoffers te brengen. Mogelijk was een liturgist aanwezig of een Levitisch koor dat de gemeente, buiten de poort, opriep te naderen. Later kreeg deze psalm ook een belangrijke plaats in de synagogale dienst. Maar ook voor ons nu klinkt deze indringende aansporing: kom!
De psalm is een uitgebreide oproep tot aanbidding met zevenmaal een gebiedende wijs. Tweemaal wordt een oproep tot aanbidding gedaan (vers 1b-2, 4) waarop tweemaal een verklaring van de inhoud en grond van de aanbidding volgt (vers 3, 5). Deze oproep is niet alleen gericht tot Israël, maar bereikt de gehele mensheid. Wie geeft gehoor?
Juich, dien, kom… (vers 1-2)
Het opschrift (vers 1a) vermeldt dat deze psalm bedoeld is voor ‘dankzegging’, ‘lofprijzing’ en ‘belijdenis’ tijdens het brengen van dank- en lofoffer. Het is de enige psalm met dit doel zo vermeld. Niet alleen Israël, als verbondsvolk van JHWH, maar de gehele aarde wordt opgeroepen voor de HERE te juichen.
De gebiedende wijs ‘juich’ is een oproep tot de HERE te naderen als tot een Koning. Hier gebruikt de psalmist het bekende beeld van onderdanen die hun koning begroeten met juichkreten en gejubel! Dit gejuich houdt in dat men Hem als Koning (h)erkent. Heel de aarde wordt opgeroepen de HERE als Soeverein te erkennen en te bejuichen, maar slechts wie hieraan gehoor geven en in relatie met Hem komen kunnen Hem ook vreugdevol dienen (vers 2a). ‘Dien’ is hier geen dode godsdienst, maar een levende metafoor! Het dienen van de HERE omvat de woorden van je mond (vers 4), de gevoelens van je hart (vers 2). Maar de HERE dienen is niet beperkt tot woorden en gevoelens, het betekent onderwerping aan Hem van je gehele zelf! De HERE dienen houdt in: Hem erkennen en belijden als Soeverein, Koning. Jezelf ‘dienaar van de HERE’ noemen betekent afhankelijkheid van en onderwerping aan Hem (vgl. Exodus 12:25 ev.; 13:5). Geen slavernij meer van afgoden. Dat is de ware, verstandelijke godsdienst (Romeinen 12:1-2). Wat betekent dat nu voor ons, voor mijzelf?
Vroege christenen in Rome die beleden ‘Jezus is Koning’, waar gold ‘Caesar is heer’, betaalden een hoge prijs voor hun keuze Jezus te belijden, het kostte veel, vaak alles… De Here Jezus, die als de lijdende Dienaar van de HERE (Jesaja 53) kwam om ons te dienen, is hierin ons voorbeeld (vgl. Mattheüs 25:35-45).
Bij ‘kom’ (vers 2c) gaat het niet om onpersoonlijk dienen, maar om persoonlijk komen, naderen voor Zijn aangezicht, Hem met gejubel ontmoeten!
Van Hem zijn wij (vers 3-4)
‘Weet’ dat de HERE God is (vers 3a). Het gaat hier om innerlijk weten en overtuigd zijn en uiterlijk erkennen en belijden dat JHWH de enige God is (Deuteronomium 4:35,39). In bijbelse tijd was deze verklaring vaak polemisch van aard: hield ontkenning van alle afgoden in. Zo kwam men met Elia op de Karmel tot de belijdenis ‘JHWH is God’ (1 Koningen 8:39). Dit mag ook mijn overtuiging en belijdenis zijn. Belijden wordt hier onderdeel van het ‘dienen’. De psalmist erkent dat de HERE ons maakte en wij daarom van Hem zijn als zijn volk en kudde.
Zo erkent hij de HERE als Schepper en Herder (vers 3b,c). Vergelijk Jesaja 43:1,15 en 44:2. Het beeld herder-kudde houdt in: we behoren Hem toe en hebben Hem nodig. Ons bestaan en leven als Zijn kudde is afhankelijk van Hem. Dit is stellige geloofsuitdrukking! Alleen de HERE heeft recht op onze erkenning en belijdenis en alleen Hij is onze lof, vertrouwen, overgave waard.
Het herhaalde ‘kom’ (vers 4) nodigt binnen te gaan in het heiligdom: de woonplaats van JHWH. Deze uitbundige oproep tot vreugde is geen hype, maar is gebaseerd op God, op Wie, wat, hoe Hij is: Hij is aanwezig in Zijn heiligdom als Koning, Redder, Herder. Toen de tempel in Jeruzalem nog aanwezig was kon men daar binnengaan. Nu, na de tempelverwoesting hebben wij door Jezus’ kruisoffer vrije toegang tot Gods hemelse woning , ja tot zijn genadetroon waar Jezus zit aan Gods rechterhand en voor ons bidt (Hebreeën 4:16; 7:25; 10:19-20). Daar mogen we komen voor Zijn aangezicht, Zijn naam loven en Hem ons dank- en lofoffer brengen (Hebreeën 13:15).
De HERE is goed, genadig en trouw (vers 5)
Het slotvers zet de enige, allesomvattende grond voor lofprijzing uiteen: JHWH is goed en Zijn goedertierenheid en trouw zijn eeuwig. ‘Goed’ is een kernbegrip herhaald en getoond bij de schepping (Genesis 1). ‘Proef en zie dat de HERE goed is’ (Psalm 34:9).
Psalm 100 ademt vreugde, is vervult met hoop en belijdt: de HERE is God en Hij is goed!
De hele aarde wordt opgeroepen om deze boodschap te erkennen en Hem vreugdevol te dienen. De psalm is een samenvatting van Gods onveranderde opdracht, met een heilig doel: komen, Hem dienen en belijden…
Gieneke van Veen-Vrolijk
Deze hymne werd gezongen tijdens het binnengaan van de tempel, door de poorten naar de voorhoven, naar de plaats van de aanwezigheid van de HERE. Om Hem daar dank- en lofoffers te brengen. Mogelijk was een liturgist aanwezig of een Levitisch koor dat de gemeente, buiten de poort, opriep te naderen. Later kreeg deze psalm ook een belangrijke plaats in de synagogale dienst. Maar ook voor ons nu klinkt deze indringende aansporing: kom!
De psalm is een uitgebreide oproep tot aanbidding met zevenmaal een gebiedende wijs. Tweemaal wordt een oproep tot aanbidding gedaan (vers 1b-2, 4) waarop tweemaal een verklaring van de inhoud en grond van de aanbidding volgt (vers 3, 5). Deze oproep is niet alleen gericht tot Israël, maar bereikt de gehele mensheid. Wie geeft gehoor?
Juich, dien, kom… (vers 1-2)
Het opschrift (vers 1a) vermeldt dat deze psalm bedoeld is voor ‘dankzegging’, ‘lofprijzing’ en ‘belijdenis’ tijdens het brengen van dank- en lofoffer. Het is de enige psalm met dit doel zo vermeld. Niet alleen Israël, als verbondsvolk van JHWH, maar de gehele aarde wordt opgeroepen voor de HERE te juichen.
De gebiedende wijs ‘juich’ is een oproep tot de HERE te naderen als tot een Koning. Hier gebruikt de psalmist het bekende beeld van onderdanen die hun koning begroeten met juichkreten en gejubel! Dit gejuich houdt in dat men Hem als Koning (h)erkent. Heel de aarde wordt opgeroepen de HERE als Soeverein te erkennen en te bejuichen, maar slechts wie hieraan gehoor geven en in relatie met Hem komen kunnen Hem ook vreugdevol dienen (vers 2a). ‘Dien’ is hier geen dode godsdienst, maar een levende metafoor! Het dienen van de HERE omvat de woorden van je mond (vers 4), de gevoelens van je hart (vers 2). Maar de HERE dienen is niet beperkt tot woorden en gevoelens, het betekent onderwerping aan Hem van je gehele zelf! De HERE dienen houdt in: Hem erkennen en belijden als Soeverein, Koning. Jezelf ‘dienaar van de HERE’ noemen betekent afhankelijkheid van en onderwerping aan Hem (vgl. Exodus 12:25 ev.; 13:5). Geen slavernij meer van afgoden. Dat is de ware, verstandelijke godsdienst (Romeinen 12:1-2). Wat betekent dat nu voor ons, voor mijzelf?
Vroege christenen in Rome die beleden ‘Jezus is Koning’, waar gold ‘Caesar is heer’, betaalden een hoge prijs voor hun keuze Jezus te belijden, het kostte veel, vaak alles… De Here Jezus, die als de lijdende Dienaar van de HERE (Jesaja 53) kwam om ons te dienen, is hierin ons voorbeeld (vgl. Mattheüs 25:35-45).
Bij ‘kom’ (vers 2c) gaat het niet om onpersoonlijk dienen, maar om persoonlijk komen, naderen voor Zijn aangezicht, Hem met gejubel ontmoeten!
Van Hem zijn wij (vers 3-4)
‘Weet’ dat de HERE God is (vers 3a). Het gaat hier om innerlijk weten en overtuigd zijn en uiterlijk erkennen en belijden dat JHWH de enige God is (Deuteronomium 4:35,39). In bijbelse tijd was deze verklaring vaak polemisch van aard: hield ontkenning van alle afgoden in. Zo kwam men met Elia op de Karmel tot de belijdenis ‘JHWH is God’ (1 Koningen 8:39). Dit mag ook mijn overtuiging en belijdenis zijn. Belijden wordt hier onderdeel van het ‘dienen’. De psalmist erkent dat de HERE ons maakte en wij daarom van Hem zijn als zijn volk en kudde.
Zo erkent hij de HERE als Schepper en Herder (vers 3b,c). Vergelijk Jesaja 43:1,15 en 44:2. Het beeld herder-kudde houdt in: we behoren Hem toe en hebben Hem nodig. Ons bestaan en leven als Zijn kudde is afhankelijk van Hem. Dit is stellige geloofsuitdrukking! Alleen de HERE heeft recht op onze erkenning en belijdenis en alleen Hij is onze lof, vertrouwen, overgave waard.
Het herhaalde ‘kom’ (vers 4) nodigt binnen te gaan in het heiligdom: de woonplaats van JHWH. Deze uitbundige oproep tot vreugde is geen hype, maar is gebaseerd op God, op Wie, wat, hoe Hij is: Hij is aanwezig in Zijn heiligdom als Koning, Redder, Herder. Toen de tempel in Jeruzalem nog aanwezig was kon men daar binnengaan. Nu, na de tempelverwoesting hebben wij door Jezus’ kruisoffer vrije toegang tot Gods hemelse woning , ja tot zijn genadetroon waar Jezus zit aan Gods rechterhand en voor ons bidt (Hebreeën 4:16; 7:25; 10:19-20). Daar mogen we komen voor Zijn aangezicht, Zijn naam loven en Hem ons dank- en lofoffer brengen (Hebreeën 13:15).
De HERE is goed, genadig en trouw (vers 5)
Het slotvers zet de enige, allesomvattende grond voor lofprijzing uiteen: JHWH is goed en Zijn goedertierenheid en trouw zijn eeuwig. ‘Goed’ is een kernbegrip herhaald en getoond bij de schepping (Genesis 1). ‘Proef en zie dat de HERE goed is’ (Psalm 34:9).
Psalm 100 ademt vreugde, is vervult met hoop en belijdt: de HERE is God en Hij is goed!
De hele aarde wordt opgeroepen om deze boodschap te erkennen en Hem vreugdevol te dienen. De psalm is een samenvatting van Gods onveranderde opdracht, met een heilig doel: komen, Hem dienen en belijden…
Gieneke van Veen-Vrolijk